ECLI:NL:RBZWB:2023:5060

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
18 juli 2023
Publicatiedatum
18 juli 2023
Zaaknummer
02/030157-22
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor ernstige gevaarzetting in het verkeer door te hard rijden en negeren van verkeersregels

Op 18 juli 2023 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die op 19 december 2021 ernstige verkeersregels heeft overtreden. De verdachte bestuurde een personenauto en gedroeg zich zodanig dat hij verschillende verkeersregels overtrad, wat leidde tot levensgevaar voor anderen. De rechtbank oordeelde dat de verdachte met snelheden tussen de 160 en 190 kilometer per uur reed, een rood verkeerslicht negeerde, gevaarlijke inhaalmanoeuvres uitvoerde, zonder noodzaak de vluchtstrook gebruikte en geen gevolg gaf aan stoptekens van de politie. De rechtbank achtte de verdachte schuldig aan het primair tenlastegelegde feit en legde een taakstraf van 100 uur op, alsook een voorwaardelijke gevangenisstraf van 1 maand met een proeftijd van 2 jaar en een rijontzegging van 6 maanden. De rechtbank hield rekening met de ernst van de feiten en de impact op de verkeersveiligheid. De uitspraak benadrukt de noodzaak van strenge handhaving van verkeersregels om de veiligheid op de weg te waarborgen.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Strafrecht
Zittingsplaats: Breda
parketnummer: 02/030157-22
vonnis van de meervoudige kamer van 18 juli 2023
in de strafzaak tegen
[verdachte]
geboren op [geboortedag] 1998 te [geboorteplaats]
wonende aan de [woonadres]
raadsman mr. Oosterveen, advocaat te Rotterdam

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 4 juli 2023, waarbij de officier van justitie, mr. M.P. de Graaf, en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is gewijzigd overeenkomstig artikel 313 van het Wetboek van Strafvordering. De tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte een personen-auto heeft bestuurd en zich zodanig heeft gedragen dat hij verschillende verkeersregels heeft geschonden, waardoor levensgevaar of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander te duchten was dan wel gevaar op die weg werd veroorzaakt.

3.De voorvragen

De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.

4.De beoordeling van het bewijs

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het primair tenlastegelegde feit heeft gepleegd en baseert zich daarbij op de bekennende verklaring van verdachte en de processen-verbaal van bevindingen.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging refereert zich voor wat betreft de bewezenverklaring aan het oordeel van de rechtbank.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1
De bijzondere overwegingen met betrekking tot het bewijs
Aangezien verdachte ten aanzien van dit feit een bekennende verklaring heeft afgelegd en ter zake daarvan geen vrijspraak is bepleit, wordt volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen als bedoeld in artikel 359, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering. De rechtbank acht dit feit wettig en overtuigend bewezen, gelet op:
  • De bekennende verklaring van verdachte afgelegd ter zitting van 4 juli 2023;
  • Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 19 december 2021 (pagina 10-11 van het eindproces-verbaal);
  • Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 15 januari 2022 (pagina 4-7 van het eindproces-verbaal rijbewijs).
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
primair
op 19 december 2021 in Nederland, als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto), daarmee rijdende op de weg, te weten de A29 en/of A4 en/of A59, opzettelijk zich zodanig heeft gedragen dat de verkeersregels in ernstige mate werden geschonden door:
- voortdurend met een veel te hoge snelheid te rijden en telkens de maximum toegestane snelheid in aanzienlijke mate te overschrijden en
- door rood licht te rijden en meermalen gevaarlijk in te halen en rechts in te halen en
- meermalen zonder noodzaak gebruik te maken van de vluchtstrook en
- meermalen verkeersaanwijzingen van daartoe op grond van de Wegenverkeerswet 1994 bevoegde personen niet op te volgen, namelijk door meermalen geen gevolg te geven aan door politieambtenaren gegeven stop- en volgtekens door welke verkeersgedragingen van verdachte levensgevaar of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor anderen te duchten was.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

5.De strafbaarheid

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Dit levert het in de beslissing genoemde strafbare feit op.
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.

6.De strafoplegging

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie vordert aan verdachte op te leggen een gevangenisstraf van drie weken met daarnaast een ontzegging van de rijbevoegdheid van zes maanden.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft verzocht rekening te houden met artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht en een voorwaardelijke gevangenisstraf in combinatie met een taakstraf op te leggen. Indien de rechtbank een voorwaardelijke gevangenisstraf niet noodzakelijk acht dan verzoekt de verdediging te volstaan met het opleggen van alleen een taakstraf. Voorts verzoekt de verdediging bij de oplegging van een ontzegging van de rijbevoegdheid rekening te houden met de sollicitatiemogelijkheden van verdachte. Wellicht behoort oplegging van een voorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid tot de mogelijkheden.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Verdachte heeft zich op 19 december 2021 schuldig gemaakt aan ernstige gevaarzetting in het verkeer. Nadat verbalisanten hem een stopteken gaven, is hij er op een volstrekt onbezonnen wijze vandoor gegaan en heeft hij er alles aan gedaan om aan de verbalisanten te ontkomen. Verdachte heeft daarbij met snelheden tussen de 160 en 190 kilometer per uur gereden, een rood uitstralend verkeerslicht genegeerd, verschillende gevaarlijke inhaal-manoeuvres verricht, zonder noodzaak gebruik gemaakt van de vluchtstrook en geen gevolg gegeven aan stoptekens van de politie.
Tijdens deze dollemansrit heeft verdachte niet alleen zijn eigen veiligheid, maar ook de veiligheid van de overige weggebruikers in ernstige mate in gevaar gebracht. Het mag een wonder heten dat er geen verkeersongevallen hebben plaatsgevonden. De achtervolging heeft maar liefst 16 minuten geduurd, waarbij 48 kilometer is afgelegd. Tegen die achtergrond baart het de rechtbank zorgen dat verdachte ter zitting heeft verklaard dat hij de rit “een beetje” als dollemansrit ziet.
De rechtbank houdt bij de bepaling van de strafmaat voorts rekening met straffen die in vergelijkbare gevallen worden opgelegd en het feit dat artikel 63 Wetboek van Strafrecht van toepassing is. In deze omstandigheden ziet de rechtbank aanleiding om een andere straf op te leggen dan door de officier van justitie is gevorderd. Alles afwegende acht de recht-bank een taakstraf voor de duur van 100 uur subsidiair 50 dagen hechtenis passend en geboden. Daarnaast wordt een ontzegging van de bevoegdheid om motorrijtuigen te besturen opgelegd voor de duur van 6 maanden. Hoewel de rechtbank begrip heeft voor het feit dat verdachte zijn rijbewijs nodig heeft voor het vinden van een nieuwe baan, is de gevaarzetting in deze zaak zodanig groot geweest, dat de rechtbank geen ruimte ziet om deze sanctie voorwaardelijk op te leggen. Ten slotte zal de rechtbank een voorwaardelijke gevangenisstraf opleggen van 1 maand met een proeftijd van 2 jaar. Met deze straf wil de rechtbank enerzijds de ernst van het feit benadrukken en anderzijds verdachte ervan weerhouden om in de toekomst wederom strafbare feiten te plegen.

7.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c en 63 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 5, 177 en 179 van de Wegenverkeerswet 1994 zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

8.De beslissing

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het tenlastegelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;

Strafbaarheid

- verklaart dat het bewezenverklaarde het volgende strafbare feit oplevert:
Primair:
Overtreding van artikel 5a van de Wegenverkeerswet 1994;
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot
een taakstraf van 100 uren;
- beveelt dat indien verdachte de taakstraf niet naar behoren verricht,
vervangende hechteniszal worden toegepast van
50 dagen;
- veroordeelt verdachte tot
een gevangenisstraf van één maand voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar;
- bepaalt dat deze straf niet ten uitvoer wordt gelegd, tenzij de rechter tenuitvoerlegging gelast, omdat verdachte voor het einde van de proeftijd de hierna vermelde voorwaarden niet heeft nageleefd;
- stelt als
algemene voorwaardedat verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
Bijkomende straffen
- veroordeelt verdachte tot
een ontzegging van de bevoegdheid om motorrijtuigen te besturen van zes maanden.
Dit vonnis is gewezen door mr. D.L.J. Martens, voorzitter, mr. E.B. Prenger en mr. K. Verschueren, rechters, in tegenwoordigheid van K. de Klerk-Van Rijs, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 18 juli 2023.
De voorzitter en de griffier zijn niet in de gelegenheid om het vonnis mede te ondertekenen.