ECLI:NL:RBZWB:2023:5056
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen besluit CBR over niet-ontvankelijkheid wegens niet-betaling griffierecht
In deze uitspraak beslist de Rechtbank Zeeland-West-Brabant over het beroep van eiser tegen het bestreden besluit van het Centraal Bureau Rijvaardigheidsbewijzen (CBR) van 9 maart 2023. Dit besluit verklaart het bezwaar van eiser tegen een eerder besluit van 15 december 2022 ongegrond, waarbij het CBR een cursus over verantwoord rijgedrag oplegt. De rechtbank oordeelt dat het beroep kennelijk niet-ontvankelijk is, omdat het griffierecht niet is betaald en het niet betalen niet verontschuldigbaar is. De rechtbank doet uitspraak zonder zitting, zoals mogelijk gemaakt door artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
De rechtbank legt uit dat iemand die beroep instelt, verplicht is het griffierecht te betalen, dat in deze zaak € 184,- bedraagt. De griffier heeft eiser herhaaldelijk gewezen op de verplichting tot betaling en de termijnen waarbinnen dit moest gebeuren. Ondanks deze waarschuwingen heeft eiser het griffierecht niet tijdig betaald. De rechtbank concludeert dat er geen goede reden is gegeven voor het niet tijdig betalen van het griffierecht, waardoor het beroep niet-ontvankelijk wordt verklaard. Dit betekent dat de rechtbank het beroep niet inhoudelijk beoordeelt en het bestreden besluit van het CBR in stand blijft. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.
De uitspraak is gedaan door mr. J. van Alphen, rechter, in aanwezigheid van mr. M.R. Jouvenaar, griffier, op 14 juli 2023. De uitspraak is openbaar gemaakt via geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl. Partijen hebben de mogelijkheid om binnen zes weken na verzending van de uitspraak een verzetschrift in te dienen als zij het niet eens zijn met de uitspraak.