ECLI:NL:RBZWB:2023:5029

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
14 juli 2023
Publicatiedatum
17 juli 2023
Zaaknummer
AWB- 22_5429
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van een aanvraag om uitkering uit het Schadefonds Geweldsmisdrijven na afwijzing door het Schadefonds

In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 14 juli 2023, wordt het beroep van eiseres tegen de afwijzing van haar aanvraag om een uitkering uit het Schadefonds Geweldsmisdrijven beoordeeld. Eiseres, vertegenwoordigd door mr. M. Blommers, had op 3 maart 2021 een aanvraag ingediend omdat zij in de periode van 1 oktober 2014 tot 1 november 2014 slachtoffer was van een zedenmisdrijf en bedreiging met geweld. Het Schadefonds had haar aanvraag op 4 augustus 2021 afgewezen en dit besluit werd in het bestreden besluit van 10 oktober 2022 gehandhaafd.

De rechtbank heeft op 26 mei 2023 de zaak behandeld, waarbij zowel de gemachtigde van eiseres als die van het Schadefonds aanwezig waren. Eiseres voerde aan dat er voldoende objectieve informatie was om haar slachtofferschap te onderbouwen en dat het onderzoek van het Schadefonds onzorgvuldig en vooringenomen was. De rechtbank oordeelt echter dat het beroep ongegrond is. Ze stelt vast dat het Schadefonds terecht heeft geoordeeld dat de door eiseres ingebrachte stukken onvoldoende duidelijkheid gaven over de omstandigheden van het misdrijf.

De rechtbank benadrukt dat slachtoffers van geweldsmisdrijven in aanmerking kunnen komen voor een uitkering, maar dat er aan bepaalde vereisten moet worden voldaan. De rechtbank concludeert dat het Schadefonds niet in strijd heeft gehandeld met haar eigen beleidsregels en dat er geen noodzaak was voor een medisch adviseur om de aangeleverde informatie te duiden. De uitspraak houdt in dat het bestreden besluit in stand blijft, en eiseres krijgt het griffierecht niet terug, noch is er aanleiding voor een proceskostenvergoeding.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Zittingsplaats Breda
Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 22/5429 WSG

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 14 juli 2023 in de zaak tussen

[naam eiseres] , uit [plaatsnaam] , eiseres

(gemachtigde: mr. M. Blommers),
en

Commissie Schadefonds Geweldsmisdrijven, (het Schadefonds)

(gemachtigde: mr. Y. Pieters).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen het besluit van het Schadefonds op de aanvraag van eiseres om uitkering uit het Schadefonds geweldsmisdrijven (het fonds).
1.2
Eiseres heeft op 3 maart 2021 een aanvraag om een uitkering [1] uit het fonds gedaan omdat zij in de periode tussen 1 oktober 2014 en 1 november 2014 slachtoffer is geweest van een zedenmisdrijf en bedreiging met geweld.
1.3
Het Schadefonds heeft deze aanvraag met het besluit van 4 augustus 2021 (primair besluit) afgewezen. Met het bestreden besluit van 10 oktober 2022 op het bezwaar van eiseres heeft het Schadefonds haar bezwaren ongegrond verklaard en de afwijzing gehandhaafd.
1.4
Het Schadefonds heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.5
De rechtbank heeft het beroep op 26 mei 2023 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: de gemachtigde van eiseres en de gemachtigde van het Schadefonds.
1.6
De rechtbank heeft de uitspraaktermijn verlengd.

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank beoordeelt de afwijzing door het Schadefonds van een uitkering uit het fonds aan eiseres. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eiseres.
3. Eiseres heeft – samengevat – in beroep het volgende aangevoerd. Er is voldoende objectieve informatie aanwezig om aan te nemen dat zij slachtoffer is geweest van een zedenmisdrijf. Het onderzoek van het Schadefonds in bezwaar is onzorgvuldig, vooringenomen en onvoldoende deskundig geweest. Het Schadefonds heeft in strijd met haar eigen beleidsregels en jurisprudentie gehandeld. Bovendien had het Schadefonds voor de beoordeling van de medische stukken een medisch onderlegde deskundige in moeten schakelen.
4. De rechtbank is van oordeel dat het beroep ongegrond is. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Wat doet het fonds?
5. Slachtoffers van een geweldsmisdrijf kunnen in aanmerking komen voor een uitkering uit het fonds. Deze financiële tegemoetkoming in de schade is een uiting van solidariteit van de samenleving met het slachtoffer en met die tegemoetkoming is het idee dat ook erkenning wordt gegeven aan zijn/haar slachtofferschap. [2] De Commissie Schadefonds geweldsmisdrijven is de uitvoeringsorganisatie die de aanvragen beoordeelt en zorgt voor de uitkeringen. [3]
Hoe worden aanvragen beoordeeld?
6. Om in aanmerking te kunnen komen voor een uitkering uit het fonds, moet een aanvrager aan een aantal vereisten voldoen. Het Schadefonds heeft dit in de Beleidsbundel nader uitgewerkt. Allereerst wordt beoordeeld of het geweldsmisdrijf aannemelijk is. Dit doet het Schadefonds door te kijken naar de onderbouwing van de toedracht van het geweldsmisdrijf, de aanleiding voor het geweldsmisdrijf en de omstandigheden waaronder het geweldsmisdrijf heeft plaatsgevonden. Pas als het Schadefonds de aannemelijkheid voldoende vindt vaststaan, wordt gekeken of er sprake is van psychisch en/of lichamelijk letsel. Wanneer aanvragen onvoldoende onderbouwd zijn – en de aanvraag om een uitkering als gevolg daarvan wordt afgewezen – kan dat als onbedoeld en onterecht neveneffect hebben dat het slachtoffer het gevoel krijgt dat hij/zij niet geloofd wordt. Dat is niet de intentie van Schadefonds. In de Beleidsbundel [4] heeft het Schadefonds daarover opgenomen dat een afwijzing niet betekent dat het Schadefonds het slachtoffer niet gelooft: de aanvraag wordt afgewezen omdat de opgave van het slachtoffer onvoldoende is onderbouwd met objectieve aanwijzingen.
Heeft eiseres met de door haar ingebrachte stukken voldoende duidelijk gemaakt wat de toedracht van het geweldmisdrijf is, wat de aanleiding ervoor was en onder welke omstandigheden het plaatsvond?
7. De rechtbank stelt vast dat eiseres een advies van psychiater [naam psychiater] , medische informatie van diverse specialisten, diverse verklaringen van anderen, een proces-verbaal van melding bij de zedenpolitie en informatie over aangiftebereidheid bij zedenmisdrijven heeft overgelegd. Zij stelt zich daarbij op het standpunt dat deze informatie tezamen voldoende objectieve aanwijzingen bevatten om de aannemelijkheid van het haar overkomen misdrijf te onderbouwen.
8. Naar het oordeel van de rechtbank heeft het schadefonds kunnen beslissen dat met de door eiseres ingebrachte stukken niet voldoende duidelijk is geworden onder welke omstandigheden het misdrijf heeft plaatsgevonden.
De rechtbank overweegt daarbij dat het Schadefonds bewijsbeleidsregels mag vaststellen [5] , waaraan slachtoffers moeten voldoen als zij in aanmerking willen komen voor een financiële tegemoetkoming uit het fonds. Het is ook niet onredelijk dat het Schadefonds naar objectieve informatie vraagt waaruit aannemelijk wordt dat wat in de aanvraag staat dat gebeurd is, ook daadwerkelijk gebeurd is.
In het geval van eiseres blijft – voornamelijk vanwege het tijdsverloop tussen het moment waarop het geweldsmisdrijf heeft plaatsgevonden en het moment van het doen van de aanvraag – onduidelijkheid bestaan over de omstandigheden waaronder het misdrijf heeft plaatsgevonden. Zo is onduidelijk wat de exacte datum en locatie waren waarop het misdrijf heeft plaatsgevonden. Het Schadefonds heeft er verder terecht betekenis aan gehecht dat de informatie over het misdrijf die is vermeld in de overgelegde medische stukken van haar behandelaars ook afkomstig is van eiseres. Er is geen medische informatie overgelegd, die voor wat betreft hetgeen eiseres is overkomen, objectieve informatie uit een andere bron dan eiseres geeft.
Dat houdt, anders dan eiseres blijkens de stukken meent, geen verwijt in aan eiseres, het leidde het Schadefonds slechts tot het oordeel dat er geen objectieve informatie uit een andere bron is overgelegd.
Ook de informatie in de verklaringen van haar zoon, echtgenoot en familieleden is gebaseerd op informatie die eiseres met hen lang na het misdrijf, daarover heeft gedeeld. Dan blijft enkel de verklaring van de buurvrouw over. Deze verklaring bevat geen verwijzing naar het misdrijf en is daarom onvoldoende specifiek om als objectieve informatie over het misdrijf en de toedracht ervan te kunnen dienen.
Het is de rechtbank niet gebleken dat het Schadefonds bij de beoordeling van de aanvraag van eiseres gehandeld heeft in strijd met haar eigen beleidsregels.
Had het Schadefonds dan een medisch adviseur moeten inschakelen om de door eiseres aangeleverde informatie medisch te duiden?
9. Het antwoord daarop is naar het oordeel van de rechtbank nee. Er is geen advies van een medisch adviseur nodig om de conclusie te kunnen trekken dat in alle aangeleverde medische informatie de informatie over de gebeurtenis van eiseres zelf afkomstig is.
Was er bij het onderzoek in bezwaar sprake van onzorgvuldigheid, vooringenomenheid of onvoldoende deskundigheid?
10. Naar het oordeel van de rechtbank heeft het onderzoek in bezwaar voldoende zorgvuldig plaatsgevonden. De rechtbank heeft geen aanwijzingen van vooringenomenheid of ondeskundigheid gezien.
Het is niet onlogisch dat een lid van het Schadefonds, als hij een bezwaarmaker hoort, vraagt of er aanvullend bewijs is of waarom dat er misschien niet is.
Ter zitting heeft de gemachtigde van het Schadefonds wel erkend dat de toonzetting van de tijdens de hoorzitting gestelde vragen ongelukkig was. In die toonzetting heeft eiseres de veronderstelling gehoord dat het raar is dat zij geen aangifte heeft gedaan. De rechtbank hecht er waarde aan op te merken dat die veronderstelling onjuist is; zeker bij zedenmisdrijven is het niet ongebruikelijk dat niet onmiddellijk of zelfs helemaal geen aangifte wordt gedaan. Dat neemt niet weg dat vragen over ander bewijs dat de aanvraag van eiseres kan ondersteunen wel gesteld dienden te kunnen worden.

Conclusie en gevolgen

11. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat het bestreden besluit in stand blijft. Eiseres krijgt het griffierecht niet terug. Er is ook geen aanleiding voor een proceskostenvergoeding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R.P. Broeders, rechter, in aanwezigheid van drs. A. Lemaire, griffier, op 14 juli 2023 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op rechtspraak.nl.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.

Voetnoten

1.Als bedoelt in artikel 3, derde lid, van de Wet schadefonds geweldsmisdrijven.
2.Zie ook (pagina 4 van)de Beleidsbundel Schadefonds Geweldsmisdrijven.
3.Artikel 8, eerste lid, van de Wet schadefonds geweldsmisdrijven.
4.Beleidsbundel pagina 6 en 7.
5.Die bewijsbeleidsregels zijn opgenomen in de Beleidsbundel.