ECLI:NL:RBZWB:2023:5023

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
14 juli 2023
Publicatiedatum
17 juli 2023
Zaaknummer
AWB- 22_2447
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling in proceskosten na intrekking beroep inzake WIA-uitkering

In deze zaak heeft verzoeker beroep ingesteld tegen een besluit van het UWV van 31 maart 2021, waarin de toekenning van een loongerelateerde uitkering op grond van de WIA werd vastgesteld. Verzoeker was het niet eens met de mate van arbeidsongeschiktheid die door het UWV was vastgesteld, namelijk 62,04% in plaats van de door hem gewenste 75,96%. Op 18 april 2023 heeft het UWV het eerdere besluit gewijzigd en vastgesteld dat verzoeker met ingang van 15 juni 2021 volledig en duurzaam arbeidsongeschikt is voor de WIA. Hierop heeft verzoeker zijn beroep ingetrokken, maar verzocht om veroordeling van het UWV in de proceskosten.

Het UWV heeft ingestemd met de veroordeling in de proceskosten, conform het Besluit proceskosten bestuursrecht. De rechtbank heeft, op basis van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht, besloten om de behandeling van het verzoek ter zitting achterwege te laten. De rechtbank heeft vastgesteld dat het UWV aan verzoeker is tegemoetgekomen en heeft het UWV veroordeeld in de proceskosten tot een bedrag van € 837,00, gebaseerd op de door een derde verleende rechtsbijstand. Daarnaast heeft de rechtbank opgemerkt dat het UWV het griffierecht van € 50,00 aan verzoeker dient te vergoeden, maar dat hiervoor geen aparte veroordeling nodig is.

De uitspraak is gedaan door rechter R.P. Broeders, in aanwezigheid van griffier R.V. van Vliet, op 14 juli 2023. De uitspraak is openbaar gemaakt via geanonimiseerde publicatie op de website van de rechtspraak. Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken verzet worden gedaan bij de rechtbank.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 22/2447 WIA
uitspraak van 14 juli 2023 van de enkelvoudige kamer op het verzoek om veroordeling in de proceskosten in de zaak tussen

[naam verzoeker] , te [plaatsnaam] , verzoeker,

gemachtigde: mr. P. J. van der Meulen,
en
de raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen(UWV; kantoor Eindhoven), verweerder.

Procesverloop

Verzoeker heeft beroep ingesteld tegen het besluit van 31 maart 2021 (bestreden besluit) van het UWV inzake de toekenning van een loongerelateerde uitkering op grond van de Werkhervatting Gedeeltelijk Arbeidsgeschikten (WGA) in het kader van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (WIA) van 15 juni 2021 tot en met 15 juli 2021 naar een mate van arbeidsongeschiktheid van niet 75,96%, maar 62,04%.
Bij besluit van 18 april 2023 heeft het UWV het bestreden besluit gewijzigd in die zin dat verzoeker met ingang van 15 juni 2021 volledig en duurzaam arbeidsongeschikt is voor de WIA.
Vervolgens heeft verzoeker het beroep ingetrokken, met het verzoek het UWV te veroordelen in de proceskosten. Het UWV heeft bij brief van 13 juni 2023 desgevraagd ingestemd met een veroordeling in de proceskosten met inachtneming van het besluit proceskosten bestuursrecht.
De rechtbank heeft, met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), een behandeling van het verzoek ter zitting achterwege gelaten.

Overwegingen

1. Op grond van artikel 8:75a, eerste lid, van de Awb kan de rechtbank, indien het beroep wordt ingetrokken omdat het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het beroepschrift is tegemoetgekomen, het bestuursorgaan veroordelen in de proceskosten.
2. Naar het oordeel van de rechtbank blijkt uit het besluit van 18 april 2023 dat het UWV aan verzoeker is tegemoetgekomen. Hierin ziet de rechtbank aanleiding het UWV te veroordelen in de door verzoeker gemaakte proceskosten.
Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 837,00 (1 punt voor het indienen van het beroepschrift, met een waarde per punt van € 837,00 en een wegingsfactor 1).
3. De rechtbank overweegt ten overvloede dat het UWV op grond van artikel 8:41, zevende lid, van de Awb het griffierecht van € 50,00 aan verzoeker dient te vergoeden, zodat een veroordeling daartoe niet nodig is.

Beslissing

De rechtbank veroordeelt het UWV in de proceskosten van verzoeker tot een bedrag van € 837,00.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R.P. Broeders, rechter, in aanwezigheid van R.V. van Vliet, griffier, op 14 juli 2023 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan verzet worden gedaan bij de rechtbank.