ECLI:NL:RBZWB:2023:5010

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
14 juli 2023
Publicatiedatum
14 juli 2023
Zaaknummer
02-031306-22
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Medeplegen van oplichting en diefstal met valse sleutel in het kader van helpdeskfraude

Op 14 juli 2023 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant in Middelburg uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van medeplegen van oplichting en diefstal met valse sleutel. De zaak werd inhoudelijk behandeld op 30 juni 2023, waarbij de verdachte niet aanwezig was, maar zijn raadsman wel. De officier van justitie, mr. Y.E.Y. Vermeulen, presenteerde de aanklacht, die betrekking had op het oplichten van negen personen en het stelen van geld door middel van valse sleutels. De verdachte zou in de periode van 27 juli 2021 tot en met 2 september 2021 samen met anderen deze feiten hebben gepleegd.

De rechtbank oordeelde dat de dagvaarding geldig was en dat de rechtbank bevoegd was om de zaak te behandelen. De officier van justitie achtte de feiten wettig en overtuigend bewezen, en de verdediging was van mening dat de feiten ook bewezen konden worden. De rechtbank concludeerde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan de tenlastegelegde feiten, waarbij hij zich voordeed als bankmedewerker en oudere slachtoffers telefonisch benaderde om hun bankpassen en scanners af te geven. Vervolgens heeft hij met de afhandig gemaakte bankpassen grote geldbedragen van de rekeningen van deze slachtoffers gepind.

De rechtbank legde de verdachte een gevangenisstraf op van 101 dagen, waarvan 90 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar, en een geldboete van € 3.600,-, met vervangende hechtenis bij niet-betaling. Daarnaast werd de verdachte aansprakelijk gesteld voor de schadevergoeding aan een benadeelde partij, die € 500,- aan immateriële schade vorderde. De rechtbank oordeelde dat de vordering van de benadeelde partij voldoende onderbouwd was en wees deze toe, inclusief de wettelijke rente.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Strafrecht
Zittingsplaats: Middelburg
parketnummer: 02/031306-22
vonnis van de meervoudige kamer van 14 juli 2023
in de strafzaak tegen
[verdachte01] ,
geboren op [geboortedatum01] 2002 te [geboorteplaats01] ,
wonende te [adres01] ( [land01] ),
raadsman mr. G. Veen, advocaat te ’s-Heer Arendskerke.

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 30 juni 2023. Verdachte is niet verschenen. Wel is verschenen zijn gemachtigde raadsman. De officier van justitie mr. Y.E.Y. Vermeulen en de verdediging hebben hun standpunten kenbaar gemaakt.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
1. zich in de periode van 27 juli 2021 tot en met 2 september 2021 samen met een ander of anderen schuldig heeft gemaakt aan oplichting van 9 personen;
2. zich in de periode van 27 juli 2021 tot en met 2 september 2021 samen met een ander of anderen schuldig heeft gemaakt aan diefstal van geld door te pinnen met bankpassen met bijbehorende pincode van 9 personen.

3.De voorvragen

De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.

4.De beoordeling van het bewijs

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de aan hem ten laste gelegde feiten heeft begaan.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging is van mening dat de aan verdachte ten laste gelegde feiten wettig en overtuigend bewezen kunnen worden verklaard.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1
Het bewijs
Wanneer hierna wordt verwezen naar een paginanummer, wordt - tenzij anders vermeld - bedoeld een pagina van het eindproces-verbaal van de Politie Eenheid Zeeland-West-Brabant, registratienummer PL2000-2021236315, opgemaakt in wettelijke vorm door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren en doorgenummerd van pagina 1 tot en met 169.
Ten aanzien van feit 1
Aangezien verdachte ten aanzien van dit feit een bekennende verklaring heeft afgelegd en ter zake daarvan geen vrijspraak is bepleit, zal worden volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen als bedoeld in artikel 359, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering en acht de rechtbank het feit wettig en overtuigend bewezen, gelet op:
- het proces-verbaal aangifte [benadeelde01] van 31 augustus 2021, pagina 16 tot en met 18 van het eindproces-verbaal;
- het proces-verbaal aangifte [benadeelde02] van 6 september 2021, pagina 28 tot en met 30 van het eindproces-verbaal;
- het proces-verbaal aangifte [benadeelde03] van 2 september 2021, pagina 40 tot en met 42 van het eindproces-verbaal;
- het proces-verbaal aangifte [benadeelde04] van 4 september 2021, pagina 43 tot en met 45 van het eindproces-verbaal;
- het proces-verbaal aangifte [benadeelde05] van 3 september 2021, pagina 56 tot en met 58 van het eindproces-verbaal;
- het proces-verbaal aangifte [benadeelde06] van 2 augustus 2021, pagina 64 en 65 van het eindproces-verbaal;
- het proces-verbaal aangifte [benadeelde07] van 2 augustus 2021, pagina 73 tot en met 75 van het eindproces-verbaal;
- het proces-verbaal aangifte [benadeelde08] van 26 augustus 2021, pagina 94 en 95 van het eindproces-verbaal;
- het proces-verbaal [benadeelde09] van 2 september 2021, pagina 109 tot en met 111 van het eindproces-verbaal;
- de bekennende verklaring van verdachte, afgelegd bij de politie op 14 februari 2022 en vastgelegd in een los proces-verbaal van verhoor verdachte, blad 1 tot en met 6.
Ten aanzien van feit 2
Aangezien verdachte ten aanzien van dit feit een bekennende verklaring heeft afgelegd en ter zake daarvan geen vrijspraak is bepleit, zal worden volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen als bedoeld in artikel 359, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering en acht de rechtbank het feit wettig en overtuigend bewezen, gelet op:
- het proces-verbaal aangifte [benadeelde01] van 31 augustus 2021, pagina 16 tot en met 18 van het eindproces-verbaal;
- het proces-verbaal van bevindingen van 6 september 2021 en de fotobijlage, pagina 22 tot en met 27 van het eindproces-verbaal;
- het proces-verbaal aangifte [benadeelde02] van 6 september 2021, pagina 28 tot en met 30 van het eindproces-verbaal;
- het proces-verbaal van bevindingen van 7 september 2021 en de fotobijlage, pagina 35 tot en met 38 van het eindproces-verbaal;
- het proces-verbaal aangifte [benadeelde03] van 2 september 2021, pagina 40 tot en met 42 van het eindproces-verbaal;
- het proces-verbaal aangifte [benadeelde04] van 4 september 2021, pagina 43 tot en met 45, en bijgevoegd bankafschrift, pagina 46 van het eindproces-verbaal;
- het proces-verbaal van bevindingen van 7 september 2021 en de fotobijlage, pagina 47 tot en met 54 van het eindproces-verbaal;
- het proces-verbaal aangifte [benadeelde05] van 3 september 2021, pagina 56 tot en met 58 van het eindproces-verbaal;
- het proces-verbaal van bevindingen van 8 september 2021, pagina 59, en bijgevoegd rekeningafschrift, pagina 60 van het eindproces-verbaal;
- het proces-verbaal aangifte [benadeelde06] van 2 augustus 2021, pagina 64 en 65 van het eindproces-verbaal;
- het proces-verbaal van bevindingen van 3 augustus 2021, pagina 66 van het
eindproces-verbaal;
- het proces-verbaal van bevindingen van 30 september 2021 en de fotobijlage, pagina 67 tot en met 72 van het eindproces-verbaal;
- het proces-verbaal aangifte [benadeelde07] van 2 augustus 2021, pagina 73 tot en met 75, en bijgevoegd rekeningafschrift, pagina 78 van het eindproces-verbaal;
- het verslag beeldverwerking van 24 augustus 2021, pagina 80 tot en met 86 van het eindproces-verbaal;
- het proces-verbaal aangifte [benadeelde08] van 26 augustus 2021, pagina 94 en 95 van het eindproces-verbaal;
- het proces-verbaal van bevindingen van 28 september 2021 en de fotobijlage, pagina 99 tot en met 108 van het eindproces-verbaal;
- het proces-verbaal [benadeelde09] van 2 september 2021, pagina 109 tot en met 111 van het eindproces-verbaal;
- de bekennende verklaring van verdachte, afgelegd bij de politie op 14 februari 2022 en vastgelegd in een los proces-verbaal van verhoor verdachte, blad 1 tot en met 6.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
1.
op tijdstippen in de periode van 27 juli 2021 tot en met 2 september 2021, in Nederland,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, telkens met het oogmerk om zich en (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen, door het aannemen van een valse naam, een valse hoedanigheid, door listige kunstgrepen en door een samenweefsel van verdichtsels,
meerdere personen, te weten
[benadeelde01] en
[benadeelde02] en
[benadeelde03] en
[benadeelde04] en
[benadeelde05] en
[benadeelde06] en
[benadeelde07] en
[benadeelde08] en
[benadeelde09]
heeft bewogen tot de afgifte van bankpassen en/of scanners
door (telkens)
- voornoemde personen te bellen en zich voor te doen als
een bankmedewerkster (van de afdeling helpdesk fraude), en/of
- in een telefoongesprek mee te delen dat er geprobeerd was geld over te maken van
de rekening van voornoemde personen en/of
- doen voorkomen dat er (zogenaamd anoniem) een (nieuwe) pincode moest
worden ingesproken en/of
- opdracht te geven aan die voornoemde personen om de bankpas en/of scanner in
een envelop te stoppen en/of daarbij een code te geven en/of
- aan te geven dat de envelop zou worden opgehaald door een koerier/medewerker
van de bank die de code zou noemen en/of
- mede te delen dat daarna een nieuwe bankpas zou worden verstrekt en/of
- vervolgens naar het adres van voornoemde personen te gaan
en zich voor te doen als zijnde de koerier/bankmedewerker die een envelop komt
ophalen;
2.
in de periode van 27 juli 2021 tot en met 2 september 2021, te
Heinkenszand en Kortgene en Goes en Krabbendijke en Hulst en
Appelscha en Noordwijkerhout en Amersfoort en Meppel,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, via
een pintransactie bij een geldautomaat of geldbetaalautomaat:
- een geldbedrag van € 5.000,-, toebehorende aan [benadeelde01] en
- een geldbedrag van € 5.000,-, toebehorende aan [benadeelde02] en
- een geldbedrag van € 9.500,-, toebehorende aan [benadeelde03] en
- een geldbedrag van € 5.000,-, toebehorende aan [benadeelde04] en
- een geldbedrag, toebehorende aan [benadeelde05] en
- een geldbedrag van € 1.250,-, toebehorende aan [benadeelde06] en
- een geldbedrag van € 5.000,-, toebehorende aan [benadeelde07] en
- een geldbedrag van € 5.000,-, toebehorende aan [benadeelde08] en
- een geldbedrag van € 5.090,-, toebehorende aan [benadeelde09]
heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen,
terwijl verdachte telkens die weg te nemen geldbedragen onder zijn bereik heeft gebracht door middel van een valse sleutel, te weten door te pinnen met bankpassen op naam van
voornoemde personen met bijbehorende pincode.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

5.De strafbaarheid

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Dit levert de in de beslissing genoemde strafbare feiten op.
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.

6.De strafoplegging

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie vordert aan verdachte op te leggen een gevangenisstraf voor de duur van 101 dagen met aftrek van het voorarrest, waarvan 90 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar. Daarnaast vordert hij aan verdachte op te leggen een geldboete van
€ 3.600,- bij niet betalen te vervangen door 45 dagen hechtenis.
6.2
Het standpunt van de verdediging
In het kader van de strafmaat wijst de verdediging erop dat verdachte een schuldbewuste houding heeft aangenomen en openheid van zaken heeft gegeven. Zij verzoekt bij een strafoplegging rekening te houden met de persoonlijke omstandigheden van verdachte. Momenteel heeft verdachte een baan, maar zijn werkgever is van plan om de werkzaamheden te beëindigen, waardoor verdachte in een uitkeringssituatie terecht zal komen. Verder draagt hij nog steeds de zorg voor zijn jongste broertje en verwachten verdachte en zijn vriendin in december van dit jaar ouders te worden.
Voor wat betreft de door de officier van justitie gevorderde gevangenisstraf refereert de verdediging zich aan het oordeel van de rechtbank. Dat ligt anders voor wat betreft de gevorderde geldboete, nu de financiële situatie van verdachte – gelet op de dreigende uitkeringssituatie – niet rooskleurig zal zijn en oplegging van een geldboete dan ook tot een vrijheidsstraf zal leiden, hetgeen een forse straf zal zijn.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
De aard en ernst van de feiten
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het medeplegen van oplichting van 9 oudere personen, waarbij hij – nadat zij telefonisch door een bankmedewerkster waren benaderd om hun bankpassen en scanners af te geven – naar het adres van deze personen is gegaan en zich heeft voorgedaan als koerier of bankmedewerker die hun bankpassen (veelal) met scanners kwam ophalen. Daarnaast heeft hij zich schuldig gemaakt aan het medeplegen van diefstal met een valse sleutel, door met de afhandig gemaakte bankpassen en bijbehorende pincodes van dezelfde 9 personen grote geldbedragen van hun rekening te pinnen. Verdachte heeft met zijn handelen het vertrouwen in de medemens en de autoriteiten, van wie oudere mensen in toenemende mate afhankelijk zijn, in ernstige mate geschaad. Hij heeft zich kennelijk alleen laten leiden door zijn zucht naar financieel gewin en niet stilgestaan bij de gevolgen voor de slachtoffers. De rechtbank rekent dit verdachte aan.
In het voordeel van verdachte weegt de rechtbank mee dat hij zijn verantwoordelijkheid heeft genomen, openheid van zaken heeft gegeven en goed heeft meegewerkt.
De persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte
De rechtbank houdt er verder rekening mee dat verdachte een blanco strafblad heeft en dus – in ieder geval in Nederland – niet eerder met politie en justitie in aanraking is geweest.
Verder slaat de rechtbank acht op het – in het kader van de voorgeleiding opgestelde – rapport van de reclassering van 7 februari 2022, waarin zij heeft geconcludeerd dat het recidiverisico als laag wordt ingeschat. Ook houdt de rechtbank rekening met de door de raadsman ter zitting aangevoerde persoonlijke omstandigheden van verdachte waaronder het feit dat verdachte in het Verenigd Koninkrijk woonachtig is.
De straf
Alles afwegend is de rechtbank van oordeel dat de door de officier van justitie gevorderde straf passend en geboden is, in die zin dat de rechtbank het aantal dagen vervangende hechtenis bij niet betaling van de geldboete van € 3.600,- vaststelt op 46 dagen. De rechtbank is van oordeel dat deze geldboete recht doet aan de ernst van de feiten.
Aan verdachte zal daarnaast een gevangenisstraf voor de duur van 101 dagen met aftrek van het voorarrest, waarvan 90 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar worden opgelegd. Ook met oplegging van deze deels voorwaardelijke gevangenisstraf benadrukt de rechtbank de ernst van de feiten.

7.De benadeelde partij

[benadeelde08] (feit 1 en 2)
De benadeelde partij [benadeelde08] vordert een schadevergoeding van € 500,00 aan immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente en oplegging van de schadevergoedingsmaatregel en de hoofdelijkheid.
De rechtbank is van oordeel dat de gevorderde schade een rechtstreeks gevolg is van de bewezenverklaarde feiten en zij acht verdachte aansprakelijk voor die schade. Het gevorderde is door de benadeelde partij voldoende aannemelijk gemaakt, voldoende onderbouwd en door de verdediging niet betwist, zodat de vordering zal worden toegewezen.
Wettelijke rente, schadevergoedingsmaatregel en hoofdelijke veroordeling
De rechtbank zal de gevorderde wettelijke rente over het toegewezen bedrag toewijzen vanaf 2 september 2021.
Om te bevorderen dat de schade door verdachte wordt vergoed, zal de rechtbank ex artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht de schadevergoedingsmaatregel opleggen. Dit betekent dat het CJIB de inning zal verzorgen en dat bij niet betaling gijzeling kan worden toegepast als dwangmiddel.
De rechtbank stelt vast dat verdachte feit 1 samen met een ander/anderen heeft gepleegd en dat zij naar burgerlijk recht hoofdelijk aansprakelijk zijn voor de gehele schade. Daarom zal de rechtbank de vordering en de schadevergoedingsmaatregel hoofdelijk toewijzen. Dit betekent dat verdachte niet meer hoeft te betalen voor zover het bedrag door één of meer mededaders is betaald, en andersom.

8.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 14a, 14b, 14c, 23, 24c, 36f, 47, 57, 311 en 326 van het Wetboek van Strafrecht zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

9.De beslissing

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het tenlastegelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezenverklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
feit 1: medeplegen van oplichting, meermalen gepleegd;
feit 2: diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige het weg te
nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van valse sleutels, meermalen
gepleegd;
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot
een gevangenisstraf van 101 (honderdeen) dagen, waarvan
90 (negentig) dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 2 (twee) jaar;
- bepaalt dat het voorwaardelijke deel van de straf niet ten uitvoer wordt gelegd, tenzij de rechter tenuitvoerlegging gelast, omdat verdachte voor het einde van de proeftijd de hierna vermelde voorwaarden niet heeft nageleefd;
- stelt als
algemene voorwaardedat verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van dit vonnis in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf;
- veroordeelt verdachte tot
betaling van een geldboete van € 3.600,= (zesendertighonderd euro);
- beveelt dat bij niet betaling van de geldboete,
vervangende hechteniszal worden toegepast van
46 (zesenveertig) dagen;
Benadeelde partij
[benadeelde08] (feit 1 en 2)
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [benadeelde08] van € 500,00 aan immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente, vanaf 2 september 2021 tot aan de dag der voldoening;
- veroordeelt verdachte in de kosten van de benadeelde partij tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot nu toe begroot op nihil;
- bepaalt dat verdachte met de mededader(s) hoofdelijk aansprakelijk is voor het gehele bedrag;
- legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer
[benadeelde08] (feit 1 en 2), € 500,00 te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf
2 september 2021 tot aan de dag der voldoening;
- bepaalt dat bij niet betaling 10 dagen gijzeling kan worden toegepast, met dien verstande dat toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft;
- bepaalt dat verdachte met de mededader(s) hoofdelijk aansprakelijk is voor het gehele bedrag;
- bepaalt dat bij voldoening van de schadevergoedingsmaatregel de betalingsverplichting aan de benadeelde partij vervalt en omgekeerd.
Dit vonnis is gewezen door mr. G.H. Nomes, voorzitter, mr. H. Skalonjic en
mr. J.P.E. Mullers, rechters, in tegenwoordigheid van mr. S.A. Huwae, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 14 juli 2023.
Mr. Skalonjic en mr. Mullers zijn niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.