Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
1.Onderzoek van de zaak
2.De tenlastelegging
3.De voorvragen
4.De beslissing
de officier van justitie niet-ontvankelijk in de vervolgingvan verdachte.
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
In deze strafzaak, behandeld door de Rechtbank Zeeland-West-Brabant, is op 24 januari 2023 een vonnis uitgesproken in de zaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van meerdere strafbare feiten, waaronder het wegnemen van een grote hoeveelheid plantaardige olie en deelname aan een criminele organisatie. De zaak is inhoudelijk behandeld op 10 januari 2023, waarbij de officier van justitie, mr. I.M. Koopmans, en de verdediging hun standpunten hebben gepresenteerd. De officier van justitie heeft gevorderd dat zij niet-ontvankelijk wordt verklaard in de vervolging, gelet op de gemaakte procesafspraken tussen de verdediging en het Openbaar Ministerie. De verdediging heeft dit verzoek ondersteund.
De rechtbank heeft vastgesteld dat er overeenstemming is bereikt over de afdoening van de zaak door middel van een niet-ontvankelijkverklaring van het Openbaar Ministerie. Dit houdt in dat zowel de verdachte als het Openbaar Ministerie afzien van hoger beroep en dat er geen verzoek tot vergoeding van advocaatkosten zal worden ingediend. De rechtbank heeft overwogen dat het Openbaar Ministerie een grote mate van beleidsvrijheid heeft in het vervolgen van verdachten, maar dat deze vrijheid vervalt zodra de behandeling ter zitting is aangevangen. In dit geval heeft de rechtbank geconstateerd dat er geen veroordelingen of verdenkingen op de justitiële documentatie van de verdachte voorkomen, en dat het strafrecht in deze zaak mogelijk al een preventief effect heeft gehad.
De rechtbank heeft geconcludeerd dat er geen strafvorderlijk belang meer is bij de voortzetting van de vervolging, gezien het tijdsverloop en de gemaakte procesafspraken. Daarom heeft de rechtbank de officier van justitie niet-ontvankelijk verklaard in de vervolging van de verdachte. Het vonnis is uitgesproken ter openbare zitting op 24 januari 2023 door de meervoudige kamer, bestaande uit de rechters C.H.W.M. Sterk, E.B. Prenger en J.C. Gillesse, in aanwezigheid van griffier mr. A. van Krevel.