ECLI:NL:RBZWB:2023:5008

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
14 juli 2023
Publicatiedatum
14 juli 2023
Zaaknummer
02-176707-22
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van verkrachting en bedreiging na inconsistenties in getuigenverklaringen

In de strafzaak tegen een verdachte, geboren in 1983 en zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland, heeft de rechtbank Zeeland-West-Brabant op 14 juli 2023 uitspraak gedaan. De zaak werd inhoudelijk behandeld op 30 juni 2023, waarbij de verdachte verstek heeft laten verlenen. De officier van justitie, mr. Y.E.Y. Vermeulen, heeft zijn standpunt kenbaar gemaakt. De tenlastelegging omvatte twee feiten: verkrachting en bedreiging van de aangeefster, die op 16/17 maart 2021 en 23 maart 2021 zouden hebben plaatsgevonden. De rechtbank heeft de verklaringen van de aangeefster en de verdachte zorgvuldig gewogen.

Ten aanzien van de verkrachting oordeelde de rechtbank dat de inconsistenties in de verklaringen van de aangeefster, samen met het gebrek aan forensisch bewijs en directe getuigen, onvoldoende steun boden voor een bewezenverklaring. De rechtbank concludeerde dat de aangifte niet betrouwbaar genoeg was om als uitgangspunt te dienen.

Wat betreft de bedreiging, hoewel er krassen op de auto van de aangeefster waren aangetroffen met de woorden "dood" en "kut", kon de rechtbank niet vaststellen wanneer en door wie deze krassen waren aangebracht. De verklaring van de aangeefster over de bedreiging werd niet ondersteund door ander bewijs.

Daarom sprak de rechtbank de verdachte vrij van zowel de verkrachting als de bedreiging. Het vonnis werd uitgesproken door mr. H. Skalonjic, voorzitter, en mr. G.H. Nomes en mr. J.P.E. Mullers, in tegenwoordigheid van griffier mr. S.A. Huwae.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Strafrecht
Zittingsplaats: Middelburg
parketnummer: 02/176707-22
vonnis van de meervoudige kamer van 14 juli 2023
in de strafzaak tegen
[verdachte01] ,
geboren op [geboortedag01] 1983 te [geboorteplaats01] ( [geboorteland01] ),
zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland.

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 30 juni 2023. Tegen verdachte is verstek verleend. De officier van justitie mr. Y.E.Y. Vermeulen heeft zijn standpunt kenbaar gemaakt.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
1. op 16/17 maart 2021 [aangeefster01] heeft verkracht;
2. op 23 maart 2021 [aangeefster01] heeft bedreigd.

3.De voorvragen

De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.

4.De beoordeling van het bewijs

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de aan hem ten laste gelegde feiten heeft begaan.
4.2
Het oordeel van de rechtbank
Ten aanzien van feit 1
Volgens [aangeefster01] (hierna: aangeefster) heeft verdachte haar verkracht. Tegenover de verklaringen van aangeefster staat de ontkennende verklaring van verdachte.
Uit artikel 342, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering volgt dat het bewijs dat de verdachte het strafbare feit heeft begaan, door de rechter niet uitsluitend mag worden aangenomen op de verklaring van één getuige. Dit betekent dat voor een bewezenverklaring bewijsmateriaal aanwezig moet zijn dat voldoende steun biedt aan de belastende getuigenverklaring. Voordat de rechtbank echter kan toekomen aan de beantwoording van deze vraag, moet de rechtbank beoordelen of de verklaring van aangeefster betrouwbaar is.
De rechtbank stelt in het kader daarvan vast dat aangeefster meerdere verklaringen heeft afgelegd, die verschillende inconsistenties bevatten. Pas in haar aangifte van 1 april 2021 verklaart zij onder meer dat verdachte haar heeft gevingerd en dat zij hem moest pijpen en dit ook heeft gedaan, terwijl zij daarover in haar eerdere verklaringen niet heeft gesproken. In haar eerste verklaring op 17 maart 2021 – nota bene de datum waarop het feit zou hebben plaatsgevonden – verklaart zij namelijk alleen over een ongewenste seksuele handeling die – nadat verdachte haar had geholpen met printerproblemen – tijdens het wandelen met verdachte heeft plaatsgevonden. Een week later verklaart zij dat verdachte haar al tijdens het helpen met printerproblemen heeft aangeraakt en dat hij tijdens het wandelen een stok wilde pakken om bij haar naar binnen te steken.
De omstandigheid dat verdachte zelf ook heeft verklaard dat hij aangeefster heeft geholpen met printerproblemen en het feit dat het dossier een beschrijving van camerabeelden bevat die de door aangeefster beschreven looproute samen met verdachte ondersteunt, zijn gelet op de geconstateerde inconsistenties onvoldoende om te oordelen dat de aangifte voldoende betrouwbaar is en als uitgangspunt kan worden genomen. Er zijn geen directe getuigen en het dossier bevat ook geen forensisch bewijs om wettig en overtuigend te kunnen vaststellen dat er sprake is geweest van de door aangeefster beschreven handelingen en daarmee van een verkrachting. De rechtbank zal verdachte dan ook van de onder 1 ten laste gelegde verkrachting vrijspreken.
Ten aanzien van feit 2
[aangeefster01] heeft aangifte gedaan van bedreiging, gepleegd door verdachte op 23 maart 2021. Volgens haar toonde verdachte haar een papier met daarop het woord "dood", hield hij een zakmes vast en maakte hij vervolgens met zijn handen een snijdende beweging over zijn keel. Behalve aangeefster, heeft niemand anders dit volgens haar gezien.
Naar aanleiding van de melding van aangeefster zijn politieagenten ter plaatse gekomen en is zij samen met deze politieagenten naar haar auto gelopen, waar bleek dat haar auto was bekrast met de woorden "dood" en "kut". Ook de politieagenten hebben gezien dat er verschillende krassen waren aangebracht op de auto van aangeefster, waaronder het woord "dood". Tegenover de verklaring van aangeefster staat de ontkennende verklaring van verdachte.
Nu de verklaring van aangeefster met betrekking tot het tonen van het papier, het vasthouden van een zakmes en het maken van een snijdende beweging niet wordt ondersteund door ander bewijs en daarnaast – ondanks dat er wel krassen op haar auto zijn aangetroffen – niet kan worden vastgesteld wanneer en door wie de krassen zijn aangebracht op haar auto, is de rechtbank van oordeel dat niet wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte het onder 2 ten laste gelegde feit heeft begaan. De rechtbank zal verdachte dan ook van de ten laste gelegde bedreiging vrijspreken.

5.De beslissing

De rechtbank:
Vrijspraak
-
spreekt verdachte vrijvan de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten.
Dit vonnis is gewezen door mr. H. Skalonjic, voorzitter, mr. G.H. Nomes en
mr. J.P.E. Mullers, rechters, in tegenwoordigheid van mr. S.A. Huwae, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 14 juli 2023.
Mr. Skalonjic en mr. Mullers zijn niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.