ECLI:NL:RBZWB:2023:4944

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
12 juli 2023
Publicatiedatum
13 juli 2023
Zaaknummer
AWB- 22_2784
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de hoogte van de aanvullende beurs in het kader van studiefinanciering

In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen de beslissing op bezwaar van 27 mei 2022 over de hoogte van de aanvullende beurs. Eiseres, die studeert aan een mbo-instelling, heeft bezwaar gemaakt tegen de vastgestelde hoogte van haar aanvullende beurs, die door de Dienst Uitvoering Onderwijs (DUO) was vastgesteld op € 237,27 per maand. Eiseres stelt dat DUO onvoldoende rekening heeft gehouden met haar persoonlijke situatie, waaronder haar autisme en de kosten van haar beschermde woonomgeving. De rechtbank heeft het beroep op 19 april 2023 behandeld, waarbij de gemachtigde van eiseres en de gemachtigden van DUO aanwezig waren. De rechtbank heeft vastgesteld dat DUO de hoogte van de aanvullende beurs heeft berekend op basis van het inkomen van de ouders in het peiljaar 2020, zonder rekening te houden met bijzondere omstandigheden zoals de medische situatie van eiseres. De rechtbank concludeert dat de berekening van DUO juist is en dat de hoogte van de aanvullende beurs niet kan worden aangepast op basis van de persoonlijke omstandigheden van eiseres. Het beroep wordt ongegrond verklaard, en eiseres krijgt geen griffierecht of proceskosten vergoed.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Zittingsplaats Breda
Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 22/2784 WSFBSF

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 12 juli 2023 in de zaak tussen

[naam eiseres] , uit [plaatsnaam] , eiseres

gemachtigde: [naam gemachtigde 1]
en
de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, Dienst Uitvoering Onderwijs (DUO), verweerder,
(gemachtigden: mr. G.J.M. Naber en [naam gemachtigde 2] ).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen de beslissing op bezwaar van 27 mei 2022 over de hoogte van de aanvullende beurs.
DUO heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
De rechtbank heeft het beroep op 19 april 2023 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: de gemachtigde van eiseres en de gemachtigden van DUO.
De rechtbank heeft de uitspraaktermijn met zes weken verlengd.

Beoordeling door de rechtbank

Totstandkoming van het bestreden besluit
2.1
Eiseres studeert [naam studie] aan de [naam school] . Aan haar is studiefinanciering in de vorm van een aanvullende beurs en reisvoorziening toegekend vanaf september 2022. De hoogte van de aanvullende beurs is met het besluit van 13 mei 2022 voor de periode van september t/m december 2022 vastgesteld op € 237,27 per maand. Tegen dit besluit heeft eiseres bezwaar gemaakt. Zij heeft aangegeven dat DUO rekening moet houden met haar persoonlijke situatie en dat de aanvullende beurs hoger moet zijn.
2.2
Met het bestreden besluit van 27 mei 2022 heeft DUO het bezwaar ongegrond verklaard. DUO heeft daarbij aangegeven dat de hoogte van de aanvullende beurs niet verandert. Voor de berekening van de aanvullende beurs in het jaar 2022 gebruikt DUO het inkomen van de ouders in het peiljaar 2020. Bij de vaststelling van het budget voor studiefinanciering wordt geen rekening gehouden met bijzondere situaties, zoals het beschermd wonen en permanente zorg vanwege autisme. Als een student financieel in de problemen dreigt te komen bestaat de mogelijkheid bij DUO (aanvullend) te lenen. DUO wijst erop dat het in bepaalde uitzonderlijke situaties mogelijk is de gegevens van een ouder buiten beschouwing te laten bij de vaststelling van de hoogte van de aanvullende beurs.
Het geschil
3.1
De rechtbank beoordeelt de vraag of DUO de hoogte van de aanvullende beurs voor de periode september t/m december 2022 op goede gronden heeft vastgesteld op
€ 237,27 per maand. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eiseres.
3.2
De relevante wettelijke bepalingen zijn opgenomen in een bijlage bij deze uitspraak.
Beroepsgronden
4. Eiseres heeft aangegeven dat zij vanwege haar autisme sinds haar 18e in een beschermde omgeving van [naam omgeving] woont. Zij betaalt een normale huur en volledige vaste lasten. Gelet op haar beperkingen kan eiseres niet naast haar studie werken. Indien eiseres de leeftijd van 21 jaar heeft bereikt, is zij wettelijk gezien financieel zelfstandig. Desondanks stelt DUO dat zij afhankelijk zou moeten zijn van het inkomen van haar ouders. De moeder van eiseres kan haar niet helpen, omdat zij een Wajong-uitkering ontvangt.
Eiseres heeft verder betoogd dat het zoeken naar een eigen identiteit een losmakingsproces van haar ouder is. Het is dan wrang dat dit niet mogelijk is. Eiseres zou een volledige aanvullende beurs moeten worden toegekend, zodat zij kan blijven wonen bij [naam omgeving] en de juiste begeleiding krijgt en kan studeren.
Beoordeling door de rechtbank
5.1
In geschil is de hoogte van de aanvullende beurs. In artikel 3.8 van de Wet studiefinanciering 2000 (Wsf 2000) is bepaald dat de aanvullende beurs afhankelijk is van het inkomen van de ouders. Uit artikel 3.13 van de Wsf 2000 volgt dat de hoogte van de aanvullende beurs het maximumbedrag is van de aanvullende beurs minus de veronderstelde ouderlijke bijdrage. Uit de wetsgeschiedenis [1] blijkt dat het de bedoeling van de wetgever is geweest om een studiefinancieringssysteem op te zetten waarbij naast de student, ook de ouder en de overheid meebetalen aan de opleiding en het levensonderhoud. Indien de ouders onvoldoende inkomen hebben, draagt de overheid bij in de vorm van een aanvullende beurs. Er wordt voor de aanvullende beurs geen onderscheid gemaakt naar de situatie van de student, waaronder bijvoorbeeld leeftijd, medische situatie of woonsituatie. Met de omstandigheid dat eiseres beschermd woont vanwege autisme en bijna de leeftijd van 21 jaar heeft bereikt, kan dus geen rekening worden gehouden bij de bepaling van de hoogte van de aanvullende beurs.
Overigens bestaat voor studenten met een structurele medische beperking wel de mogelijkheid om een studietoeslag aan te vragen bij de gemeente, omdat zij vaak niet kunnen bijverdienen naast hun studie. Ter zitting is gebleken dat eiseres ook studietoeslag ontvangt. Dit maakt geen onderdeel uit van de besluitvorming van DUO en valt dus niet onder de omvang van dit geding.
5.2
Bij de berekening van de hoogte van de aanvullende beurs van eiseres heeft DUO op goede gronden rekening gehouden met het inkomen van de vader en de moeder van eiseres. Niet is gebleken dat berekening van de aanvullende beurs onjuist zou zijn. Dat betekent dat DUO de aanvullende beurs terecht heeft vastgesteld op € 237,27 per maand.

Conclusie en gevolgen

6. Het beroep is ongegrond. Eiseres krijgt daarom het griffierecht niet terug. Zij krijgt ook geen vergoeding van haar proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is op 12 juli 2023 gedaan door mr. J.E.C. Vriends, rechter, in aanwezigheid van mr. E.A. Vermunt, griffier en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.

Bijlage -wettelijk kader

Wet studiefinanciering 2000 (Wsf 2000)

Artikel 3.8, eerste lid, van de Wsf 2000 bepaalt dat de hoogte van de aanvullende beurs afhankelijk is van het ouderlijk inkomen en wordt berekend ingevolge de artikelen 3.9 tot en met 3.13.
Artikel 3.9 van de Wsf 2000 bepaalt, voor zover van belang, het volgende:
1. Maatstaf voor de bepaling van de veronderstelde ouderlijke bijdrage is het toetsingsinkomen van de afzonderlijke ouders van de mbo-student in het peiljaar.
Artikel 3.9a van de Wsf 2000 bepaalt, voor zover van belang, dat artikel 3.9 van overeenkomstige toepassing is op de bepaling van de veronderstelde ouderlijke bijdrage voor ho-studenten […].
Artikel 3.13 van de Wsf 2000 bepaalt het volgende:
1. De veronderstelde ouderlijke bijdrage is voor een mbo-student de som van de maandbedragen, bedoeld in artikel 3.9, vijfde lid, en voor een ho-student de som van de maandbedragen die zijn bepaald door toepassing van artikel 3.9a. De veronderstelde ouderlijke bijdrage kan nooit meer bedragen dan de maximale aanvullende beurs voor een student.
2. De aanvullende beurs van een student wordt verminderd met de in het eerste lid bedoelde veronderstelde ouderlijke bijdrage. De vermindering is nihil, indien de veronderstelde ouderlijke bijdrage negatief is.
3. Indien een ouder meer dan één kind heeft dat recht heeft op studiefinanciering, met uitzondering van het kind dat tevens valt onder artikel 3.9, vierde lid, onderdeel b, en dat kind met betrekking tot de desbetreffende maand een aanvullende beurs heeft aangevraagd, wordt het maandbedrag, bedoeld in het eerste lid, gedeeld door dat aantal kinderen.

Voetnoten

1.Memorie van Toelichting, Kamerstukken II 1999-2000, 26873, nr. 3, p. 2.