ECLI:NL:RBZWB:2023:4924

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
8 maart 2023
Publicatiedatum
12 juli 2023
Zaaknummer
C/02/401111 / HA ZA 22-463
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Bodemzaak
Rechters
  • Kool
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vervroegde onteigening en voorschot op schadeloosstelling in civiele procedure

In deze bodemzaak, uitgesproken door de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 8 maart 2023, is de publiekrechtelijke rechtspersoon de Staat der Nederlanden (Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat) als eiser opgetreden tegen een gedaagde, aangeduid als [gedaagde01]. De procedure betreft een vervroegde onteigening van verschillende perceelsgedeelten die in eigendom toebehoren aan de gedaagde. De rechtbank heeft vastgesteld dat de Staat de vereiste formaliteiten en termijnen van de Onteigeningswet heeft nageleefd, waardoor de vordering tot onteigening kan worden toegewezen. De gedaagde heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank over de onteigening.

Met betrekking tot de schadeloosstelling heeft de Staat een bedrag van € 170.873,00 aangeboden, maar de gedaagde heeft dit bedrag als te laag bestempeld. De rechtbank heeft daarom deskundigen benoemd om de schadeloosstelling te begroten, en een descente heeft plaatsgevonden op 5 juli 2022. De rechtbank heeft een pro forma datum vastgesteld voor de indiening van het deskundigenrapport, dat uiterlijk op 1 augustus 2023 moet worden ingediend. De Staat heeft ook aanvullende aanbiedingen gedaan met betrekking tot het voortgezet gebruik van de onteigende percelen en de vergoeding van BTW.

In de beslissing heeft de rechtbank de onteigening uitgesproken, het voorschot op de schadeloosstelling vastgesteld op 100% van het aangeboden bedrag, en bepaald dat de Staat zijn bijkomende aanbod ter zake van de vergoeding van BTW moet gestanddoen. De zaak is verwezen naar de rol van 9 augustus 2023 voor dagbepaling pleidooi na deskundigenrapport, waarbij verdere beslissingen zijn aangehouden.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Cluster II Handelszaken
Middelburg
zaaknummer / rolnummer: C/02/401111 / HA ZA 22-463
Vonnis van 8 maart 2023
in de zaak van
de publiekrechtelijke rechtspersoon
DE STAAT DER NEDERLANDEN(Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat),
zetelend te 's-Gravenhage,
eiser,
advocaten mr. R.C.K. van Andel en mr. S.M.L. Aaldering te Arnhem,
tegen
[gedaagde01],
wonende te [woonplaats01] ,
gedaagde,
advocaat mr. B. Baan te Etten-Leur.
Partijen zullen hierna de Staat en [gedaagde01] worden genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de akte van depot van 29 juni 2022
- de dagvaarding van 29 augustus 2022 met productie
- het exploot van overbetekening van 29 augustus 2022 van de dagvaarding aan de gezamenlijke erfgenamen van (wijlen) mevrouw [erflaatster01]
- het exploot van overbetekening van 30 augustus 2022 van de dagvaarding aan
de Coöperatieve Rabobank U.A.
- de conclusie van antwoord van [gedaagde01] .
1.2.
Vervolgens is vonnis bepaald. In verband met minnelijk overleg hebben partijen daarna verzocht om uitstel voor het wijzen van vonnis. Bij B-formulieren van 16 en 21 februari 2023 hebben zij verzocht de procedure te hervatten. Ten slotte is de datum van het vonnis bepaald op heden.

2.De beoordeling

2.1.
[gedaagde01] refereert zich aan het oordeel van de rechtbank met betrekking tot het vervroegd uitspreken van de onteigening van de aan [gedaagde01] in eigendom toebehorende perceelsgedeelten:
- kadastraal bekend [kadastrale aanduiding01] (totaal groot 84.756 m²), ter grootte van 6.802 m², grondplan [nummer01] ,
- kadastraal bekend [kadastrale aanduiding02] (totaal groot 14.040 m²), ter grootte van 1.432 m², grondplan [nummer02] ,
- kadastraal bekend [kadastrale aanduiding03] (totaal groot 11.720 m²), ter grootte van 1.135 m², grondplan [nummer03] ,
- kadastraal bekend [kadastrale aanduiding04] (totaal groot 66.967 m²), ter grootte van 3.011 m², grondplan [nummer04] .
Gelet op deze referte, alsmede gelet op het feit dat de stellingen van de Staat het gevorderde kunnen dragen en de in de Onteigeningswet voorgeschreven formaliteiten en termijnen zijn nageleefd, kan de vordering worden toegewezen.
2.2.
Met betrekking tot de schadeloosstelling heeft de Staat aangeboden aan [gedaagde01] een bedrag van € 170.873,00 te voldoen.
vindt het aangeboden bedrag van de schadeloosstelling te laag.
2.3.
Gelet hierop kan het bedrag van de schadeloosstelling nog niet worden vastgesteld. Daartoe zijn (met toepassing van artikel 54a e.v. Onteigeningswet) deskundigen benoemd en heeft een descente plaatsgevonden op 5 juli 2022. Het is de rechtbank ambtshalve bekend dat in het kader van de met de rechter-commissaris ter gelegenheid van de descente gemaakte procedureafspraken de deskundigen uiterlijk 6 december 2022 het definitieve rapport gereed zouden hebben. In verband met schikkingsonderhandelingen tussen partijen is deze datum verstreken, zonder dat een (concept)rapport is uitgebracht. De rechtbank zal daarom een pro forma datum vaststellen waarop de nederlegging van het deskundigenrapport zal moeten plaatsvinden.
2.4.
De Staat heeft voorts bij dagvaarding de volgende bijkomende aanbiedingen gedaan.
De Staat biedt het voortgezet gebruik aan van de te onteigenen perceelsgedeelten tot (uiterlijk) 1 november 2022.
Daarnaast doet de Staat het volgende aanbod:
“Eventueel door [gedaagde01] mogelijk over de schadeloosstelling af te dragen BTW zal worden voldaan binnen vier weken na ontvangst van een BTW factuur van [gedaagde01] , waarbij [gedaagde01] aantoont dat hij de op die factuur opgevoerde BTW aan de fiscus heeft afgedragen. De Staat zal op de alsdan bij hem in rekening gebrachte BTW in mindering mogen brengen de vergoeding voor de BTW die [gedaagde01] aan zijn deskundige(n) verschuldigd is, voor zover de Staat deze BTW aan [gedaagde01] heeft vergoed. De Staat zal nimmer gehouden kunnen worden tot vergoeding van door [gedaagde01] aan de fiscus verschuldigde rentes en boetes.”
De rechtbank zal bepalen dat de Staat het bijkomend aanbod met betrekking tot de BTW gestand moet doen.
Bij gestanddoening van het aanbod ten aanzien van het voortgezet gebruik wordt [gedaagde01] door het tijdsverloop geacht geen belang meer te hebben. De rechtbank zal hieromtrent niets bepalen.
2.5.
De vordering de bij beschikking benoemde deskundigen op te dragen de schadeloosstelling te begroten zal worden afgewezen omdat de rechtbank dat al bij de beschikking van 14 april 2022 in de zaak met zaaknummer C/02/395920 / HA RK 22-63 heeft gedaan.
2.6.
De Staat zal worden veroordeeld tot betaling van een voorschot op de schadeloosstelling aan [gedaagde01] . De Staat heeft voorgesteld het voorschot vast te stellen op een bedrag van 100% van het aangeboden bedrag, zodat het stellen van zekerheid achterwege kan blijven. Nu dit door [gedaagde01] niet is weersproken ziet de rechtbank aanleiding het door de Staat aan [gedaagde01] te betalen voorschot vast te stellen op 100% van de aangeboden schadeloosstelling, zijnde € 170.873,00.
2.7.
De Staat stelt voorts dat de in de dagvaarding genoemde derde wijlen mevrouw [erflaatster01] geen schade lijdt als gevolg van de onteigening en biedt haar een vergoeding aan van nihil.
2.8.
Iedere verdere beslissing zal worden aangehouden.
3. De beslissing
De rechtbank
3.1.
spreekt vervroegd uit ten name van de Staat en ten algemenen nutte de onteigening, vrij van alle lasten en rechten, van de onroerende zaken die zijn aangeduid op de grondplantekening met de nummers [nummer01] , [nummer02] , [nummer03] , en [nummer04] , welke grondplantekening ingevolge de wet ter inzage heeft gelegen en in het Koninklijk Besluit van 8 maart 2022 (nr. 2022000491, Stcrt. 12 april 2022, nr. 8663) nader aangeduid als:
- grondplannummer [nummer01] : een deel van 6.802 m² van het perceel, kadastraal bekend [kadastrale aanduiding01] , groot 84.756 m²,
- grondplannummer [nummer02] : een deel van 1.432 m² van het perceel, kadastraal bekend [kadastrale aanduiding02] , groot 14.040 m²,
- grondplannummer [nummer03] : een deel van 1.135 m² van het perceel, kadastraal bekend [kadastrale aanduiding03] , groot 11.720 m²,
- grondplannummer [nummer04] : een deel van 3.011 m² van het perceel, kadastraal bekend [kadastrale aanduiding04] , groot 66.967 m²,
en zoals afgebeeld op de aan dit vonnis gehechte kaartweergaven met coördinaten,
3.2. bepaalt het bedrag van het voorschot op de schadeloosstelling te betalen aan [gedaagde01] op 100% van het in de dagvaarding aangeboden bedrag zijnde € 170.873,00 (honderdzeventigduizend achthonderddrieënzeventig euro),
3.3. bepaalt dat de Staat zijn bijkomend aanbod ter zake van de vergoeding van BTW, zoals weergegeven onder r.o. 2.4., gestand moet doen,
3.4.
stelt de datum voor nederlegging van het deskundigenrapport vast op 1 augustus 2023,
3.5.
wijst BN De Stem aan als het nieuwsblad waarin een uittreksel van dit vonnis dient te worden geplaatst,
3.6.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
3.7.
wijst de vordering de bij de beschikking van 14 april 2022 benoemde deskundigen op te dragen de schadeloosstelling te begroten af,
3.8. verwijst de zaak naar de rol van 9 augustus 2023 voor dagbepaling pleidooi na deskundigenrapport,
3.9.
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. Kool en in het openbaar uitgesproken op 8 maart 2023. [1]