Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
1.De procedure
- de akte van depot van 29 juni 2022
- het exploot van overbetekening van 29 augustus 2022 van de dagvaarding aan de gezamenlijke erfgenamen van (wijlen) mevrouw [erflaatster01]
- het exploot van overbetekening van 30 augustus 2022 van de dagvaarding aan
de Coöperatieve Rabobank U.A.
- de conclusie van antwoord van [gedaagde01] .
2.De beoordeling
- kadastraal bekend [kadastrale aanduiding01] (totaal groot 84.756 m²), ter grootte van 6.802 m², grondplan [nummer01] ,
- kadastraal bekend [kadastrale aanduiding02] (totaal groot 14.040 m²), ter grootte van 1.432 m², grondplan [nummer02] ,
- kadastraal bekend [kadastrale aanduiding03] (totaal groot 11.720 m²), ter grootte van 1.135 m², grondplan [nummer03] ,
- kadastraal bekend [kadastrale aanduiding04] (totaal groot 66.967 m²), ter grootte van 3.011 m², grondplan [nummer04] .
Gelet op deze referte, alsmede gelet op het feit dat de stellingen van de Staat het gevorderde kunnen dragen en de in de Onteigeningswet voorgeschreven formaliteiten en termijnen zijn nageleefd, kan de vordering worden toegewezen.
vindt het aangeboden bedrag van de schadeloosstelling te laag.
De Staat biedt het voortgezet gebruik aan van de te onteigenen perceelsgedeelten tot (uiterlijk) 1 november 2022.
Daarnaast doet de Staat het volgende aanbod:
“Eventueel door [gedaagde01] mogelijk over de schadeloosstelling af te dragen BTW zal worden voldaan binnen vier weken na ontvangst van een BTW factuur van [gedaagde01] , waarbij [gedaagde01] aantoont dat hij de op die factuur opgevoerde BTW aan de fiscus heeft afgedragen. De Staat zal op de alsdan bij hem in rekening gebrachte BTW in mindering mogen brengen de vergoeding voor de BTW die [gedaagde01] aan zijn deskundige(n) verschuldigd is, voor zover de Staat deze BTW aan [gedaagde01] heeft vergoed. De Staat zal nimmer gehouden kunnen worden tot vergoeding van door [gedaagde01] aan de fiscus verschuldigde rentes en boetes.”
De rechtbank zal bepalen dat de Staat het bijkomend aanbod met betrekking tot de BTW gestand moet doen.
Bij gestanddoening van het aanbod ten aanzien van het voortgezet gebruik wordt [gedaagde01] door het tijdsverloop geacht geen belang meer te hebben. De rechtbank zal hieromtrent niets bepalen.
- grondplannummer [nummer02] : een deel van 1.432 m² van het perceel, kadastraal bekend [kadastrale aanduiding02] , groot 14.040 m²,
- grondplannummer [nummer03] : een deel van 1.135 m² van het perceel, kadastraal bekend [kadastrale aanduiding03] , groot 11.720 m²,
- grondplannummer [nummer04] : een deel van 3.011 m² van het perceel, kadastraal bekend [kadastrale aanduiding04] , groot 66.967 m²,
en zoals afgebeeld op de aan dit vonnis gehechte kaartweergaven met coördinaten,
3.2. bepaalt het bedrag van het voorschot op de schadeloosstelling te betalen aan [gedaagde01] op 100% van het in de dagvaarding aangeboden bedrag zijnde € 170.873,00 (honderdzeventigduizend achthonderddrieënzeventig euro),
3.3. bepaalt dat de Staat zijn bijkomend aanbod ter zake van de vergoeding van BTW, zoals weergegeven onder r.o. 2.4., gestand moet doen,
3.8. verwijst de zaak naar de rol van 9 augustus 2023 voor dagbepaling pleidooi na deskundigenrapport,