Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
1.[eiser01] ,
2. de besloten vennootschap
ECLIPS BESCHERMINGSBEWIND & INKOMENSBEHEER B.V., in hoedanigheid van bewindvoerder over de (toekomstige) goederen van [eiser01] ,
gevestigd te Naarden,
1.[gedaagde01] ,
2.
[gedaagde02],
pro se en in hoedanigheid van vereffenaar in de nalatenschap van de op 6 juni 2014 overleden [erflaatster01] ,
wonende te [woonplaats03] , België,
3.
[gedaagde03],
pro se en in hoedanigheid van vereffenaar in de nalatenschap van de op 6 juni 2014 overleden [erflaatster01] ,
wonende te [woonplaats04] ,
1.De procedure
- het B-formulier van mr. Knoester van 20 maart 2023 met productie 2
- de aantekeningen van de griffier van de mondelinge behandeling van 3 april 2023.
is vooroverleden. Zijn dochter [gedaagde01] (gedaagde sub 1), en de kinderen van zijn overleden zoon, [gedaagde02] en [gedaagde03] (gedaagden sub 2 en 3), zijn thans de erfgenamen van erflaatster.
3.Het geschil
I. [gedaagde01] c.s. te veroordelen tot uitbetaling aan [eisers01] van zijn legitieme portie uit de nalatenschap van erflaatster ter hoogte van een nader te bepalen bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 1 november 2019, te voldoen binnen tien dagen na het wijzen van dit vonnis,
II. [gedaagde01] c.s. te veroordelen tot medewerking aan afgifte en inzage van de benodigde stukken en gegevens die noodzakelijk zijn voor de berekening van de legitieme portie van [eisers01] uit de nalatenschap van erflaatster,
III. subsidiair, de legitieme portie van [eisers01] vast te stellen op een bedrag van € 75.000,00, met veroordeling van [gedaagde01] c.s. dit bedrag aan hem te voldoen binnen tien dagen na het wijzen van dit vonnis, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 1 november 2019,
IV. met veroordeling van [gedaagde01] c.s. in de proceskosten.
c.s. voert als formeel verweer dat [gedaagde01] is gedagvaard pro se en niet in hoedanigheid van vereffenaar van de nalatenschap van erflaatster. Eisers zijn daarom niet-ontvankelijk in hun vordering voor zover deze is ingesteld jegens [gedaagde01] .
c.s. voert daarnaast aan dat de omvang van de nalatenschap van erflaatster onbekend is. [gedaagde01] c.s. heeft veel moeite gedaan duidelijkheid daarover te krijgen. Op haar verzoek is een internationale verklaring van erfrecht afgegeven, waarmee zij diverse banken en instanties heeft aangeschreven. Zij heeft geïnformeerd bij onder meer ABN AMRO, Bank Santander, Sparkasse Duitsland, Rabobank, Slapendetegoeden.nl, BBVA, de Spaanse Ambassade en Spaanse justitie. Vanuit de Sparkasse is een bedrag van € 7.845,59 ontvangen. Overige bedragen zijn [gedaagde01] c.s. niet bekend. Het bedrag van € 7.845,59 moet nog worden verminderd met de kosten van de vereffening. [gedaagde01] c.s. stelt zich op het standpunt dat de vordering onder I. als te onbepaald moet worden afgewezen. Voor toewijzing van de subsidiaire vordering onder III. bestaat evenmin grond, aldus [gedaagde01] c.s. [gedaagde01] c.s. voert verder aan dat zij alle haar bekende informatie heeft gedeeld met eisers. Eisers hebben daarom geen recht op en belang bij hun vordering tot inzage c.q. afgifte van de benodigde stukken.
4.De beoordeling
Daarom dient eerst (ambtshalve) te worden getoetst of de Nederlandse rechter rechtsmacht heeft.
Conform het bepaalde in het testament van erflaatster is op onderhavig geschil Nederlands recht van toepassing.
Nu de vorderingen de nalatenschap van erflaatster betreffen, dienen deze te zijn gericht tegen [gedaagde01] c.s. in hoedanigheid van erfgenaam c.q. vereffenaar. De bewindvoerder is niet-ontvankelijk in de vorderingen voor zover deze zijn gericht tegen [gedaagde01] c.s. pro se.
4.7. De rechtbank is er ter gelegenheid van de mondelinge behandeling van uit gegaan dat zij niet bevoegd was om kennis te nemen van de vorderingen. Uit hetgeen hiervoor is overwogen volgt dat dat uitgangspunt niet juist is. Dit laat onverlet dat de raadsvrouw van de bewindvoerder tijdens de mondelinge behandeling voldoende in de gelegenheid is gesteld haar standpunt kenbaar te maken. De rechtbank zal dan ook, zonder partijen in de gelegenheid te stellen zich nog nader uit te laten, overgaan tot een inhoudelijke beoordeling van de vorderingen. Naar het oordeel van de rechtbank is de bewindvoerder daardoor niet in haar belangen geschaad. Bovendien merkt de rechtbank op dat de bewindvoerder van een eerdere gelegenheid om haar stellingen nader te onderbouwen naar aanleiding van de conclusie van antwoord van [gedaagde01] , namelijk in de akte wijziging van stellingen en eis, geen gebruik heeft gemaakt.
Hiertegenover heeft de bewindvoerder niets gesteld waaruit zou moeten of kunnen volgen dat [gedaagde01] c.s. overige stukken tot haar beschikking heeft die niet aan [eisers01] zijn afgegeven. Ook heeft zij haar stelling dat de nalatenschap zeker € 100.000,00 zou moeten bedragen niet concreet met feiten en omstandigheden onderbouwd. Deze vordering zal als onvoldoende onderbouwd worden afgewezen.