ECLI:NL:RBZWB:2023:4923

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
7 juni 2023
Publicatiedatum
12 juli 2023
Zaaknummer
C/02/395339 / HA ZA 22-112
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Bodemzaak
Rechters
  • M. van der Lende-Mulder Smit
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Internationale erfrechtelijke geschil over legitieme portie uit nalatenschap met betrekking tot bevoegdheid Nederlandse rechter

In deze zaak, die zich afspeelt in het kader van het erfrecht, is de Nederlandse rechter gevraagd om te oordelen over de legitieme portie van [eiser01] uit de nalatenschap van zijn overleden moeder, mevrouw [erflaatster01]. De erflaatster overleed op 6 juni 2014 in Gran Canaria, Spanje, en had in haar testament bepaald dat Nederlands recht van toepassing is op haar nalatenschap. De eisers, waaronder de bewindvoerder van [eiser01], vorderden onder andere de uitbetaling van de legitieme portie en inzage in de benodigde documenten om de omvang van de nalatenschap vast te stellen. De gedaagden, die de nalatenschap beneficiair hadden aanvaard, voerden verweer en stelden dat de omvang van de nalatenschap onbekend was.

De rechtbank heeft eerst de rechtsmacht van de Nederlandse rechter beoordeeld, waarbij werd vastgesteld dat de Nederlandse rechter bevoegd was op grond van artikel 2 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering, aangezien enkele gedaagden in Nederland woonachtig zijn. De rechtbank oordeelde dat de bewindvoerder niet als procespartij kon optreden naast [eiser01], omdat de bewindvoerder op grond van de wet privatief bevoegd is om in rechte op te treden. Dit leidde tot de niet-ontvankelijkheid van [eiser01] in zijn vorderingen.

De rechtbank concludeerde dat de vorderingen van de eisers onvoldoende onderbouwd waren, met name de vordering tot uitbetaling van een nader te bepalen bedrag en de vordering tot inzage in documenten. De rechtbank wees de vorderingen af en compenseerde de proceskosten, zodat iedere partij de eigen kosten draagt. Het vonnis werd uitgesproken op 7 juni 2023.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Cluster II Handelszaken
Middelburg
zaaknummer / rolnummer: C/02/395339 / HA ZA 22-112
Vonnis van 7 juni 2023
in de zaak van

1.[eiser01] ,

wonende te [woonplaats01] ,
2. de besloten vennootschap
ECLIPS BESCHERMINGSBEWIND & INKOMENSBEHEER B.V., in hoedanigheid van bewindvoerder over de (toekomstige) goederen van [eiser01] ,
gevestigd te Naarden,
eisers,
advocaat mr. E.M. Zeeuw van der Laan te Hilversum,
tegen

1.[gedaagde01] ,

wonende te [woonplaats02] ,
2.
[gedaagde02],
pro se en in hoedanigheid van vereffenaar in de nalatenschap van de op 6 juni 2014 overleden [erflaatster01] ,
wonende te [woonplaats03] , België,
3.
[gedaagde03],
pro se en in hoedanigheid van vereffenaar in de nalatenschap van de op 6 juni 2014 overleden [erflaatster01] ,
wonende te [woonplaats04] ,
gedaagden,
advocaat mr. E.R. Knoester te Steenbergen.
Eisers worden hierna afzonderlijk aangeduid als [eisers01] en de bewindvoerder. Gedaagden worden afzonderlijk [gedaagde01] , [gedaagde02] en [gedaagde03] genoemd. Zij worden gezamenlijk aangeduid als [gedaagde01] c.s. (vrouwelijk enkelvoud).

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het vonnis van 5 oktober 2022
- het B-formulier van mr. Knoester van 20 maart 2023 met productie 2
- de aantekeningen van de griffier van de mondelinge behandeling van 3 april 2023.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.
2. De feiten
2.1.
Op 6 juni 2014 is overleden te Gran Canaria, Spanje, mevrouw [erflaatster01] (hierna: erflaatster). Erflaatster was woonachtig in Spanje. [eiser01] is de zoon van erflaatster.
2.2.
Erflaatster heeft laatstelijk bij testament van 11 juni 1998 over haar nalatenschap beschikt. Zij heeft haar (toenmalige) echtgenoot [naam01] benoemd tot enig erfgenaam, met plaatsvervulling.
is vooroverleden. Zijn dochter [gedaagde01] (gedaagde sub 1), en de kinderen van zijn overleden zoon, [gedaagde02] en [gedaagde03] (gedaagden sub 2 en 3), zijn thans de erfgenamen van erflaatster.
2.3.
Erflaatster heeft in haar testament bepaald dat op de vererving van haar nalatenschap Nederlands recht van toepassing is.
2.4.
[gedaagde01] c.s. heeft de nalatenschap van erflaatster beneficiair aanvaard.
2.5.
Op 21 januari 2022 is op verzoek van [gedaagde01] c.s. een internationale verklaring van erfrecht afgegeven.

3.Het geschil

3.1.
Eisers vorderen na wijziging van eis - samengevat - bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
I. [gedaagde01] c.s. te veroordelen tot uitbetaling aan [eisers01] van zijn legitieme portie uit de nalatenschap van erflaatster ter hoogte van een nader te bepalen bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 1 november 2019, te voldoen binnen tien dagen na het wijzen van dit vonnis,
II. [gedaagde01] c.s. te veroordelen tot medewerking aan afgifte en inzage van de benodigde stukken en gegevens die noodzakelijk zijn voor de berekening van de legitieme portie van [eisers01] uit de nalatenschap van erflaatster,
III. subsidiair, de legitieme portie van [eisers01] vast te stellen op een bedrag van € 75.000,00, met veroordeling van [gedaagde01] c.s. dit bedrag aan hem te voldoen binnen tien dagen na het wijzen van dit vonnis, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 1 november 2019,
IV. met veroordeling van [gedaagde01] c.s. in de proceskosten.
3.2.
[eisers01] stelt dat hij aanspraak heeft op (betaling van) zijn legitieme portie uit de nalatenschap van erflaatster. Hij heeft zijn legitieme portie opgeëist bij de erfgenamen, althans bij [gedaagde01] , maar tot op heden heeft hij geen inhoudelijke reactie ontvangen. Hij heeft geen concrete informatie over de omvang van de nalatenschap van erflaatster. Voor zover hem bekend is er in ieder geval een bankrekening in Duitsland bij de Niederrheinische Sparkasse Rheinlippe -Hauptstelle, op naam van erflaatster en de heer [gedaagde01] , waarop een saldo van meer dan € 100.000,00 zou staan. [eisers01] heeft belang bij inzage en afgifte van een boedelbeschrijving en andere relevante documenten, zodat hij de omvang van zijn legitieme portie kan berekenen. Nu hij geen inzicht heeft in de noodzakelijke gegevens vordert hij subsidiair vaststelling van de legitieme portie op een bedrag van € 75.000,00.
3.3.
[gedaagde01] c.s. voert verweer. Zij concludeert tot niet-ontvankelijkverklaring van eisers in hun vorderingen, althans afwijzing daarvan.
c.s. voert als formeel verweer dat [gedaagde01] is gedagvaard pro se en niet in hoedanigheid van vereffenaar van de nalatenschap van erflaatster. Eisers zijn daarom niet-ontvankelijk in hun vordering voor zover deze is ingesteld jegens [gedaagde01] .
c.s. voert daarnaast aan dat de omvang van de nalatenschap van erflaatster onbekend is. [gedaagde01] c.s. heeft veel moeite gedaan duidelijkheid daarover te krijgen. Op haar verzoek is een internationale verklaring van erfrecht afgegeven, waarmee zij diverse banken en instanties heeft aangeschreven. Zij heeft geïnformeerd bij onder meer ABN AMRO, Bank Santander, Sparkasse Duitsland, Rabobank, Slapendetegoeden.nl, BBVA, de Spaanse Ambassade en Spaanse justitie. Vanuit de Sparkasse is een bedrag van € 7.845,59 ontvangen. Overige bedragen zijn [gedaagde01] c.s. niet bekend. Het bedrag van € 7.845,59 moet nog worden verminderd met de kosten van de vereffening. [gedaagde01] c.s. stelt zich op het standpunt dat de vordering onder I. als te onbepaald moet worden afgewezen. Voor toewijzing van de subsidiaire vordering onder III. bestaat evenmin grond, aldus [gedaagde01] c.s. [gedaagde01] c.s. voert verder aan dat zij alle haar bekende informatie heeft gedeeld met eisers. Eisers hebben daarom geen recht op en belang bij hun vordering tot inzage c.q. afgifte van de benodigde stukken.

4.De beoordeling

4.1.
Onderhavige zaak heeft een internationaal karakter, omdat de nalatenschap van erflaatster is opengevallen in Spanje en een van de erfgenamen in België woont.
Daarom dient eerst (ambtshalve) te worden getoetst of de Nederlandse rechter rechtsmacht heeft.
4.2.
Anders dan de rechtbank ter gelegenheid van de mondelinge behandeling heeft aangenomen, mist de Europese Erfrechtverordening (Verordening EU nr. 650/2012) in dit geval toepassing. Deze verordening geldt voor nalatenschappen die zijn opengevallen op of na 17 augustus 2015. Erflaatster is overleden op 6 juni 2014.
4.3.
De Nederlandse rechter kan in onderhavige zaak ook geen rechtsmacht ontlenen aan de Herschikte EEX-Verordening. Deze verordening is niet van toepassing op testamenten en erfenissen (artikel 1 lid 2 sub a).
4.4.
Bij afwezigheid van van toepassing zijnde internationale verdragen dient de bevoegdheid van de Nederlandse rechter in dit geval te worden beoordeeld aan de hand van de bevoegdheidsregels in het wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv). Nu [gedaagde01] en [gedaagde03] woonplaats hebben in Nederland, heeft de Nederlandse rechter ingevolge artikel 2 Rv rechtsmacht. Voorts is op grond van artikel 99 Rv deze rechtbank bevoegd van de vordering kennis te nemen.
Conform het bepaalde in het testament van erflaatster is op onderhavig geschil Nederlands recht van toepassing.
4.5.
De rechtbank constateert dat eisers in hun akte wijziging van stellingen en eis de bewindvoerder opvoeren als procespartij naast [eisers01] . Dat is niet juist. De bewindvoerder geldt in deze procedure als formele procespartij in plaats van [eisers01] . De bewindvoerder is op grond van art. 1:441 lid 1 BW privatief bevoegd in rechte op te treden. [eisers01] is daartoe dus niet bevoegd. [eisers01] kan dus zelf geen partij zijn en is dan ook niet-ontvankelijk in de vorderingen.
4.6.
De rechtbank overweegt dat de bewindvoerder in de akte wijziging van stellingen en eis ten aanzien van de hoedanigheid van gedaagden heeft gesteld dat zij allen de nalatenschap beneficiair hebben aanvaard en daarom worden opgeroepen pro se en in hoedanigheid van vereffenaar. Gelet hierop gaat de rechtbank ervan uit dat de vordering tegen [gedaagde01] (ook) zo moet worden gelezen dat deze is ingesteld tegen haar pro se en in hoedanigheid van vereffenaar. Het formele verweer van [gedaagde01] c.s. op dit punt wordt gepasseerd.
Nu de vorderingen de nalatenschap van erflaatster betreffen, dienen deze te zijn gericht tegen [gedaagde01] c.s. in hoedanigheid van erfgenaam c.q. vereffenaar. De bewindvoerder is niet-ontvankelijk in de vorderingen voor zover deze zijn gericht tegen [gedaagde01] c.s. pro se.
4.7. De rechtbank is er ter gelegenheid van de mondelinge behandeling van uit gegaan dat zij niet bevoegd was om kennis te nemen van de vorderingen. Uit hetgeen hiervoor is overwogen volgt dat dat uitgangspunt niet juist is. Dit laat onverlet dat de raadsvrouw van de bewindvoerder tijdens de mondelinge behandeling voldoende in de gelegenheid is gesteld haar standpunt kenbaar te maken. De rechtbank zal dan ook, zonder partijen in de gelegenheid te stellen zich nog nader uit te laten, overgaan tot een inhoudelijke beoordeling van de vorderingen. Naar het oordeel van de rechtbank is de bewindvoerder daardoor niet in haar belangen geschaad. Bovendien merkt de rechtbank op dat de bewindvoerder van een eerdere gelegenheid om haar stellingen nader te onderbouwen naar aanleiding van de conclusie van antwoord van [gedaagde01] , namelijk in de akte wijziging van stellingen en eis, geen gebruik heeft gemaakt.
4.8.
Ten aanzien van de vordering van de bewindvoerder onder I. overweegt de rechtbank dat deze vordering te vaag is en onvoldoende onderbouwd. Vast staat dat de omvang van de nalatenschap van erflaatster onbekend is, althans dat onbekend is of deze meer bedraagt dan € 7.845,59 minus de kosten van vereffening. Alvorens mogelijk tot uitbetaling van de legitieme portie van [eisers01] kan worden overgegaan, moet de omvang van de nalatenschap worden vastgesteld. Daartoe is geen vordering ingesteld. Een vordering tot veroordeling tot betaling van “een nader te bepalen bedrag” kan niet worden toegewezen.
4.9.
De rechtbank oordeelt ten aanzien van de vordering onder II. dat [gedaagde01] c.s. gemotiveerd heeft aangevoerd dat zij alle mogelijke moeite heeft gedaan te achterhalen waaruit de nalatenschap bestaat en dat zij de stukken waarover zij beschikt met [eisers01] heeft gedeeld. Zij heeft dit ter gelegenheid van de mondelinge behandeling nader toegelicht.
Hiertegenover heeft de bewindvoerder niets gesteld waaruit zou moeten of kunnen volgen dat [gedaagde01] c.s. overige stukken tot haar beschikking heeft die niet aan [eisers01] zijn afgegeven. Ook heeft zij haar stelling dat de nalatenschap zeker € 100.000,00 zou moeten bedragen niet concreet met feiten en omstandigheden onderbouwd. Deze vordering zal als onvoldoende onderbouwd worden afgewezen.
4.10.
De subsidiaire vordering onder III. tot vaststelling van de legitieme portie van [eisers01] op een bedrag van € 75.000,00 is, mede gelet op hetgeen hiervoor is overwogen, ongegrond, althans onvoldoende onderbouwd, en zal eveneens worden afgewezen.
4.11.
De rechtbank ziet in de omstandigheden van het geval aanleiding de proceskosten te compenseren, zo dat iedere partij de eigen kosten draagt.

5.5. De beslissing

De rechtbank
5.1.
verklaart [eisers01] niet ontvankelijk in de vorderingen,
5.2.
verklaart de bewindvoerder niet ontvankelijk in de vorderingen voor zover deze zijn gericht tegen [gedaagde01] c.s. pro se,
5.3.
wijst de vorderingen overigens af,
5.4.
compenseert de proceskosten zo, dat iedere partij de eigen kosten draagt.
Dit vonnis is gewezen door mr. Van der Lende-Mulder Smit en in het openbaar uitgesproken op 7 juni 2023.