ECLI:NL:RBZWB:2023:4900
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van het beroep tegen de afwijzing van een handhavingsverzoek met betrekking tot overlast door een voetbalvereniging
In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 11 juli 2023, wordt het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn handhavingsverzoek beoordeeld. Eiser, woonachtig nabij een voetbalvereniging, had het college van burgemeester en wethouders van Breda verzocht om handhavend op te treden tegen overlast die hij ondervond van de vereniging. Het college had dit verzoek op 21 juli 2021 afgewezen, en na bezwaar had het college op 27 oktober 2022 de afwijzing in stand gehouden. De rechtbank heeft op 29 juni 2023 de zaak behandeld, waarbij eiser en zijn gemachtigde aanwezig waren, evenals vertegenwoordigers van het college.
De rechtbank concludeert dat het college terecht heeft afgewezen dat er sprake is van overtredingen die handhaving rechtvaardigen. Eiser had in zijn verzoek verwezen naar verschillende artikelen van de Algemene plaatselijke verordening Breda 2018, maar de rechtbank oordeelt dat deze artikelen niet zijn overtreden. De rechtbank wijst erop dat er geen bestuursrechtelijke regels zijn overtreden die het college de bevoegdheid geven om handhavend op te treden. De rechtbank benadrukt dat, hoewel er momenteel geen wettelijke grondslag voor handhaving bestaat, het college een actievere houding zou moeten aannemen in de gesprekken met eiser over de overlast.
Uiteindelijk verklaart de rechtbank het beroep ongegrond, wat betekent dat de afwijzing van het handhavingsverzoek door het college in stand blijft. Er is geen aanleiding voor een proceskostenvergoeding of griffierechtvergoeding. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep.