ECLI:NL:RBZWB:2023:4898

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
10 juli 2023
Publicatiedatum
12 juli 2023
Zaaknummer
02-032674-22 en 02-247576-22 (GEVTTZ)
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Strafzaak tegen minderjarige verdachten voor (poging) diefstal met geweld en afpersing in vereniging

In deze strafzaak, behandeld door de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 10 juli 2023, stonden drie jonge medeverdachten terecht voor (poging) diefstal met geweld in vereniging en afpersing in vereniging. De zaak betreft incidenten die plaatsvonden op 3 februari 2022 in Middelburg, waar de verdachten samen met anderen een diefstal met geweld hebben gepleegd tegen twee slachtoffers, [slachtoffer01] en [slachtoffer02]. De rechtbank heeft de zaak inhoudelijk behandeld met gesloten deuren op 26 juni 2023, waarbij de officier van justitie, mr. M. van Leeuwen, en de verdediging hun standpunten hebben gepresenteerd. De tenlastelegging omvatte onder andere de diefstal van een fiets en een rugzak, en de poging tot afpersing van [slachtoffer02]. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan de bewezenverklaarde feiten, met uitzondering van de afpersing en de poging tot diefstal met geweld, waarvoor hij werd vrijgesproken. De rechtbank legde een leerstraf op van 35 uur in de vorm van Tools4U Regulier Plus, en een jeugddetentie van 48 dagen, waarvan 30 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaar. De rechtbank hield rekening met de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan, en de persoon van de verdachte, die nog minderjarig was ten tijde van de feiten. De vader van de verdachte werd veroordeeld tot betaling van € 100,00 aan immateriële schade aan de benadeelde partij, [benadeelde01].

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Strafrecht
Zittingsplaats: Middelburg
parketnummer: 02-032674-22 en 02-247576-22 (GEVTTZ)
vonnis van de meervoudige kamer van 10 juli 2023
in de strafzaak tegen de minderjarige
[verdachte01]
geboren op [geboortedag01] 2008 te [geboorteplaats01] ( [land01] )
verblijvende bij [jeugdzorg01] , [adres01] , [postcode01] [plaats01]
raadsvrouwe mr. C.E.J.E. Kouijzer, advocaat te Middelburg

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld met gesloten deuren op de zitting van 26 juni 2023, waarbij de officier van justitie, mr. M. van Leeuwen, en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.
Ter zitting zijn overeenkomstig artikel 285 van het Wetboek van Strafvordering de zaken onder voormelde parketnummers gevoegd.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte
02-032674-22
Feit 1: Op 3 februari 2022 te Middelburg, samen met anderen een diefstal met (bedreiging met) geweld tegen [slachtoffer01] heeft gepleegd, waarbij een fiets en een rugzak zijn gestolen;
Deze verdenking is verdachte in verschillende juridische varianten ten laste gelegd, namelijk als diefstal met (bedreiging met) geweld in vereniging dan wel als afpersing in vereniging.
Feit 2: Op 3 februari 2022 te Middelburg, samen met anderen heeft geprobeerd [slachtoffer02] met (bedreiging met) geweld van zijn geld en schoenen te beroven;
Deze verdenking is verdachte in verschillende juridische varianten ten laste gelegd, namelijk als poging diefstal met (bedreiging met) geweld in vereniging dan wel als poging afpersing in vereniging.
02-247576-22
Op 16 augustus 2022 te Middelburg meerdere vervalste bankbiljetten bij zich had van 20 en 50 euro, die hij als echte uit wilde geven.

3.De voorvragen

De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.

4.De beoordeling van het bewijs

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
02-032674-22
Feit 1: De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan diefstal met geweld in vereniging en baseert zich daarbij op de aangifte van [slachtoffer01] , het proces-verbaal van bevindingen van de verbalisanten [verbalisant01] en [verbalisant02] en op de verklaring van [medeverdachte01] . De officier van justitie vraagt verdachte vrij te spreken van de afpersing in vereniging.
Feit 2: De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de poging afpersing in vereniging. Hij baseert zich daarbij op de aangifte, het proces-verbaal verhoor aangever, het proces-verbaal van verhoor [getuige01] en op de processen-verbaal verhoor van [getuige02] . De officier van justitie vraagt verdachte vrij te spreken van de poging diefstal met geweld in vereniging.
02-247576-22
De officier van justitie vraagt om verdachte van dit feit vrij te spreken, omdat niet gebleken is dat verdachte de opzet had op de uitgifte van de vervalste bankbiljetten.
4.2
Het standpunt van de verdediging
02-032674-22
De verdediging sluit aan bij het standpunt van de officier van justitie. Bij feit 1 is er sprake van een diefstal met (bedreiging van) geweld in vereniging. Op initiatief van [medeverdachte02] zijn de rugzak en de fiets van aangever afgepakt. Verdachte heeft zelf geen geweld toegepast, maar is wel meegelopen en heeft staan kijken. Verdachte zou wel bedreigingen hebben geuit.
Bij feit 2 komt het neer op een poging medeplegen afpersing in vereniging. De aangifte is helder. Verdachte erkent ook dat hij aangever heeft vastgepakt en dat hij heeft gedreigd om de ribben van aangever te breken. Ook heeft verdachte in de rugzak van aangever gekeken. [medeverdachte01] heeft verklaard dat [medeverdachte02] de groep op afstand heeft gehouden en dat verdachte aangever heeft vastgehouden. Ook zou verdachte aangever hebben geslagen volgens [medeverdachte01] . Verdachte heeft bij de rechter-commissaris verklaard over zijn aandeel in de feiten.
02-247576-22
De verdediging vraagt om verdachte hiervan vrij te spreken, omdat hij nooit de bedoeling heeft gehad om de vervalste biljetten uit te geven. De biljetten waren overduidelijk vals, omdat er met letters “kopie” op stond.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1
De bijzondere overwegingen met betrekking tot het bewijs
Aangezien verdachte ten aanzien van de feiten ten aanzien van 02-032674-22 een bekennende verklaring heeft afgelegd en terzake daarvan geen vrijspraak is bepleit, zal worden volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen als bedoeld in artikel 359, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering en acht de rechtbank dat feit wettig en overtuigend bewezen, gelet op:
- de bekennende verklaring van verdachte afgelegd tijdens de zitting van 26 juni 2023;
- de aangifte van [slachtoffer01] ;
- de aangifte van [slachtoffer02] .
02-247576-22
De rechtbank spreekt verdachte hiervan vrij omdat niet gebleken is dat verdachte de opzet had op de uitgifte van de vervalste bankbiljetten.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
02-032674-22
1
op 3 februari 2022 te Middelburg tezamen en in vereniging met anderen, een fiets en een rugzak, die aan [slachtoffer01] toebehoorden, heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl deze diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en gevolgd van geweld en bedreiging met geweld tegen [slachtoffer01] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, en om, bij betrapping op heterdaad, het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en bedreiging met geweld eruit bestonden dat hij, verdachte en zijn mededaders
• die [slachtoffer01] hebben gezegd dat hij mee moest lopen, omdat hij anders klappen zou krijgen, en
• een fysiek en numeriek overwicht op die [slachtoffer01] hebben gevormd en
• vervolgens - bij een tunneltje - die [slachtoffer01] hebben vastgepakt en
• vervolgens die [slachtoffer01] bij de keel hebben vastgegrepen en
• vervolgens die [slachtoffer01] tegen het hoofd hebben geslagen en
• vervolgens tegen die [slachtoffer01] hebben gezegd dat wanneer hij naar de politie zou gaan ze hem zouden pakken;
2
op 3 februari 2022 te Middelburg tezamen en in vereniging met anderen, ter uitvoering van het door verdachte en zijn mededaders voorgenomen misdrijf om met het oogmerk om zich en anderen wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en bedreiging met geweld [slachtoffer02] te dwingen tot de afgifte van geld en schoenen, die aan [slachtoffer02] toebehoorden welke geweld en bedreiging met geweld eruit bestonden dat hij, verdachte en zijn
mededaders
• die [slachtoffer02] - die op een fiets reed - bij zijn kleding en fiets hebben vastgepakt, in elk geval die [slachtoffer02] hebben doen stoppen en
• vervolgens tegen die [slachtoffer02] hebben geschreeuwd dat hij geld moest geven en zijn schoenen moest uittrekken en
• vervolgens tegen die [slachtoffer02] hebben gezegd dat hij, verdachte en zijn mededaders [slachtoffer02] zijn ribben zouden breken, en
• vervolgens in het bijzijn van die [slachtoffer02] tegen de vrienden van die [slachtoffer02] hebben geroepen dat ze niet dichterbij moesten komen omdat ze anders gestoken zouden worden, en
• vervolgens die [slachtoffer02] hebben gestompt en
• vervolgens die [slachtoffer02] tegen zijn gezicht hebben geschopt,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

5.De strafbaarheid

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Dit levert de in de beslissing genoemde strafbare feiten op.
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.

6.De strafoplegging

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie vordert aan verdachte op te leggen een leerstraf, zijnde Tools4U Regulier Plus, een werkstraf voor de duur van 20 uren, te vervangen door een jeugddetentie van 10 dagen, een jeugddetentie van 46 dagen, waarvan 30 dagen voorwaardelijk met aftrek van voorarrest en een proeftijd van twee jaren. De officier van justitie vordert de bijzondere voorwaarden op te leggen zoals geadviseerd door de Raad voor de Kinderbescherming (hierna: de Raad). Ten aanzien van de geadviseerde Psycho Motorische Therapie (PMT) stelt de officier van justitie voor om deze zo op te nemen in de bijzondere voorwaarde, dat de noodzaak daarvan ter beoordeling aan de GI is. De officier van justitie vordert daarbij ook de dadelijke uitvoerbaarheid van de bijzondere voorwaarden. Daarnaast vordert de officier van justitie aan verdachte op te leggen een contactverbod met medeverdachten [medeverdachte01] en [medeverdachte02] .
6.2
Het standpunt van de verdediging
Volgens de verdediging is het psychologisch rapport gedateerd. Hieruit blijkt evenwel dat verdachte verminderd toerekeningsvatbaar was ten tijde van de gepleegde strafbare feiten en dat hij daarnaast impulsief is. Verdachte is inmiddels in een civiel kader gesloten geplaatst. Verdachte heeft zich, nadat hij was weggelopen, zelf weer gemeld. Hij hoopt eerder door te stromen naar een andere groep. Verdachte heeft een moeizame relatie met zijn vader. Verdachte is na deze feiten niet meer in aanraking gekomen met politie. Ook niet toen hij op de vlucht was. De verdediging vraagt hiermee rekening te houden. In Tools4U Regulier Plus zijn oudergesprekken onderdeel van de training. Die wil verdachte niet. Hij geeft er de voorkeur aan dat de begeleiding vanuit de [stichting01] wordt voortgezet. Verdachte wil ook geen PMT volgen. Het tegen zijn wil opleggen van een dergelijke training werkt dan averechts. Verdachte wordt begeleid en ondersteund in een civiel kader. In dat kader kan PMT op termijn worden overwogen. Ook in het kader van de begeleiding door de jeugdreclassering zijn er nog mogelijkheden om verdachte PMT te laten volgen. Volgens de verdediging is het taakstrafverbod van toepassing. De verdediging verzet zich niet tegen een werkstraf. Verdachte kan deze tijdens zijn gesloten plaatsing uitvoeren. De verplichte opname van verdachte bij [jeugdzorg01] hoeft niet in de bijzondere voorwaarden te worden opgenomen, omdat het verblijf van verdachte bij [jeugdzorg01] al in het civiele kader is geregeld. De verdediging verweert zich niet tegen het opnemen van het volgen van onderwijs, het hebben van een dagbesteding, de behandeling van [stichting01] en het toezicht door de jeugdreclassering. Tot slot merkt de verdediging op dat het gevorderde contactverbod niet nodig is. Verdachte wil zelf geen contact meer met medeverdachten. De verdediging heeft er geen bezwaar tegen als de bijzondere voorwaarden dadelijk uitvoerbaar worden verklaard.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de strafmaat houdt de rechtbank rekening met de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van de verdachte.
De ernst en impact van de feiten
Verdachte heeft zich samen met twee medeverdachten schuldig gemaakt aan een diefstal met geweld en bedreiging met geweld en een poging afpersing. Uit de aangiften blijkt dat de slachtoffers erg bang zijn geweest. Verdachte was uit op snel geld en heeft daarbij gehandeld zonder rekening te houden met de gevolgen voor de slachtoffers. En die gevolgen zijn fors, zo blijkt ook uit de vordering benadeelde partij van [slachtoffer01] . Zelfs tot op de dag van vandaag ervaart [slachtoffer01] angst als hij een groepje jongens ziet. Verdachte en medeverdachten hebben bij de slachtoffers een stuk levensvreugde weggenomen, en dit allemaal voor hun eigen financieel gewin. De rechtbank rekent verdachte dit zwaar aan. Verder hebben dit soort feiten een grote impact op de gevoelens van onveiligheid in de maatschappij. Ook dit wordt verdachte aangerekend.
De persoon van verdachte
Bij de bepaling van de aan verdachte op te leggen straf zal de rechtbank, naast de ernst van de feiten, ook rekening houden met het gegeven dat verdachte eerder is veroordeeld voor het plegen van een strafbaar feit.
Daarnaast houdt de rechtbank bij de strafoplegging rekening met het advies, zoals vermeld in de op 3 november 2022 uitgebrachte rapportage, van de Raad. De Raad is niet in staat geweest om dit advies te actualiseren, omdat verdachte spoorloos was. De rechtbank beseft dat het rapport en ook het hierna te noemen rapport van de psycholoog enigszins gedateerd zijn. Beide rapporten zijn echter opgemaakt met het doel om de rechtbank te informeren over de persoon en over de psychische gesteldheid van verdachte en zijn daarmee relevant te achten. Het is bovendien verdachte niet aan te rekenen dat de mondelinge behandeling niet eerder heeft plaats kunnen vinden. Nu de inhoud van de rapporten in het voordeel van verdachte meewegen, zal de rechtbank het advies van de Raad en de conclusies van de psycholoog betrekken in de overwegingen van de strafmaat.
De Raad adviseert verdachte een onvoorwaardelijke taakstraf in de vorm van een leerstraf, zijnde Tools4U Regulier Plus, een voorwaardelijke taakstraf in de vorm van een werkstraf met een proeftijd van twee jaar onder de algemene voorwaarden en de bijzondere voorwaarden:
- verdachte wordt opgenomen in een zorginstelling, te weten [zorginstelling01] ;
- verdachte wordt verplicht zich onder behandeling te stellen van een gespecialiseerd PMT-behandelaar of soortgelijke instelling;
- verdachte volgt gedurende het hele traject onderwijs;
- verdachte wordt verplicht zich onder behandeling van [stichting01] of een soortgelijke instelling te stellen,
waarbij aan de gecertificeerde instelling, te weten de William Schrikker Stichting Jeugdbescherming & Jeugdreclassering (hierna: de WSS) te Amsterdam de opdracht wordt gegeven toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden.
Tijdens de mondelinge behandeling voegt de vertegenwoordigster van de Raad daar nog aan toe dat verdachte ook een begeleider van de [stichting01] mag meenemen naar de ouderbijeenkomsten. De Raad stelt het advies in die zin bij dat een voorwaardelijke jeugddetentie helpend wordt geacht, om te voorkomen dat verdachte nog terug in detentie moet. Het advies moet bovendien nog worden aangepast, in die zin dat wordt bedoeld [jeugdzorg01] en niet [zorginstelling01] . Volgens de Raad kan verdachte PMT en Tools4U naast elkaar volgen. Daarnaast vindt de Raad het belangrijk dat de begeleiding vanuit de [stichting01] voortgezet wordt.
De rechtbank heeft voorts kennisgenomen van het rapport van Drs. [deskundige01] , registerpsycholoog kinder- en jeugd d.d. 2 juni 2022. Uit het onderzoek komt naar voren dat [verdachte01] een gemiddeld begaafde jongeman is die te maken heeft met ADHD. Hij is snel beïnvloedbaar door de situatie en nog onvoldoende in staat is tot een zelfstandige opstelling. Hij overziet de gevolgen van zijn gedrag niet en volgt veelal zijn impulsen. Een eenmaal ingeslagen weg kan of wil hij zelf niet veranderen. Hij is als gevolg van zijn problematiek te weinig in staat om voorafgaand aan een situatie meerdere afwegingen te maken. [verdachte01] geeft aan dat hij vooraf niet op de hoogte was van de straatroven. Hij geeft toe dat hij erbij was, maar legt de schuld van de bedreigingen, mishandelingen en diefstallen buiten zichzelf. De ernst van het ten laste gelegde is een beetje tot hem doorgedrongen toen hij kwam vast te zitten. Hij begrijpt dat dergelijke berovingen passen bij antisociaal handelen, maar lijkt niet te hebben geleerd van de opsluiting die hierbij hoort. Hij laat zich heel gemakkelijk door de situatie beïnvloeden en laat hierbij zijn eigen behoeftebevrediging prevaleren ondanks het overschrijden van grenzen. [verdachte01] vindt het lastig om te mentaliseren. Er is een onbalans tussen zijn zelfwaardering en de juiste emotionele reacties (zoals gevoelens van schuld, schaamte of medelijden als hij de belangen van anderen schaadt of het voornemen heeft dit te doen) op het eigen falen in moreel opzicht. Hij heeft nog onvoldoende kunnen verinnerlijken wat goed en fout is. Zijn informatieverwerkingsproblemen, impulsieve karakter, sterke neiging tot zelfcontrole en emotieregulatie zorgen ervoor dat hij situaties nauwelijks analyseert en hierdoor niet vooraf ziet wat de gevolgen kunnen zijn. [verdachte01] dient op een praktische, gestructureerde manier te worden geholpen bij het benoemen van problemen en het stapsgewijs leren oplossen hiervan. Gezien de zeer sterke behoefte van [verdachte01] om buiten te zijn bij de overlast gevende hanggroepjongeren is het van belang dat [verdachte01] meer probleemoplossende vaardigheden aanleert in sociale situaties, zijn sociale vaardigheden leert versterken en anders leert omgaan met mensen. Door zijn behoefte om erbij te horen ontbreekt hem het vermogen om nee te zeggen tegen leeftijdgenoten.
Concreet wordt het volgende geadviseerd:
- [verdachte01] moet onder toezicht staan. Dit kan in de vorm van intensief traject van begeleiding.
- Voor de zorgen die er zijn over zijn beïnvloedbaarheid, de mogelijke tekorten in zijn zelfvertrouwen, de sociale vaardigheden en oplossingsvaardigheden wordt een interventie als Tools4U in de Plusvariant geadviseerd.
- Een psychomotore therapie is helpend, aangezien hij moeite heeft om wat hij ziet, voelt en denkt te integreren.
- De belanghebbenden zijn zich nog onvoldoende bewust van de impact van zijn informatieverwerkingsproblemen in combinatie met zijn ADHD-problematiek. Daarom is educatie nodig.
- Om de schoolgang optimaal te laten verlopen, zijn duidelijke afspraken met school nodig.
- Het is van belang dat aandacht wordt besteed aan het delictscenario. [verdachte01] dient dit uit te diepen met zijn jeugdreclasseerder.
- Om dit alles in goede banen te leiden, is vanuit strafrechtelijk kader toezicht van de jeugdreclassering nodig.
De rechtbank neemt voorgaande conclusie van de psycholoog over en maakt deze tot de hare, waaronder het standpunt van de psycholoog dat de ten laste gelegde feiten, mits bewezenverklaard, in verminderde mate aan verdachte kunnen worden toegerekend.
De jeugdreclasseerder heeft tijdens de mondelinge behandeling toegelicht dat verdachte zelf is teruggekeerd naar [jeugdzorg01] . Verdachte zal daar starten met PMT. Gebleken is dat verdachte moeite heeft met het omgaan met emoties, om deze te erkennen en te herkennen. Hij heeft in zijn jeugd al veel meegemaakt, waardoor hij beschadigd is geraakt. Als verdachte niet behandeld wordt, dan zal hij in hetzelfde kringetje blijven lopen. Verdachte moet zelf ook gaan beseffen dat het anders moet. Het is nog te vroeg om te zeggen of hij de positieve lijn kan vasthouden. De jeugdreclasseerder zou graag zien dat verdachte vanuit [jeugdzorg01] naar een open groep gaat, om daar verder aan zijn toekomst te kunnen werken. Afgevraagd moet worden of een taakstraf voldoende zal zijn of dat een voorwaardelijke jeugddetentie nodig is. De jeugdreclasseerder ziet geen toegevoegde waarde in Tools4U, gelet op de behandeling die verdachte binnen [jeugdzorg01] krijgt. De jeugdreclasseerder staat achter het advies van de Raad.
De begeleider van [stichting01] geeft aan dat verdachte moeite heeft met het komen en gaan van mensen in zijn leven. Hij heeft veel pijn en verdriet van het gemis van zijn ouders en familie. Verdachte heeft veel steun nodig, maar wel op een manier die bij hem past.
Strafoplegging
Bij de strafoplegging heeft de rechtbank de hiervoor genoemde omstandigheden in aanmerking genomen, alsook de landelijke oriëntatiepunten van het LOVS voor minderjarigen en het taakstrafverbod.
Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat, gelet op de aard en de ernst van de feiten een leerstraf voor de duur van 35 uur, in de vorm van Tools4U Regulier Plus, passend en geboden is. Daarnaast is een jeugddetentie voor de duur van 48 dagen, waarvan 30 dagen voorwaardelijk, met aftrek van het voorarrest, passend als stok achter de deur. De rechtbank gaat uit van 18 dagen voorarrest. Het uitgangspunt van de rechtbank is dat verdachte niet meer terug hoeft naar de jeugdgevangenis. Daarbij zal de rechtbank verdachte een proeftijd van twee jaar opleggen waarin verdachte zich, naast de algemene voorwaarde, aan de volgende bijzondere voorwaarden zal dienen te houden.
Verdachte:
- wordt verplicht zich onder behandeling te stellen van een gespecialiseerd PMT-behandelaar of van een soortgelijke instelling als de gecertificeerde instelling dit nodig acht;
- volgt gedurende het hele traject onderwijs;
- wordt verplicht zich onder behandeling van de [stichting01] of van een soortgelijke instelling te stellen;
- wordt verboden om contact te leggen of te laten leggen met medeverdachten [medeverdachte01] en [medeverdachte02] voor zo lang als de WSS dit nodig acht,
waarbij aan de gecertificeerde instelling, te weten de WSS de opdracht wordt gegeven toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden.
De rechtbank zal de bijzondere voorwaarde op grond waarvan verdachte bij [jeugdzorg01] moet verblijven niet overnemen, omdat dat verblijf in het civiele kader al is opgelegd.
De rechtbank overweegt voorts dat verdachte strafbare feiten heeft gepleegd welke gericht zijn tegen de onaantastbaarheid van personen. De psycholoog stelt dat de kans dat verdachte opnieuw gewelddadige strafbare feiten zal plegen, groot is. De rechtbank neemt deze conclusie over. Om die reden zal de rechtbank dan ook bevelen dat de hiervoor genoemde bijzondere voorwaarden en het uit te oefenen toezicht door de jeugdreclassering dadelijk uitvoerbaar zijn.
Met de officier van justitie is de rechtbank van oordeel dat aan verdachte ook een werkstraf moet worden opgelegd en wel voor de duur van 20 uren, te vervangen door 10 dagen jeugddetentie. Hij moet ervaren dat er consequenties verbonden zijn aan de feiten die hij heeft gepleegd.

7.De benadeelde partij

Naar het oordeel van de rechtbank zou de bewezenverklaarde gedraging van verdachte aan hem als een onrechtmatige daad kunnen worden toegerekend als zijn leeftijd daaraan niet in de weg zou staan. Verdachte was ten tijde van het plegen van het feit namelijk nog geen 14 jaar. Dit betekent dat zijn vader aansprakelijk is voor de schade die de benadeelde partij door het bewezenverklaarde feit heeft geleden (art. 6:169 BW).
De door de wettelijk vertegenwoordigster van de benadeelde gevorderde schadevergoeding staat ook in een voldoende verband met het bewezenverklaarde handelen van verdachte, zodat ook sprake is van schade die een rechtstreeks gevolg is van het bewezenverklaarde feit.
De hoogte van het gevorderde bedrag is door verdachte genoegzaam betwist. De benadeelde partij heeft daarbij de schade niet nader onderbouwd aan de hand van stukken. Gebruikmakend evenwel van haar schattingsbevoegdheid ex artikel 6:97 van het Burgerlijk Wetboek schat de rechtbank de hoogte van de schade op € 100,00, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 3 februari 2022 tot aan de dag der algehele voldoening. De rechtbank neemt hierbij in aanmerking dat het een feit van algemene bekendheid is, dat een slachtoffer van een dergelijk geweldsdelict daarvan immateriële schade ondervindt, alsmede gelet op alle omstandigheden en de bedragen die in vergelijkbare gevallen zijn toegekend.
Deze schade staat ook in een voldoende verband met het bewezenverklaarde handelen van verdachte, zodat ook sprake is van schade die rechtstreeks is toegebracht door het bewezenverklaarde feit. De rechtbank zal de vordering van immateriële schade voor het overige niet-ontvankelijk verklaren

8.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 45, 47, 77a, 77g, 77i, 77m, 77n, 77x, 77y, 77z, 77aa, 77gg, 312, 317 van het Wetboek van Strafrecht zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

9.De beslissing

De rechtbank:
-
spreekt verdachte vrijvan

02-032674-22

- het onder 1 tenlastegelegde feit afpersing in vereniging,
- het onder feit 2 tenlastegelegde feit poging diefstal met geweld en bedreiging met geweld;
02-247576-22
- het tenlastegelegde feit opzettelijk bankbiljetten, waarvan de valsheid hem bekend was toen hij deze ontving in voorraad hebben om ze als echt en onvervalst te doen uitgeven;
Bewezenverklaring
- verklaart het tenlastegelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezenverklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
feit 1:Diefstal, voorafgegaan, vergezeld en gevolgd van geweld en bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, en om, bij betrapping op heterdaad, het bezit van het gestolene te verzekeren, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen;
feit 2:Poging afpersing, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen;
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot een
leerstraf, te weten Tools4U Regulier Plus van 35 uren;
- beveelt dat indien verdachte de leerstraf niet naar behoren verricht,
vervangende jeugddetentie zal worden toegepast van 17 dagen;
- veroordeelt verdachte tot
een jeugddetentie van 48 dagen, waarvan 30 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar;
- bepaalt dat deze jeugddetentie niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, omdat verdachte voor het einde van de proeftijd na te melden voorwaarden niet heeft nageleefd;
- stelt als algemene voorwaarde dat verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
- stelt als bijzondere voorwaarden dat verdachte:
- wordt verplicht zich onder behandeling te stellen van een gespecialiseerd PMT-behandelaar of van een soortgelijke instelling als de WSS dit nodig acht;
- volgt gedurende het hele traject onderwijs;
- wordt verplicht zich onder behandeling van de [stichting01] of van een soortgelijke instelling te stellen;
- wordt verboden om contact te leggen of te laten leggen met medeverdachten [medeverdachte01] en [medeverdachte02] voor zo lang als de WSS dit nodig acht;
- draagt deze gecertificeerde instelling op toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden;
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde jeugddetentie;
- bepaalt dat de aan de voorwaardelijke straf verbonden voorwaarden en het op de naleving van die voorwaarden uit te oefenen reclasseringstoezicht, dadelijk uitvoerbaar zijn;
een taakstraf in de vorm van een werkstraf van 20 uren, subsidiair 10 dagen vervangende jeugddetentie,
Benadeelde partij
- veroordeelt de vader van verdachte, te weten de heer [naam01] tot betaling aan de benadeelde partij [benadeelde01] (wettelijk vertegenwoordigster van aangever) van € 100,00 aan immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente, vanaf 3 februari 2022 tot aan de dag der voldoening;
- veroordeelt vader van verdachte in de kosten van de benadeelde partij tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot nu toe begroot op nihil;
- verklaart de benadeelde partij in het overige gedeelte van de vordering niet-ontvankelijk en bepaalt dat de vordering voor dat gedeelte bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht.
Voorlopige hechtenis
- heft het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis op.
Dit vonnis is gewezen door mr. T.J. van Gessel, voorzitter, mr. D.H. Hamburger en mr. D. Bogaert, kinderrechters, in tegenwoordigheid van T.C.A. Joosen, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 10 juli 2023.
mr. Bogaert is buiten staat het vonnis mede te ondertekenen.