ECLI:NL:RBZWB:2023:4890

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
10 juli 2023
Publicatiedatum
12 juli 2023
Zaaknummer
02-031347-22
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Meervoudige kamer vonnis inzake (poging) diefstal met geweld en afpersing door minderjarige verdachten

In deze strafzaak, behandeld door de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 10 juli 2023, stonden drie jonge medeverdachten terecht voor (poging) diefstal met geweld in vereniging en afpersing in vereniging. De feiten vonden plaats op 3 februari 2022 in Middelburg, waar de verdachten samen met anderen verschillende slachtoffers hebben bedreigd en beroofd van hun bezittingen, waaronder een fiets, rugzak en geld. De rechtbank heeft de zaak inhoudelijk behandeld met gesloten deuren op 26 juni 2023, waarbij de officier van justitie en de verdediging hun standpunten hebben gepresenteerd. De rechtbank oordeelde dat de tenlastelegging geldig was en dat de officier van justitie ontvankelijk was in de vervolging. De rechtbank achtte de feiten wettig en overtuigend bewezen, met name op basis van de aangiften van de slachtoffers en de verklaringen van getuigen. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van enkele tenlastegelegde feiten, maar heeft de bewezenverklaring van de diefstal met geweld en afpersing in vereniging gehandhaafd. De rechtbank heeft rekening gehouden met de ernst van de feiten, de impact op de slachtoffers en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Uiteindelijk werd een leerstraf van 20 uur en een werkstraf van 60 uur opgelegd, met een voorwaardelijk deel van 20 uur, en een jeugddetentie van 4 dagen, rekening houdend met de tijd die de verdachte in voorarrest had doorgebracht. De moeder van de verdachte werd veroordeeld tot betaling van immateriële schadevergoeding aan de benadeelde partij.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Strafrecht
Zittingsplaats: Middelburg
parketnummer: 02-031347-22
vonnis van de meervoudige kamer van 10 juli 2023
in de strafzaak tegen de minderjarige
[verdachte01]
geboren op [geboortedag01] 2009 te [geboorteplaats01]
wonende [adres01] , [postcode01] [woonplaats01]
raadsman mr. J.M.H.J. Colen, advocaat te Terneuzen

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld met gesloten deuren op de zitting van 26 juni 2023, waarbij de officier van justitie, mr. M. van Leeuwen, en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte
Feit 1: Op 3 februari 2022 te Middelburg, samen met anderen een diefstal met (bedreiging met) geweld tegen [slachtoffer01] heeft gepleegd, waarbij een fiets en een rugzak zijn gestolen;
Deze verdenking is verdachte in verschillende juridische varianten ten laste gelegd, namelijk als diefstal met (bedreiging met) geweld in vereniging dan wel als afpersing in vereniging.
Feit 2: Op 3 februari 2022 te Middelburg, samen met anderen heeft geprobeerd [slachtoffer02] met (bedreiging met) geweld van zijn geld en schoenen te beroven;
Deze verdenking is verdachte in verschillende juridische varianten ten laste gelegd, namelijk als poging diefstal met (bedreiging met) geweld in vereniging dan wel als poging afpersing in vereniging.
Feit 3: Op 3 februari 2022 te Middelburg, samen met anderen een diefstal met (bedreiging met) geweld tegen [slachtoffer03] heeft gepleegd, waarbij een zak chips is gestolen;
Deze verdenking is verdachte in verschillende juridische varianten ten laste gelegd, namelijk als diefstal met (bedreiging met) geweld in vereniging dan wel als afpersing in vereniging.
Feit 4: Op 3 februari 2022 te Middelburg, samen met anderen heeft geprobeerd [slachtoffer03] met (bedreiging met) geweld van zijn geld te beroven;
Deze verdenking is verdachte in verschillende varianten ten laste gelegd, namelijk als poging diefstal met (bedreiging met) geweld in vereniging dan wel als poging afpersing in vereniging.

3.De voorvragen

De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.

4.De beoordeling van het bewijs

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
Feit 1: De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de diefstal met geweld in vereniging en baseert zich daarbij op de aangifte van [slachtoffer01] , het proces-verbaal van bevindingen van de verbalisanten [verbalisant01] en [verbalisant02] en op de verklaring van verdachte. De officier van justitie vraagt verdachte vrij te spreken van de afpersing in vereniging.
Feit 2: De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de poging afpersing in vereniging. Hij baseert zich daarbij op de aangifte, het proces-verbaal verhoor van aangever, het proces-verbaal verhoor van [getuige01] en op de processen-verbaal verhoor van [getuige02] . De officier van justitie vraagt verdachte vrij te spreken van de poging diefstal met geweld in vereniging.
Feit 3: De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de afpersing in vereniging. Hij baseert zich daarbij op de aangifte, het proces-verbaal verhoor van [getuige03] , het proces-verbaal verhoor van [getuige04] en op het proces-verbaal van bevindingen beeldmateriaal. De officier van justitie vraagt verdachte vrij te spreken van de poging diefstal met geweld.
Feit 4: De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de poging afpersing in vereniging. Hij baseert zich daarbij op de aangifte, het proces-verbaal verhoor van [getuige03] , het proces-verbaal verhoor van [getuige04] en op het proces-verbaal van bevindingen beeldmateriaal. De officier van justitie vraagt verdachte vrij te spreken van de poging diefstal met geweld in vereniging.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging is van mening dat is voldaan aan de formele voorvragen, zodat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging van verdachte. Verder is de verdediging van mening dat er bij de vier feiten sprake is geweest van afpersing in vereniging of van een poging daartoe en niet van een (poging) diefstal met (bedreiging van) geweld in vereniging. Ten aanzien van feit 2 wijst de verdediging erop dat de rol van verdachte hierbij zeer gering is geweest.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1
De bijzondere overwegingen met betrekking tot het bewijs
Aangezien verdachte ten aanzien van de feiten een bekennende verklaring heeft afgelegd en ter zake daarvan geen vrijspraak is bepleit, zal worden volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen als bedoeld in artikel 359, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering en acht de rechtbank dat feit wettig en overtuigend bewezen, gelet op:
- de bekennende verklaring van verdachte afgelegd tijdens de zitting van 26 juni 2023;
- de aangifte van [slachtoffer01] ;
- de aangifte van [slachtoffer02] ;
- de aangifte van [slachtoffer03] .
De rechtbank is van oordeel dat met betrekking tot de feiten 3 en feit 4 sprake is van een voortgezette handeling in de zin van artikel 56 van het Wetboek van Strafrecht. De verschillende bewezenverklaarde, elkaar in de tijd opvolgende gedragingen hangen (ook met betrekking tot het 'wilsbesluit') zo nauw met elkaar samen dat verdachte daarvan in wezen één verwijt wordt gemaakt, terwijl de strekking van de desbetreffende strafbepalingen niet enigszins uiteenloopt.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
1
op 3 februari 2022 te Middelburg tezamen en in vereniging met anderen, een fiets en een rugzak, die aan [slachtoffer01] toebehoorden, heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl deze diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en gevolgd van geweld en bedreiging met geweld tegen [slachtoffer01] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, en om, bij betrapping op heterdaad, het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en bedreiging met geweld eruit bestonden dat hij, verdachte en zijn mededaders
• die [slachtoffer01] hebben gezegd dat hij mee moest lopen, omdat hij anders klappen zou krijgen, en
• een fysiek en numeriek overwicht op die [slachtoffer01] hebben gevormd en
• vervolgens - bij een tunneltje - die [slachtoffer01] hebben vastgepakt en
• vervolgens die [slachtoffer01] bij de keel hebben vastgegrepen en
• vervolgens die [slachtoffer01] tegen het hoofd hebben geslagen en
• vervolgens tegen die [slachtoffer01] hebben gezegd dat wanneer hij naar de politie zou gaan ze hem zouden pakken;
2
op 3 februari 2022 te Middelburg tezamen en in vereniging met anderen, ter uitvoering van het door verdachte en zijn mededaders voorgenomen misdrijf om met het oogmerk om zich en anderen wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en bedreiging met geweld [slachtoffer02] te dwingen tot de afgifte van geld en schoenen, die aan [slachtoffer02] toebehoorden welke geweld en bedreiging met geweld eruit bestonden dat hij, verdachte en zijn
mededaders
• die [slachtoffer02] - die op een fiets reed - bij zijn kleding en fiets hebben vastgepakt, in elk geval die [slachtoffer02] hebben doen stoppen en
• vervolgens tegen die [slachtoffer02] hebben geschreeuwd dat hij geld moest geven en zijn schoenen moest uittrekken en
• vervolgens tegen die [slachtoffer02] hebben gezegd dat hij, verdachte en zijn mededaders [slachtoffer02] zijn ribben zouden breken, en
• vervolgens in het bijzijn van die [slachtoffer02] tegen de vrienden van die [slachtoffer02] hebben geroepen dat ze niet dichterbij moesten komen omdat ze anders gestoken zouden worden, en
• vervolgens die [slachtoffer02] hebben gestompt en
• vervolgens die [slachtoffer02] tegen zijn gezicht hebben geschopt,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid
3
op 3 februari 2022 te Middelburg tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk om zich en een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en bedreiging met geweld [slachtoffer03] heeft gedwongen tot de afgifte van een zak chips, toebehorende aan die [slachtoffer03] , welk geweld en bedreiging met geweld eruit bestonden dat hij, verdachte en zijn mededader
• die [slachtoffer03] op dwingende toon hebben gezegd dat hij, verdachte en zijn mededader, geld moesten hebben en
• die [slachtoffer03] op dwingende toon hebben gezegd dat hij zijn zakken moest leeg maken en
• die [slachtoffer03] op dwingende toon hebben gezegd dat hij op-en-neer moest springen en
• die [slachtoffer03] bij de keel en jas hebben vastgepakt en
• vervolgens tegen die [slachtoffer03] hebben gezegd dat hij de chips moest geven, anders werd die [slachtoffer03] gestoken met een mes, en
• in het bijzijn van die [slachtoffer03] hebben gezegd, ik heb geen pistool nodig alleen messen, en
• tegen die [slachtoffer03] op dwingende toon hebben gezegd dat hij op zijn knieën moest gaan zitten en
• vervolgens die [slachtoffer03] op de grond hebben geduwd en
• vervolgens toen die [slachtoffer03] op zijn knieën op de grond zat, die [slachtoffer03] in zijn kruis hebben getrapt.
4
op 3 februari 2022 te Middelburg tezamen en in vereniging met een ander ter uitvoering van het door verdachte en zijn mededader voorgenomen misdrijf om met het oogmerk om zich en een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en bedreiging met geweld [slachtoffer03] te dwingen tot de afgifte van een hoeveelheid geld dat aan [slachtoffer03] toebehoorde welk geweld of bedreiging met geweld eruit bestond dat hij, verdachte of zijn mededader
• die [slachtoffer03] (op dwingende toon) hebben gezegd dat hij, verdachte en zijn mededader, geld moest hebben en
• die [slachtoffer03] (op dwingende toon) hebben gezegd dat hij zijn zakken moest leeg maken en
• die [slachtoffer03] (op dwingende toon) hebben gezegd dat hij op-en-neer moest springen en
• die [slachtoffer03] bij de keel/jas hebben vastgepakt en
• (vervolgens) tegen die [slachtoffer03] hebben gezegd dat hij de chips moest geven, anders werd die [slachtoffer03] gestoken met een mes en
• in het bijzijn van die [slachtoffer03] hebben gezegd, ik heb geen pistool nodig alleen messen en
• tegen die [slachtoffer03] (op dwingende toon) hebben gezegd dat hij op zijn knieën moest gaan zitten en
• (vervolgens) die [slachtoffer03] op de grond hebben geduwd en
• (vervolgens) toen die [slachtoffer03] op zijn knieën op de grond zat, die [slachtoffer03] in zijn kruis hebben getrapt,terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

5.De strafbaarheid

Volgens de officier van justitie blijkt uit de stukken niet dat verdachte door medeverdachten is gedwongen om mee te doen. Er is dan ook geen sprake geweest van een overmachtssituatie.
Volgens de verdediging is verdachte door [medeverdachte01] onder druk gezet om de feiten te plegen, welke dwang ook zou blijken uit de bedreigingen die verdachte achteraf van [medeverdachte01] heeft ontvangen om wat deze verklaard heeft bij de politie.
De rechtbank overweegt dat uit de bewijsmiddelen niet blijkt dat verdachte door (één van de) medeverdachten onder druk is gezet om de feiten te plegen. Bij elk van de feiten is er vooraf besloten om een persoon te overvallen en bij de feiten 3 en 4 is [medeverdachte02] er niet meer bij en is ook [getuige04] vertrokken, toen verdachte en medeverdachte besloten om [slachtoffer03] te gaan beroven. Hieruit leidt de rechtbank af dat ook verdachte nog de mogelijkheid heeft gehad om weg te gaan.
Er zijn dan ook geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Dit levert de in de beslissing genoemde strafbare feiten op.
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.

6.De strafoplegging

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie vordert aan verdachte op te leggen een leerstraf, zijnde Tools4U en een voorwaardelijke werkstraf voor de duur van 40 uren, te vervangen door een jeugddetentie van 20 dagen, met een proeftijd van twee jaar.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging kan zich vinden in het opleggen van een geheel voorwaardelijke werkstraf. De feiten die verdachte heeft gepleegd, zijn ernstig te noemen en verdachte moet ondervinden dat hij zich schuldig heeft gemaakt aan ernstige feiten. Wel moet er daarbij rekening worden gehouden, dat verdachte nog geen strafblad heeft en dat het nu goed met hem gaat, zowel thuis als op school. Verdachte verdient dan ook het voordeel van de twijfel.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de strafmaat houdt de rechtbank rekening met de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van de verdachte.
De ernst en impact van de feiten
Verdachte heeft zich samen met anderen schuldig gemaakt aan een drietal feiten van diefstal en (poging) afpersing met geweld en bedreiging met geweld in vereniging gepleegd. Uit de aangiften blijkt dat de slachtoffers erg bang zijn geweest. Verdachte was uit op snel geld en heeft daarbij gehandeld zonder rekening te houden met de gevolgen voor de slachtoffers. En die gevolgen zijn fors, zo blijkt ook uit de vordering van [slachtoffer01] . Zelfs tot op de dag van vandaag ervaart [slachtoffer01] angst als hij een groepje jongens ziet. Verdachte en medeverdachte(n) hebben bij de slachtoffers een stuk levensvreugde weggenomen, en dit allemaal voor hun eigen financieel gewin. De rechtbank rekent verdachte dit zwaar aan. Verder hebben dit soort feiten een grote impact op de gevoelens van onveiligheid in de maatschappij. Ook dit wordt verdachte aangerekend.
De persoon van verdachte
Bij de bepaling van de aan verdachte op te leggen straf zal de rechtbank, naast de ernst van de feiten, ook rekening houden met het gegeven dat verdachte niet eerder is veroordeeld voor het plegen van een strafbaar feit.
Daarnaast houdt de rechtbank bij de strafoplegging rekening met het advies, zoals vermeld in de op 16 juni 2023 uitgebrachte rapportage, van de Raad voor de Kinderbescherming (hierna: de Raad).
De Raad ziet geen risico’s op gevaar voor herhaling. Verdachte heeft veel beschermende factoren in zijn leven. Verdachte vindt school belangrijk en start binnenkort met werken. Er zijn wel zorgen over zijn beïnvloedbaarheid, maar de moeder van verdachte is zeer betrokken op hem en houdt veel toezicht op verdachte en zijn bezigheden. Verdachte heeft zich mogelijk laten beïnvloeden door anderen, maar hij heeft er ook niet voor gezorgd dat een en ander stopte. De Raad heeft een voorwaardelijke jeugddetentie overwogen, maar heeft hier niet voor gekozen, omdat verdachte een first offender is en hij open is geweest over zijn rol. Inmiddels heeft hij ook al meer dan een jaar laten zien, dat hij het goed doet op school en dat hij niet opnieuw in de problemen is gekomen met politie. De Raad is van mening dat een taakstraf in de vorm van een leerstraf, te weten Tools4U Regulier passend is om vaardigheden op het gebied van weerstand, het leren nee zeggen en het nadenken over de gevolgen van zijn handelen, te leren. De Raad adviseert om daarnaast een voorwaardelijke werkstraf op te leggen als stok achter de deur.
De rechtbank houdt ten slotte rekening met het feit dat verdachte vier dagen in voorarrest heeft doorgebracht.
Strafoplegging
Bij de strafoplegging heeft de rechtbank de hiervoor genoemde omstandigheden in aanmerking genomen, alsook de landelijke oriëntatiepunten van het LOVS voor minderjarigen.
Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat, gelet op de aard en de ernst van de feiten een leerstraf voor de duur van 20 uur, in de vorm van Tools4U Regulier, passend en geboden is. Met de officier van justitie is de rechtbank van oordeel dat aan verdachte ook een werkstraf moet worden opgelegd. De rechtbank is evenwel van oordeel dat gelet op de aard van de strafbare feiten een werkstraf voor de duur van 60 uren, te vervangen door 30 dagen jeugddetentie, waarvan 20 uren voorwaardelijk passend is. Daarbij zal de rechtbank verdachte een proeftijd van twee jaar opleggen waarin verdachte zich aan de algemene voorwaarden zal dienen te houden. Verdachte moet ervaren dat er consequenties verbonden zijn aan de strafbare feiten die hij heeft gepleegd. Verder legt de rechtbank op aan verdachte een jeugddetentie voor de duur van vier dagen nu immers sprake is van feiten waarvoor het taakstrafverbod gelden. De rechtbank gaat er daarbij vanuit dat verdachte vier dagen in voorarrest heeft gezeten. Het uitgangspunt van de rechtbank is dat verdachte niet meer terug hoeft naar de jeugdgevangenis.

7.De benadeelde partij

De benadeelde partij [benadeelde01] (wettelijke vertegenwoordigster van aangever) vordert een immateriële schadevergoeding van 1000 euro voor feit 1.
Naar het oordeel van de rechtbank zou de bewezenverklaarde gedraging van verdachte aan hem als een onrechtmatige daad kunnen worden toegerekend als zijn leeftijd daaraan niet in de weg zou staan. Verdachte was ten tijde van het plegen van het feit namelijk nog geen 14 jaar. Dit betekent dat de moeder aansprakelijk is voor de schade die de benadeelde partij door het bewezenverklaarde feit heeft geleden (art. 6:169 BW).
De door de wettelijk vertegenwoordigster van de benadeelde gevorderde schadevergoeding staat ook in een voldoende verband met het bewezenverklaarde handelen van verdachte, zodat ook sprake is van schade die een rechtstreeks gevolg is van het bewezenverklaarde feit.
De hoogte van het gevorderde bedrag is door verdachte genoegzaam betwist. De benadeelde partij heeft daarbij de schade niet nader onderbouwd aan de hand van stukken. Gebruikmakend evenwel van haar schattingsbevoegdheid ex artikel 6:97 van het Burgerlijk Wetboek schat de rechtbank de hoogte van de schade door verdachte veroorzaakt op
€ 100,00, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 3 februari 2022 tot aan de dag der algehele voldoening. De rechtbank neemt hierbij in aanmerking dat het een feit van algemene bekendheid is, dat een slachtoffer van een dergelijk geweldsdelict daarvan immateriële schade ondervindt, alsmede gelet op alle omstandigheden en de bedragen die in vergelijkbare gevallen zijn toegekend.
Deze schade staat ook in een voldoende verband met het bewezenverklaarde handelen van verdachte, zodat ook sprake is van schade die rechtstreeks is toegebracht door het bewezenverklaarde feit. De rechtbank zal de vordering van immateriële schade voor het overige niet-ontvankelijk verklaren

8.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 45, 47, 56, 77a, 77g, 77i, 77m, 77n, 77x, 77y, 77z, 77aa en 77gg , 312, 317 van het Wetboek van Strafrecht zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

9.De beslissing

De rechtbank:
Vrijspraak
-
spreekt verdachte vrijvan
- het onder 1 tenlastegelegde feit afpersing in vereniging,
- het onder feit 2 tenlastegelegde feit poging diefstal met geweld en bedreiging met geweld,
- het onder 3 tenlastegelegde feit diefstal met geweld en bedreiging met geweld,
- het onder 4 tenlastegelegde feit poging diefstal met geweld en bedreiging met geweld;
Bewezenverklaring
- verklaart het tenlastegelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezenverklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
feit 1:Diefstal, voorafgegaan, vergezeld en gevolgd van geweld en bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, en om, bij betrapping op heterdaad, het bezit van het gestolene te verzekeren, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen;
feit 2:Poging afpersing, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen;
Ten aanzien van feit 3 en 4:
de voortgezette handeling van:
Afpersing, terwijl het feit wordt gepleegd door twee verenigde personen
en
poging afpersing, terwijl het feit gepleegd wordt door twee verenigde personen;
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot een
leerstraf, te weten Tools4U Regulier van 20 uren;
- beveelt dat indien verdachte de leerstraf niet naar behoren verricht,
vervangende jeugddetentie zal worden toegepast van 10 dagen;
- veroordeelt verdachte tot
een jeugddetentie van 4 dagen;
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde jeugddetentie;
- veroordeelt verdachte tot een taakstraf in de vorm van een werkstraf van 60 uren, subsidiair 30 dagen vervangende jeugddetentie, waarvan 20 uren, subsidiair 10 dagen vervangende jeugddetentie, voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar;
- bepaalt dat het voorwaardelijke deel van deze werkstraf niet ten uitvoer wordt gelegd, tenzij de rechter tenuitvoerlegging gelast:
* omdat verdachte zich voor het einde van de proeftijd schuldig maakt aan een strafbaar feit;
Benadeelde partij
- veroordeelt de moeder van verdachte, te weten de mevrouw [naam01] tot betaling aan de benadeelde partij [benadeelde01] van € 100,00 aan immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente, vanaf 3 februari 2022 tot aan de dag der voldoening;
- veroordeelt de moeder van verdachte in de kosten van de benadeelde partij tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot nu toe begroot op nihil;
- verklaart de benadeelde partij in het overige gedeelte van de vordering niet-ontvankelijk en bepaalt dat de vordering voor dat gedeelte bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht.
Dit vonnis is gewezen door mr. D.H. Hamburger, voorzitter, mr. T.J. van Gessel en mr. D. Bogaert, kinderrechters, in tegenwoordigheid van T.C.A. Joosen, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 10 juli 2023.
mr. Bogaert is buiten staat het vonnis mede te ondertekenen.