ECLI:NL:RBZWB:2023:4889
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing aanvraag persoonsgebonden budget op grond van de Wet langdurige zorg
In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn aanvraag om een persoonsgebonden budget (pgb) op grond van de Wet langdurige zorg (Wlz). Het Zorgkantoor heeft deze aanvraag met het besluit van 7 juni 2021 afgewezen, en het bestreden besluit van 27 september 2021 op het bezwaar van eiser heeft de afwijzing bevestigd. Eiser, die een indicatie heeft voor verpleging en persoonlijke verzorging, ontving eerder een pgb, maar dit werd beëindigd omdat niet aan de verplichtingen was voldaan. Eiser heeft sindsdien meerdere aanvragen gedaan, die telkens zijn afgewezen op basis van dezelfde argumenten: de zorgverleners die hij opnieuw wil inzetten, hebben in het verleden niet doelmatig gewerkt.
De rechtbank heeft de zaak op 22 juni 2023 behandeld, waarbij de gemachtigden van eiser en het Zorgkantoor aanwezig waren. Eiser stelt dat hij afhankelijk is van zorg van zijn zus en dat zorg in natura niet mogelijk is. De rechtbank oordeelt echter dat het Zorgkantoor terecht heeft geconcludeerd dat er geen nieuwe feiten zijn die de afwijzing van de aanvraag rechtvaardigen. De rechtbank verwijst naar eerdere uitspraken waarin is vastgesteld dat eiser niet heeft voldaan aan de verplichtingen die aan het pgb zijn verbonden. De rechtbank concludeert dat het Zorgkantoor op goede gronden de aanvraag heeft afgewezen, en dat eiser geen recht heeft op vergoeding van proceskosten of griffierecht.
De rechtbank verklaart het beroep ongegrond, wat betekent dat de afwijzing van het Zorgkantoor standhoudt. Eiser kan binnen zes weken na verzending van de uitspraak hoger beroep aantekenen bij de Centrale Raad van Beroep.