6.3Het oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de strafmaat houdt de rechtbank rekening met de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van de verdachte.
De ernst en impact van de feiten
Verdachte heeft zich samen met anderen schuldig gemaakt aan een drietal feiten van diefstal en (poging) afpersing met geweld en bedreiging met geweld in vereniging gepleegd. Daarnaast aan een bedreiging met de dood via social media. Uit de aangiften blijkt dat de slachtoffers erg bang zijn geweest. Verdachte was uit op snel geld en heeft daarbij gehandeld zonder rekening te houden met de gevolgen voor de slachtoffers. En die gevolgen zijn fors, zo blijkt ook uit de verklaring van de moeder van [slachtoffer01] tijdens de mondelinge behandeling. Zelfs tot op de dag van vandaag ervaart [slachtoffer01] angst als hij een groepje jongens ziet. Verdachte en de medeverdachte(n)hebben bij de slachtoffers een stuk levensvreugde weggenomen, en dit allemaal kennelijk voor hun eigen financieel gewin. De rechtbank rekent verdachte dit zwaar aan. Verder hebben dit soort feiten een grote impact op de gevoelens van onveiligheid in de maatschappij. Ook dit wordt verdachte aangerekend.
De persoon van verdachte
Bij de bepaling van de aan verdachte op te leggen straf zal de rechtbank, naast de ernst van de feiten, ook rekening houden met het gegeven dat verdachte niet eerder is veroordeeld voor het plegen van een strafbaar feit.
Daarnaast houdt de rechtbank bij de strafoplegging rekening met het advies, zoals vermeld in de op 15 juni 2023 uitgebrachte rapportage, van de Raad voor de Kinderbescherming (hierna: de Raad). Hieruit komt naar voren dat er een hoog risico bestaat dat verdachte zal recidiveren. Er zijn veel zorgen om zijn gezondheid, school, werk, vrije tijd en financiën. Daarnaast zijn er problemen op het gebied van houding, agressie en vaardigheden. De Raad vindt het zorgelijk dat verdachte geen inzicht wil geven in zijn aandeel. De Raad vindt het belangrijk dat verdachte leert om zich niet meer te laten beïnvloeden door anderen en niet meer de verkeerde keuzes te maken.
De Raad adviseert om verdachte een taakstraf op te leggen in de vorm van een leerstraf, zijnde TACt plus, en een voorwaardelijke jeugddetentie onder de algemene voorwaarde dat hij zich binnen de proeftijd niet opnieuw schuldig zal maken aan een strafbaar feit en onder de bijzondere voorwaarden dat verdachte:
- wordt verboden om contact te leggen of te laten leggen met medeverdachten;
- naar school gaat of een andere zinvolle dagbesteding heeft;
- wordt verplicht zich onder behandeling te stellen van [instelling01] of een soortgelijke instelling;
- een zinvolle structurele vrijetijdsbesteding of een sport heeft waarbij aan de gecertificeerde instelling, te weten de William Schrikker Stichting Jeugdbescherming & Jeugdreclassering te Amsterdam (hierna: WSS) de opdracht wordt gegeven toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden.
De Raad heeft ter zitting het advies aangevuld, in die zin dat er geen contra-indicaties zijn voor het opleggen van een werkstraf.
De rechtbank heeft voorts kennisgenomen van het rapport van Drs. [deskundige01] , registerpsycholoog kinder- en jeugd d.d. 2 juni 2022. De rechtbank beseft dat het rapport enigszins gedateerd is. Nu de inhoud van de rapportage in het voordeel van verdachte meeweegt, zal de rechtbank de conclusies van de psycholoog betrekken in de overwegingen van de strafmaat. Deze rapportage heeft alleen betrekking op de (poging) straatroven.
Verdachte is een veertienjarige jongen, die ervan wordt verdacht dat hij betrokken is geweest bij drie straatroven, gepleegd op 3 februari 2022. Verdachte ontkent enige betrokkenheid bij de feiten waarvan hij wordt verdacht. Verdachte wordt gezien als een first offender. Bij verdachte is sprake van een laagbegaafd/moeilijk lerend niveau van functioneren. Hiermee samenhangend laat hij informatieverwerkingsproblemen, een zwakke impulsregulatie zien en een erg onrijpe sociale-, emotionele- en gewetensontwikkeling. De grote achterstanden in zijn emotionele ontwikkeling en gewetensvorming vinden hun oorsprong in een onveilig angstig verlopen hechting in combinatie met veel
systeemgerelateerde problematiek. Het gedragspatroon met veel boosheid en agressie dat in de kindertijd steeds meer zichtbaar wordt, verandert van oppositioneel opstandig gedrag met woede-uitbarstingen naar een normoverschrijdende gedragsstoornis.
Verdachte stelt tijdens het onderzoek zijn verhaal bij en wat hij eerst bekent wordt later ontkend. Verdachte ontkent enige betrokkenheid bij de feiten waarvan hij wordt verdacht. Hij heeft eerder bij de Raadsonderzoeker wel gezegd dat hij betrokken was bij de beroving van de jongen van een fiets en een tas en bij de beroving van de jongen van een zak chips. Wat betreft de mate van toerekenen wordt uitgegaan van een verband tussen de beschreven psychopathologie en het tenlastegelegde. Bij alle feiten lijkt het vooral een anti-sociale attitude te zijn die een rol heeft gespeeld, die uiteraard is ontstaan vanuit de voorgeschiedenis met hechtingsproblematiek en voorbeelden van agressief gedrag van partners van moeder. Inmiddels zet hij zijn agressie bewust in om dingen voor elkaar te krijgen. Hij doet waar hij zin in heeft en heeft natuurlijk heel goed in de gaten dat je mensen niet mag beroven van hun spullen en dat je mensen niet mag slaan of schoppen. Het interesseert hem alleen niet. Daarbij is hij ook gericht op zijn status in de groep. Zijn laagbegaafdheid draagt ertoe bij dat hij het overzicht snel verliest, maar wel snel reageert en op basis van verkeerde inschattingen snel over gaat tot impulsief agressief gedrag. Dat hij niet goed na heeft gedacht over de mogelijke gevolgen voor slachtoffer en voor hemzelf, komt voort uit zijn gebrek van overzicht. Dat lijkt hem ook niet veel uit te maken. Vanuit zijn beperkte mate van empathie en beperkte mate van gewetensontwikkeling ervaart verdachte weinig remming in zijn handelen. Bij feit 3 zei zijn neef dat hij die zak chips wel wilde hebben en dan gaat verdachte dat wel even regelen. Hierbij lijkt de gebrekkige impulscontrole vooral een rol te hebben gespeeld, met name bij het schoppen van het slachtoffer nadat hij iets met kanker had gezegd. Dat lijkt hem te triggeren en zorgt er vervolgens voor dat hij handelt en niet nadenkt over de gevolgen van zijn gedrag (althans hier niet naar kan handelen). Geadviseerd wordt om verdachte feit 3 mits bewezen, verminderd toe te rekenen.
Om de kans op recidive te verminderen en de ontwikkeling van verdachte op een meer positieve wijze te stimuleren, zijn een aantal interventies geïndiceerd. Bij verdachte is weinig sprake van probleembesef, laat staan van probleeminzicht. De nadruk ligt hierbij zowel op het aanpassen van de context als op het vergroten van de zelfcontrole en emotieregulatie. Verdachte heeft behoefte aan een intensieve begeleiding en waar veel sturing, controle en begrenzing aanwezig zijn. De jarenlange zorgen die er al zijn rondom zijn opvoeding bij moeder in het gezin zorgen voor de noodzaak tot ondersteuning. Vanwege de veelheid aan individuele risicofactoren wordt het volgende geadviseerd:
- Toezicht en intensieve begeleiding zijn cruciaal.
- Het is voor verdachte belangrijk dat hij een goede daginvulling en/of een passende scholing krijgt
- Net zoals dat hij hulp krijgt zodat hij meer zelfsturend leert reageren, beter leert na te denken voordat hij iets doet, leert hoe hij impulsen kan beheersen, het aanleren van nieuwe probleemoplossende vaardigheden in sociale situaties, zijn sociale vaardigheden leert versterken en anders leert omgaan met mensen.
- Voor de zorgen die er zijn voor zijn emoties achter zijn gedrag, het reguleren van emoties, agressie en impulsen wordt opnieuw gedacht aan bijvoorbeeld een Psychomotore-therapie. Dit kan mogelijk in combinatie met een schemagerichte therapie danwel een cognitief-gedrags-therapeutische aanpak. Op deze manier krijgt hij iets meer inzicht in waar emoties vandaan komen, leert hij mogelijk iets beter te reflecteren op zijn gedrag en gevoelens en kan hij beter grenzen voor zichzelf stellen.
- Echter ook is het van belang dat vanuit forensisch opzicht aandacht wordt besteed aan zijn zeer beperkte gewetensvorming en het delictscenario.
- Een leerstraf gericht op beïnvloedbaarheid en agressieregulatie, zoals de Leerstraf TACt
- Vanuit gedragsdeskundig oogpunt gezien is het van belang dat er een strak goed begrensd pedagogisch gericht kader wordt gecreëerd voor een zolang mogelijke duur. Om dit alles in goede banen te leiden is, vanuit strafrechtelijk kader toezicht van jeugdreclassering nodig.
Verdachte dient in alle opzichten nog gezien te worden als een heel jonge en kwetsbare puber die een pedagogische aansturing behoeft. Rapporteur adviseert verdachte het behandel- en begeleidingstraject op te leggen binnen het juridisch kader van bijzondere voorwaarden bij een voorwaardelijk strafdeel. Verdachte zal zich dan moeten houden aan de aanwijzingen van de jeugdreclassering, ook als deze een vervolg behandeltraject omvat met aandachtspunten zoals hiervoor beschreven. Detentie als stok-achter-de-deur werkt vooral in een lik op stuk beleid.
De rechtbank neemt voorgaande conclusie van de psycholoog over en maakt deze tot de hare, waaronder het standpunt van de psycholoog dat het ten laste gelegde feit 3 in verminderde mate aan verdachte kan worden toegerekend.
De jeugdreclasseerder heeft tijdens de mondelinge behandeling aangegeven dat verdachte onder elektronisch toezicht staat. Over het algemeen gaat het goed met verdachte, al gaan zijn schoolresultaten wel achteruit. De jeugdreclasseerder staat achter de voorgenomen verhuizing van verdachte naar [plaats01] .
Van de [stichting] zijn tijdens de mondelinge behandeling twee begeleiders aanwezig, waarvan één van hen het woord gevoerd heeft. Op maandag en vrijdag heeft verdachte met hen een begeleidingsmoment. Op dinsdag en donderdag gaat verdachte naar school. De laatste tijd gaat het wel minder, maar dit heeft mogelijk te maken met de spanning die verdachte heeft over de behandeling van zijn strafzaak. Verdachte is wel weer gaan sporten. Als verdachte naar [plaats01] verhuist, zal de begeleiding naar een soortgelijke organisatie worden overgedragen.
De rechtbank houdt ten slotte rekening met het feit dat verdachte zeven dagen in voorarrest heeft doorgebracht.
Strafoplegging
Bij de strafoplegging heeft de rechtbank de hiervoor genoemde omstandigheden in aanmerking genomen, alsook de landelijke oriëntatiepunten van het LOVS voor minderjarigen.
Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat, gelet op de aard en de ernst van de feiten een leerstraf voor de duur van 35 uur, in de vorm van TACt Plus, passend en geboden is. Daarnaast is een jeugddetentie voor de duur van 70 dagen, waarvan 63 dagen voorwaardelijk, met aftrek van het voorarrest, passend als stok achter de deur. De rechtbank gaat er daarbij vanuit dat verdachte 7 dagen in voorarrest heeft gezeten. Het uitgangspunt van de rechtbank is dat verdachte niet meer terug hoeft naar de jeugdgevangenis. Daarbij zal de rechtbank verdachte een proeftijd van twee jaar opleggen waarin verdachte zich, naast de algemene voorwaarde, aan de volgende bijzondere voorwaarden zal dienen te houden.
- wordt verboden om contact te leggen of te laten leggen met medeverdachten [medeverdachte01] en [medeverdachte02] voor zolang als de WSS dit nodig acht;
- gaat naar school of heeft een andere zinvolle dagbesteding;
- wordt verplicht zich onder behandeling te stellen van [instelling01] of van een soortgelijke instelling;
- heeft een zinvolle structurele vrijetijdsbesteding of een sport ;
waarbij aan de gecertificeerde instelling, te weten de WSS de opdracht wordt gegeven toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden.
De rechtbank overweegt voorts dat verdachte strafbare feiten heeft gepleegd welke gericht zijn tegen de onaantastbaarheid van personen. De psycholoog stelt dat de kans dat verdachte opnieuw gewelddadige strafbare feiten zal plegen, groot is. De rechtbank neemt deze conclusie over. Om die reden zal de rechtbank dan ook bevelen dat de hiervoor genoemde bijzondere voorwaarden en het uit te oefenen toezicht door de jeugdreclassering dadelijk uitvoerbaar zijn.
Met de officier van justitie is de rechtbank voorts van oordeel dat aan verdachte ook een werkstraf moet worden opgelegd en wel voor de duur van 30 uren, te vervangen door 15 dagen jeugddetentie. Hij moet ervaren dat er consequenties verbonden zijn aan de feiten die hij heeft gepleegd.