ECLI:NL:RBZWB:2023:4880

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
10 juli 2023
Publicatiedatum
12 juli 2023
Zaaknummer
02-031364-22
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Diefstal en afpersing met geweld door minderjarigen in vereniging

In deze strafzaak, behandeld door de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 10 juli 2023, stonden drie jonge medeverdachten terecht voor (poging) diefstal met geweld en afpersing in vereniging. De feiten vonden plaats op 3 februari 2022 in Middelburg, waar de verdachten samen met anderen verschillende slachtoffers hebben bedreigd en beroofd. De rechtbank heeft de zaak inhoudelijk behandeld met gesloten deuren op 26 juni 2023, waarbij de officier van justitie en de verdediging hun standpunten hebben gepresenteerd. De tenlastelegging omvatte meerdere feiten van geweld en bedreiging, waarbij de verdachten onder meer een fiets, rugzakken en geld hebben afgenomen van de slachtoffers. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachten zich schuldig hebben gemaakt aan de bewezenverklaarde feiten, waarbij de betrokkenheid van de minderjarige verdachte in de verschillende handelingen werd aangetoond door getuigenverklaringen en bewijsmateriaal. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van enkele tenlastegelegde feiten, maar heeft de diefstal met geweld en de poging tot afpersing met geweld in vereniging bewezen verklaard. De rechtbank heeft rekening gehouden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder zijn leeftijd en achtergrond, en heeft een leerstraf en voorwaardelijke jeugddetentie opgelegd, met bijzondere voorwaarden voor begeleiding en toezicht. De rechtbank heeft ook een schadevergoeding aan de benadeelde partij toegewezen.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Strafrecht
Zittingsplaats: Middelburg
parketnummer: 02-031364-22
vonnis van de meervoudige kamer van 10 juli 2023
in de strafzaak tegen de minderjarige
[verdachte01]
geboren op [geboortedag01] 2008 te [geboorteplaats01]
wonende [adres01] , [postcode01] [woonplaats01]
raadsvrouwe mr. M.E. Broekert, advocaat te Breda

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld met gesloten deuren op de zitting van 26 juni 2023, waarbij de officier van justitie, mr. M. van Leeuwen, en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte
Feit 1: Op 3 februari 2022 te Middelburg, samen met anderen een diefstal met (bedreiging met) geweld tegen [slachtoffer01] heeft gepleegd, waarbij een fiets en een rugzak zijn gestolen;
Deze verdenking is verdachte in verschillende juridische varianten ten laste gelegd, namelijk als diefstal met (bedreiging met) geweld in vereniging dan wel als afpersing in vereniging.
Feit 2: Op 3 februari 2022 te Middelburg, samen met anderen heeft geprobeerd [slachtoffer02] met (bedreiging met) geweld van zijn geld en schoenen te beroven;
Deze verdenking is verdachte in verschillende juridische varianten ten laste gelegd, namelijk als poging diefstal met (bedreiging met) geweld in vereniging dan wel als poging afpersing in vereniging.
Feit 3: Op 3 februari 2022 te Middelburg, samen met anderen een diefstal met (bedreiging met) geweld tegen [slachtoffer03] heeft gepleegd, waarbij een zak chips is gestolen;
Deze verdenking is verdachte in verschillende juridische varianten ten laste gelegd, namelijk als diefstal met (bedreiging met) geweld in vereniging dan wel als afpersing in vereniging.
Feit 4: Op 3 februari 2022 te Middelburg, samen met anderen heeft geprobeerd [slachtoffer03] met (bedreiging met) geweld van zijn geld te beroven;
Deze verdenking is verdachte in verschillende varianten ten laste gelegd, namelijk als poging diefstal met (bedreiging met) geweld in vereniging dan wel als poging afpersing in vereniging.
Feit 5: In de periode van 30 maart 2022 tot en met 6 april 2022 te Middelburg [medeverdachte01] op social media heeft bedreigd met een misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling dan wel anderen heeft opgeroepen om die [medeverdachte01] van het leven te beroven en anderen heeft bedreigd die de kant van [medeverdachte01] zouden kiezen en door een ander een bericht te laten sturen, waarin staat dat verdachte een wapen heeft geregeld.

3.De voorvragen

De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.

4.De beoordeling van het bewijs

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
Feit 1: De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de diefstal met (bedreiging van) geweld in vereniging en baseert zich daarbij op de aangifte van [slachtoffer01] , het proces-verbaal van bevindingen van de verbalisanten [verbalisant01] en [verbalisant02] , het patroon van de dag en op de verklaring van [medeverdachte01] . De officier van justitie vraagt verdachte vrij te spreken van de afpersing in vereniging.
Feit 2: De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de poging afpersing in vereniging. Hij baseert zich daarbij op de aangifte, het proces-verbaal verhoor aangever, het proces-verbaal verhoor van [getuige01] en op de processen-verbaal verhoor van [getuige02] . De officier van justitie vraagt verdachte vrij te spreken van de poging diefstal met geweld in vereniging.
Feit 3: De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de afpersing in vereniging. Hij baseert zich daarbij op de aangifte, het proces-verbaal verhoor van [getuige03] , het proces-verbaal verhoor van [getuige04] en op het proces-verbaal van bevindingen beeldmateriaal. De officier van justitie vraagt verdachte vrij te spreken van de poging diefstal met geweld in vereniging.
Feit 4: De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de poging afpersing in vereniging. Hij baseert zich daarbij op de aangifte, het proces-verbaal verhoor van [getuige03] , het proces-verbaal verhoor van [getuige04] en op het proces-verbaal van bevindingen beeldmateriaal. De officier van justitie vraagt verdachte vrij te spreken van poging diefstal met geweld in vereniging.
Feit 5: De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de bedreiging van [medeverdachte01] . Hij baseert zich daarbij op de aangifte, het proces-verbaal van bevindingen van [verbalisant03] en op het proces-verbaal verhoor van [getuige05] .
4.2
Het standpunt van de verdediging
Feit 1: De verdediging is van mening dat verdachte geen wezenlijke bijdrage heeft geleverd aan dit strafbare feit en dat hij er daarom van moet worden vrijgesproken. In het geval dat de rechtbank aanneemt dat verdachte een rol van gewicht heeft vervuld, dan is er sprake van een afpersing in vereniging en niet van diefstal met geweld in vereniging.
Feit 2: De verdediging is van mening dat de betrokkenheid van verdachte hierbij vast staat. Er is sprake van een poging afgifte onder dwang in vereniging en niet van een poging diefstal met geweld in vereniging. In het geval de rechtbank aanneemt dat er zowel sprake is van een poging diefstal met geweld in vereniging als van een poging afpersing in vereniging, dan is er volgens de verdediging sprake van eendaadse samenloop.
Feiten 3 en 4: De verdediging is van mening dat de betrokkenheid van verdachte vast staat. Er is sprake van een afgifte onder dwang en niet van een diefstal met geweld in vereniging ten aanzien van de zak chips. Er is sprake van een poging afgifte onder dwang en niet van een poging diefstal met geweld ten aanzien van het geld. In het geval de rechtbank aanneemt dat er zowel sprake is van (poging) diefstal met geweld als van (poging) afpersing, dan is er volgens de verdediging sprake van een eendaadse samenloop.
Feit 5: Verdachte heeft dit feit bekend. De verdediging refereert zich aan het oordeel van de rechtbank.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1
De bewijsmiddelen
De bewijsmiddelen zijn in bijlage II aan dit vonnis gehecht.
4.3.2
De bijzondere overwegingen met betrekking tot het bewijs
Feit 1: De rechtbank stelt op grond van de bewijsmiddelen het volgende vast. Op 6 februari 2022 doet [slachtoffer01] aangifte van de diefstal van zijn fiets en zijn rugzak op 3 februari 2022. Hij wilde op 3 februari 2022 in Middelburg op zijn fiets stappen, toen er drie jongens – met een sjaal of met een kapje voor hun mond, met zwarte kleding aan en met capuchons op – voor hem stonden. Tegen aangever werd gezegd dat hij met hen mee moest komen en dat hij net moest doen alsof hij hun vriend was. Als aangever dat niet zou doen, dan zou hij klappen krijgen. Hij is door die jongens meegenomen naar een tunneltje. Onder het lopen vroeg een van de jongens of aangever geld bij zich had. Toen aangever met hen bij een tunneltje aan kwam, moest hij aan hen zijn fiets en rugzak afgeven. Eén van die jongens heeft aangever bij de keel gepakt, waardoor aangever niet weg kon komen. Toen werden de fiets en rugzak van hem afgepakt. De jongen die aangever bij de keel had vastgepakt, zei dat aangever zijn schoenen uit moest doen. Ook moest aangever zijn telefoon aan hem afgeven. De andere twee jongens waren weggelopen en riepen naar de derde jongen dat hij ook weg moest lopen. Bij het weglopen van verdachte en medeverdachten, kreeg aangever een klap tegen zijn hoofd. Ook werd aangever bedreigd als hij aangifte zou doen bij de politie.
[medeverdachte01] heeft tijdens zijn verhoor verklaard dat verdachte tegen [medeverdachte02] zei dat ze de jongen gingen overvallen. Verdachte zei dat hij geld nodig had. Verdachte is toen met [medeverdachte01] en [medeverdachte02] achter een jongen aangelopen. Ze zeiden dat hij mee moest lopen naar het tunneltje. Ze wilden daar alles pakken. Toen ze bij een tunneltje waren, zijn de fiets en de tas van aangever afgepakt. [medeverdachte02] heeft tijdens zijn verhoor verklaard dat [medeverdachte01] zei dat hij geld nodig had. Die zag een jongen en die zei tegen die jongen dat hij mee moest komen. [verdachte01] zei dat hij klappen zou krijgen, als hij niet mee zou lopen. Met zijn vieren zijn ze naar het tunneltje gelopen. Daar pakte [medeverdachte01] de fiets en de rugtas van aangever.
De rechtbank is van oordeel dat sprake is van medeplegen bij dit feit. Er was sprake van opzet gericht op het gezamenlijk wegnemen van spullen van aangever hetgeen onder meer blijkt uit het dwingen van aangever om met hen mee te lopen, het vastpakken van aangever bij zijn keel en het bedreigen van aangever, waarna een fiets en een rugzak van aangever zijn weggenomen. Daarna is aangever nog tegen het hoofd geslagen. Gelet op de handelingen van verdachte en de medeverdachten, bestaande uit het gezamenlijk optrekken in de bedreiging en in het geweld (door aangever te dwingen met hen mee te lopen, hem vast te pakken bij zijn keel, zodat hij niet weg kon, tegen het hoofd te slaan en in het dreigen hem iets aan te doen, als hij naar de politie zou gaan) is gebleken van een nauwe en bewuste samenwerking. De rechtbank komt dan ook tot een bewezenverklaring van de diefstal met geweld en de bedreiging met geweld in vereniging. De rechtbank spreekt verdachte vrij van de afpersing in vereniging.
Feit 2: De rechtbank stelt op grond van de bewijsmiddelen het volgende vast. Op 3 februari 2022 doet [slachtoffer02] aangifte van poging diefstal in vereniging van zijn geld en schoenen. Aangever fietst met zijn vrienden, als één van de jongens met wie verdachte bij het fietspad stond, het stuur van de fiets van verdachte vastpakt. Aangever voelt dat die jongen ook zijn kraag vastpakt. Hierdoor kreeg hij pijn aan zijn nek. Twee van de drie jongens vroegen of hij geld bij zich had en aangever moest zijn zakken laten zien. Hij hoorde dat de jongens schreeuwden dat hij geld moest geven en dat hij zijn schoenen uit moest doen. Aangever riep naar zijn vrienden om hulp. Eén van de drie jongens riep naar de vrienden van aangever dat ze geen stap verder mochten zetten, anders zouden ze de ribben van aangever kapot maken. Aangever zelf werd bedreigd en mocht niet meer naar zijn vrienden roepen, omdat anders zijn ribben er aan zouden gaan. Toen aangever toch weer naar zijn vrienden om hulp riep, voelde hij twee keer een vuistslag tegen zijn rechterkaak. Ook voelde hij een schop tegen zijn linker kaak. Op de foto die de politie aan aangever laat zien, herkent hij verdachte als de persoon die hem wilde beroven. Hij kent verdachte bovendien van vroeger als [verdachte01] .
[getuige01] rijdt met aangever en nog een paar vrienden op het fietspad als aangever wordt tegengehouden. Op het moment dat [getuige01] aangever te hulp wil schieten, werd er tegen hem gezegd dat hij neergestoken zou worden, als hij door zou lopen. Ook werd er gezegd dat de moeder van [getuige01] neergestoken zou worden. Uit angst bleef [getuige01] staan. Hij zag dat aangever van zijn fiets werd getrapt. De rugzak werd van aangever afgepakt en één van de jongens keek erin. [getuige01] hoorde dat aangever zijn zakken leeg moest maken en dat hij zijn schoenen uit moest doen en dat hij zijn bankpas moest geven. Op dat moment kreeg aangever twee klappen in zijn gezicht. Ook kreeg aangever een schop tegen zijn gezicht, toen hij zijn rugzak wilde oprapen.
[getuige06] zag dat aangever vastgepakt werd. Hij hoorde dat er met een mes gedreigd werd. Hij zag dat de tas en zakken van aangever werden onderzocht. Ook zag hij dat aangever in zijn gezicht geslagen en geschopt werd. [getuige07] zag dat aangever van zijn fiets getrokken werd. Hij zag dat de rugzak van aangever werd getrokken en dat in de rugzak werd gekeken. Ook hoorde hij dat aangever zijn zakken leeg moest maken. Hij zag dat aangever twee keer in het gezicht geslagen en geschopt werd. [getuige06] en de andere vrienden werden bedreigd door een jongen die zei: “als je dichterbij komt, steek ik je neer.”.
[getuige02] herkende verdachte als één van de jongens die [slachtoffer02] wilde beroven. Hij kende [verdachte01] van voetbal. Verdachte hield de vrienden van aangever tegen en was degene die zei: ”Als jullie dichterbij komen, steek ik jullie neer.”. Hij hoorde dat er tegen aangever werd gezegd dat hij zijn geld en schoenen moest afgeven. [getuige02] zag dat aangever twee klappen en een schop in zijn gezicht kreeg. [getuige02] herkent verdachte op de foto die hem wordt getoond als degene die hem en zijn vrienden bedreigd heeft.
Verdachte zelf verklaart dat hij erbij was en dat hij de jongens die bij aangever waren, heeft tegengehouden. Medeverdachten [medeverdachte01] en [medeverdachte02] hielden aangever tegen, toen hij met een groep vrienden voorbij kwam fietsen. Vervolgens vroegen zij aangever om geld en om zijn fiets af te geven. Verdachte heeft de andere jongens die erbij waren, tegengehouden. Verdachte heeft tegen de jongens gezegd dat hij hen zou slaan. Hoewel verdachte betwist dat hij heeft gedreigd met het steken van de jongens, gaat de rechtbank uit van de verklaringen van de aangever en de getuigen [getuige01] , [getuige06] en [getuige02] . De rechtbank komt dan ook tot een bewezenverklaring van het geweld en de bedreiging met geweld in vereniging.
Dat de opzet gericht was op het proberen wegnemen van het geld en de schoenen van aangever blijkt uit de woorden die zijn gebruikt, waarbij is gezegd: “geef je geld en je schoenen.” in combinatie met het vastpakken van aangever bij zijn fiets en kraag en het bedreigen van de vrienden van aangever. Gelet op de handelingen van verdachte en medeverdachten, bestaande uit het gezamenlijk optrekken in de bedreiging en het geweld (door aangever vast te pakken bij zijn fiets en kraag, zodat hij niet weg kon, en dreigend voor zijn vrienden te gaan staan, te stompen tegen het gezicht van aangever en door het in het gezicht van aangever schoppen) is gebleken van een nauwe en bewuste samenwerking. Hiermee is wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan een poging tot afpersing met geweld en bedreiging met geweld in vereniging. De rechtbank spreekt verdachte vrij van een poging diefstal met geweld in vereniging.
Feiten 3 en 4: De rechtbank stelt op grond van de bewijsmiddelen het volgende vast. Op 3 februari 2022 doet aangever aangifte van het feit dat hij onder bedreiging en toepassing van geweld in vereniging is gedwongen om geld en een zak chips af te geven. Hij liep met een vriend, [getuige03] naar de Jamin om een zak chips te kopen. In de steeg naast de Jamin zaten aangever en [getuige03] de zak chips te eten. Er liep een groepje jongens voorbij. Twee van die jongens kwamen op aangever en [getuige03] aflopen. Ze hadden een shawl voor hun gezicht tot onder de ogen. Ze zeiden tegen aangever dat hij met hen mee moest lopen. Aangever moest zijn zakken leegmaken en op en neer springen, zodat ze konden zien of horen of hij geld in zijn zakken had. Toen moest aangever de zak chips afgeven. Toen aangever dat niet deed, pakte één van de jongens hem bij de keel en zijn jas. De jongen dreigde aangever te steken, als hij de zak chips niet zou geven. Toen heeft aangever de zak chips aan hem afgegeven. Vervolgens moest aangever op zijn knieën gaan zitten. De jongen duwde aangever op de grond en dwong hem om: “sorry baas” tegen hem te zeggen. Daarna trapte de jongen hem in zijn kruis.
[getuige03] ziet dat twee jongens het steegje in komen lopen. Ze vroegen of aangever en hij geld hadden. Aangever en [getuige03] moesten springen, zodat ze konden horen of ze geld hadden. Daarna zag [getuige03] dat aangever werd bedreigd. Hij zag dat de zak chips uit de handen van aangever gepakt werd. Ook hoorde hij dat aangever op zijn knieën moest zitten en “sorry baas” moest zeggen. Daarna werd aangever in zijn kruis getrapt.
Op het door de Jamin verstrekte beeldmateriaal is volgens [verbalisant04] te zien dat verdachte en [medeverdachte01] voor aangever en de [getuige03] gaat staan. Hij ziet dat aangever en [getuige03] op de plaats springen. Te zien is dat aangever een zak chips aan verdachte geeft. Verdachte trekt de zak chips uit de handen van aangever. Verdachte gaat vlak voor aangever staan en gaat met zijn hand naar de keel van aangever. Hierop gaat aangever op zijn knieën voor verdachte zitten, terwijl verdachte hem bij de keel vast heeft. Verdachte duwt aangever achterover en trapt hem in zijn kruis.
Verdachte heeft verklaard dat hij een zak chips heeft gepakt van twee jongens in een steegje. Ook heeft hij gevraagd of ze geld bij zich hadden. Verdachte heeft één of twee keer tegen aangever getrapt. Achteraf heeft hij hier spijt van.
De rechtbank is van oordeel dat met betrekking tot de feiten 3 en feit 4 sprake is van een voortgezette handeling in de zin van artikel 56 van het Wetboek van Strafrecht. De verschillende bewezenverklaarde, elkaar in de tijd opvolgende gedragingen hangen (ook met betrekking tot het 'wilsbesluit') zo nauw met elkaar samen dat verdachte daarvan in wezen één verwijt wordt gemaakt, terwijl de strekking van de desbetreffende strafbepalingen niet enigszins uiteenloopt.
Dat de opzet gericht was op het proberen wegnemen van het geld en van de zak chips van aangever blijkt uit de woorden die zijn gebruikt, waarbij is gezegd: “Geef geld” en dat aangever moest springen, zodat verdachte en medeverdachte konden horen of hij geld had, in combinatie met het vastpakken van aangever bij zijn keel en jas, waarbij is gezegd: “Je gaat die zak gewoon geven” en het op de knieën laten zitten van aangever, waarbij hij in het kruis is geschopt. Gelet op de handelingen van verdachte en medeverdachte, bestaande uit het gezamenlijk optrekken in de bedreiging en het geweld (door aangever vast te pakken bij zijn keel en jas, zodat hij niet weg kon, en het hem op de knieën dwingen van aangever en door deze daarbij in het kruis te schoppen) is gebleken van een nauwe en bewuste samenwerking. Hiermee is wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan een (poging) afpersing met geweld en bedreiging met geweld in vereniging. De rechtbank spreekt verdachte vrij van een poging diefstal met geweld.
Feit 5: Aangezien verdachte ten aanzien van het feit een bekennende verklaring heeft afgelegd en ter zake daarvan geen vrijspraak is bepleit, zal worden volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen als bedoeld in artikel 359, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering en acht de rechtbank dat feit wettig en overtuigend bewezen, gelet op:
- de bekennende verklaring van verdachte afgelegd tijdens de zitting van 26 juni 2023;
- de aangifte van [medeverdachte01] .
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
1
op 3 februari 2022 te Middelburg tezamen en in vereniging met anderen, een fiets en een rugzak, die aan [slachtoffer01] toebehoorden, heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl deze diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en gevolgd van geweld en bedreiging met geweld tegen [slachtoffer01] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, en om, bij betrapping op heterdaad, het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en bedreiging met geweld eruit bestonden dat hij, verdachte en zijn mededaders
• die [slachtoffer01] hebben gezegd dat hij mee moest lopen, omdat hij anders klappen zou krijgen, en
• een fysiek en numeriek overwicht op die [slachtoffer01] hebben gevormd en
• vervolgens - bij een tunneltje - die [slachtoffer01] hebben vastgepakt en
• vervolgens die [slachtoffer01] bij de keel hebben vastgegrepen en
• vervolgens die [slachtoffer01] tegen het hoofd hebben geslagen en
• vervolgens tegen die [slachtoffer01] hebben gezegd dat wanneer hij naar de politie zou gaan ze hem zouden pakken;
2
op 3 februari 2022 te Middelburg tezamen en in vereniging met anderen, ter uitvoering van het door verdachte en zijn mededaders voorgenomen misdrijf om met het oogmerk om zich en anderen wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en bedreiging met geweld [slachtoffer02] te dwingen tot de afgifte van geld en schoenen, die aan [slachtoffer02] toebehoorden welke geweld en bedreiging met geweld eruit bestonden dat hij, verdachte en zijn
mededaders
• die [slachtoffer02] - die op een fiets reed - bij zijn kleding en fiets hebben vastgepakt, in elk geval die [slachtoffer02] hebben doen stoppen en
• vervolgens tegen die [slachtoffer02] hebben geschreeuwd dat hij geld moest geven en zijn schoenen moest uittrekken en
• vervolgens tegen die [slachtoffer02] hebben gezegd dat hij, verdachte en zijn mededaders [slachtoffer02] zijn ribben zouden breken, en
• vervolgens in het bijzijn van die [slachtoffer02] tegen de vrienden van die [slachtoffer02] hebben geroepen dat ze niet dichterbij moesten komen omdat ze anders gestoken zouden worden, en
• vervolgens die [slachtoffer02] hebben gestompt en
• vervolgens die [slachtoffer02] tegen zijn gezicht hebben geschopt,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
3
op 3 februari 2022 te Middelburg tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk om zich en een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en bedreiging met geweld [slachtoffer03] heeft gedwongen tot de afgifte van een zak chips, toebehorende aan die [slachtoffer03] , welk geweld en bedreiging met geweld eruit bestonden dat hij, verdachte en zijn mededader
• die [slachtoffer03] op dwingende toon hebben gezegd dat hij, verdachte en zijn mededader, geld moesten hebben en
• die [slachtoffer03] op dwingende toon hebben gezegd dat hij zijn zakken moest leeg maken en
• die [slachtoffer03] op dwingende toon hebben gezegd dat hij op-en-neer moest springen en
• die [slachtoffer03] bij de keel en jas hebben vastgepakt en
• vervolgens tegen die [slachtoffer03] hebben gezegd dat hij de chips moest geven, anders werd die [slachtoffer03] gestoken met een mes, en
• in het bijzijn van die [slachtoffer03] hebben gezegd, ik heb geen pistool nodig alleen messen, en
• tegen die [slachtoffer03] op dwingende toon hebben gezegd dat hij op zijn knieën moest gaan zitten en
• vervolgens die [slachtoffer03] op de grond hebben geduwd en
• vervolgens toen die [slachtoffer03] op zijn knieën op de grond zat, die [slachtoffer03] in zijn kruis hebben getrapt;
4
op 3 februari 2022 te Middelburg tezamen en in vereniging met een ander ter uitvoering van het door verdachte en zijn mededader voorgenomen misdrijf om met het oogmerk om zich en een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en bedreiging met geweld [slachtoffer03] te dwingen tot de afgifte van een hoeveelheid geld dat aan [slachtoffer03] toebehoorde welke geweld of bedreiging met geweld eruit bestond dat hij, verdachte of zijn mededader
• die [slachtoffer03] (op dwingende toon) hebben gezegd dat hij, verdachte en zijn mededader, geld moest hebben en
• die [slachtoffer03] (op dwingende toon) hebben gezegd dat hij zijn zakken moest leeg maken en
• die [slachtoffer03] (op dwingende toon) hebben gezegd dat hij op-en-neer moest springen en
• die [slachtoffer03] bij de keel en jas hebben vastgepakt en
• (vervolgens) tegen die [slachtoffer03] hebben gezegd dat hij de chips moest geven, anders werd die [slachtoffer03] gestoken met een mes en
• in het bijzijn van die [slachtoffer03] hebben gezegd, ik heb geen pistool nodig alleen messen en
• tegen die [slachtoffer03] (op dwingende toon) hebben gezegd dat hij op zijn knieën moest gaan zitten en
• (vervolgens) die [slachtoffer03] op de grond hebben geduwd en
• (vervolgens) toen die [slachtoffer03] op zijn knieën op de grond zat, die [slachtoffer03] in zijn kruis hebben getrapt
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
5
op tijdstippen in de periode van 30 maart 2022 tot en met 6 april 2022 te Middelburg [medeverdachte01] telkens heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en met zware mishandeling, door die [medeverdachte01] middels sociale media de volgende dreigende woorden toe te sturen en door op sociale media over die [medeverdachte01] de volgende
dreigende woorden te plaatsen en door die [medeverdachte01] de volgende dreigende woorden toe te voegen "wat ik ze zeg als ze [medeverdachte01] tegenkomen; (citaat van een songtekst) ‘shoot him on the site, no mather where the fuck he is’" en “er is een oorlog tussen mij en [medeverdachte01] . Iedereen die voor zijn team kiest pak ik ook gewoon” en middels een andere persoon die [medeverdachte01] een bericht te sturen met de tekst; ‘ik moet van [verdachte01] zeggen dat hij een wapen geregeld heeft’.
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

5.De strafbaarheid

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Dit levert de in de beslissing genoemde strafbare feiten op.
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.

6.De strafoplegging

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie vordert aan verdachte op te leggen een leerstraf, zijnde TACt Plus (voor de duur van 35 uur), een werkstraf voor de duur van 40 uren, te vervangen door een jeugddetentie van 20 dagen, een jeugddetentie van 70 dagen, waarvan 63 dagen voorwaardelijk met aftrek van voorarrest en een proeftijd van twee jaren. De officier van justitie vordert de bijzondere voorwaarden op te leggen zoals geadviseerd door de Raad voor de Kinderbescherming. De officier van justitie vordert daarbij ook de dadelijke uitvoerbaarheid van de bijzondere voorwaarden. Daarnaast vordert de officier van justitie aan verdachte op te leggen een contactverbod met medeverdachten [medeverdachte01] en [medeverdachte02] .
6.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging stelt zich op het standpunt dat er rekening gehouden moet worden met de persoonlijke omstandigheden van verdachte. Het gaat nu goed met hem. Hij gaat wonen bij de moeder van zijn halfbroer in [plaats01] , waar hij een nieuw leven zal beginnen. Het is in zijn belang dat deze start niet wordt doorkruist door een detentieperiode. De Raad heeft bovendien geadviseerd om aan verdachte geen werkstraf op te leggen, omdat hij anders te veel belast zou worden. De verdediging acht een voorwaardelijke straf op zijn plaats.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de strafmaat houdt de rechtbank rekening met de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van de verdachte.
De ernst en impact van de feiten
Verdachte heeft zich samen met anderen schuldig gemaakt aan een drietal feiten van diefstal en (poging) afpersing met geweld en bedreiging met geweld in vereniging gepleegd. Daarnaast aan een bedreiging met de dood via social media. Uit de aangiften blijkt dat de slachtoffers erg bang zijn geweest. Verdachte was uit op snel geld en heeft daarbij gehandeld zonder rekening te houden met de gevolgen voor de slachtoffers. En die gevolgen zijn fors, zo blijkt ook uit de verklaring van de moeder van [slachtoffer01] tijdens de mondelinge behandeling. Zelfs tot op de dag van vandaag ervaart [slachtoffer01] angst als hij een groepje jongens ziet. Verdachte en de medeverdachte(n)hebben bij de slachtoffers een stuk levensvreugde weggenomen, en dit allemaal kennelijk voor hun eigen financieel gewin. De rechtbank rekent verdachte dit zwaar aan. Verder hebben dit soort feiten een grote impact op de gevoelens van onveiligheid in de maatschappij. Ook dit wordt verdachte aangerekend.
De persoon van verdachte
Bij de bepaling van de aan verdachte op te leggen straf zal de rechtbank, naast de ernst van de feiten, ook rekening houden met het gegeven dat verdachte niet eerder is veroordeeld voor het plegen van een strafbaar feit.
Daarnaast houdt de rechtbank bij de strafoplegging rekening met het advies, zoals vermeld in de op 15 juni 2023 uitgebrachte rapportage, van de Raad voor de Kinderbescherming (hierna: de Raad). Hieruit komt naar voren dat er een hoog risico bestaat dat verdachte zal recidiveren. Er zijn veel zorgen om zijn gezondheid, school, werk, vrije tijd en financiën. Daarnaast zijn er problemen op het gebied van houding, agressie en vaardigheden. De Raad vindt het zorgelijk dat verdachte geen inzicht wil geven in zijn aandeel. De Raad vindt het belangrijk dat verdachte leert om zich niet meer te laten beïnvloeden door anderen en niet meer de verkeerde keuzes te maken.
De Raad adviseert om verdachte een taakstraf op te leggen in de vorm van een leerstraf, zijnde TACt plus, en een voorwaardelijke jeugddetentie onder de algemene voorwaarde dat hij zich binnen de proeftijd niet opnieuw schuldig zal maken aan een strafbaar feit en onder de bijzondere voorwaarden dat verdachte:
  • wordt verboden om contact te leggen of te laten leggen met medeverdachten;
  • naar school gaat of een andere zinvolle dagbesteding heeft;
  • wordt verplicht zich onder behandeling te stellen van [instelling01] of een soortgelijke instelling;
  • een zinvolle structurele vrijetijdsbesteding of een sport heeft waarbij aan de gecertificeerde instelling, te weten de William Schrikker Stichting Jeugdbescherming & Jeugdreclassering te Amsterdam (hierna: WSS) de opdracht wordt gegeven toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden.
De Raad heeft ter zitting het advies aangevuld, in die zin dat er geen contra-indicaties zijn voor het opleggen van een werkstraf.
De rechtbank heeft voorts kennisgenomen van het rapport van Drs. [deskundige01] , registerpsycholoog kinder- en jeugd d.d. 2 juni 2022. De rechtbank beseft dat het rapport enigszins gedateerd is. Nu de inhoud van de rapportage in het voordeel van verdachte meeweegt, zal de rechtbank de conclusies van de psycholoog betrekken in de overwegingen van de strafmaat. Deze rapportage heeft alleen betrekking op de (poging) straatroven.
Verdachte is een veertienjarige jongen, die ervan wordt verdacht dat hij betrokken is geweest bij drie straatroven, gepleegd op 3 februari 2022. Verdachte ontkent enige betrokkenheid bij de feiten waarvan hij wordt verdacht. Verdachte wordt gezien als een first offender. Bij verdachte is sprake van een laagbegaafd/moeilijk lerend niveau van functioneren. Hiermee samenhangend laat hij informatieverwerkingsproblemen, een zwakke impulsregulatie zien en een erg onrijpe sociale-, emotionele- en gewetensontwikkeling. De grote achterstanden in zijn emotionele ontwikkeling en gewetensvorming vinden hun oorsprong in een onveilig angstig verlopen hechting in combinatie met veel
systeemgerelateerde problematiek. Het gedragspatroon met veel boosheid en agressie dat in de kindertijd steeds meer zichtbaar wordt, verandert van oppositioneel opstandig gedrag met woede-uitbarstingen naar een normoverschrijdende gedragsstoornis.
Verdachte stelt tijdens het onderzoek zijn verhaal bij en wat hij eerst bekent wordt later ontkend. Verdachte ontkent enige betrokkenheid bij de feiten waarvan hij wordt verdacht. Hij heeft eerder bij de Raadsonderzoeker wel gezegd dat hij betrokken was bij de beroving van de jongen van een fiets en een tas en bij de beroving van de jongen van een zak chips. Wat betreft de mate van toerekenen wordt uitgegaan van een verband tussen de beschreven psychopathologie en het tenlastegelegde. Bij alle feiten lijkt het vooral een anti-sociale attitude te zijn die een rol heeft gespeeld, die uiteraard is ontstaan vanuit de voorgeschiedenis met hechtingsproblematiek en voorbeelden van agressief gedrag van partners van moeder. Inmiddels zet hij zijn agressie bewust in om dingen voor elkaar te krijgen. Hij doet waar hij zin in heeft en heeft natuurlijk heel goed in de gaten dat je mensen niet mag beroven van hun spullen en dat je mensen niet mag slaan of schoppen. Het interesseert hem alleen niet. Daarbij is hij ook gericht op zijn status in de groep. Zijn laagbegaafdheid draagt ertoe bij dat hij het overzicht snel verliest, maar wel snel reageert en op basis van verkeerde inschattingen snel over gaat tot impulsief agressief gedrag. Dat hij niet goed na heeft gedacht over de mogelijke gevolgen voor slachtoffer en voor hemzelf, komt voort uit zijn gebrek van overzicht. Dat lijkt hem ook niet veel uit te maken. Vanuit zijn beperkte mate van empathie en beperkte mate van gewetensontwikkeling ervaart verdachte weinig remming in zijn handelen. Bij feit 3 zei zijn neef dat hij die zak chips wel wilde hebben en dan gaat verdachte dat wel even regelen. Hierbij lijkt de gebrekkige impulscontrole vooral een rol te hebben gespeeld, met name bij het schoppen van het slachtoffer nadat hij iets met kanker had gezegd. Dat lijkt hem te triggeren en zorgt er vervolgens voor dat hij handelt en niet nadenkt over de gevolgen van zijn gedrag (althans hier niet naar kan handelen). Geadviseerd wordt om verdachte feit 3 mits bewezen, verminderd toe te rekenen.
Om de kans op recidive te verminderen en de ontwikkeling van verdachte op een meer positieve wijze te stimuleren, zijn een aantal interventies geïndiceerd. Bij verdachte is weinig sprake van probleembesef, laat staan van probleeminzicht. De nadruk ligt hierbij zowel op het aanpassen van de context als op het vergroten van de zelfcontrole en emotieregulatie. Verdachte heeft behoefte aan een intensieve begeleiding en waar veel sturing, controle en begrenzing aanwezig zijn. De jarenlange zorgen die er al zijn rondom zijn opvoeding bij moeder in het gezin zorgen voor de noodzaak tot ondersteuning. Vanwege de veelheid aan individuele risicofactoren wordt het volgende geadviseerd:
- Toezicht en intensieve begeleiding zijn cruciaal.
- Het is voor verdachte belangrijk dat hij een goede daginvulling en/of een passende scholing krijgt
- Net zoals dat hij hulp krijgt zodat hij meer zelfsturend leert reageren, beter leert na te denken voordat hij iets doet, leert hoe hij impulsen kan beheersen, het aanleren van nieuwe probleemoplossende vaardigheden in sociale situaties, zijn sociale vaardigheden leert versterken en anders leert omgaan met mensen.
- Voor de zorgen die er zijn voor zijn emoties achter zijn gedrag, het reguleren van emoties, agressie en impulsen wordt opnieuw gedacht aan bijvoorbeeld een Psychomotore-therapie. Dit kan mogelijk in combinatie met een schemagerichte therapie danwel een cognitief-gedrags-therapeutische aanpak. Op deze manier krijgt hij iets meer inzicht in waar emoties vandaan komen, leert hij mogelijk iets beter te reflecteren op zijn gedrag en gevoelens en kan hij beter grenzen voor zichzelf stellen.
- Echter ook is het van belang dat vanuit forensisch opzicht aandacht wordt besteed aan zijn zeer beperkte gewetensvorming en het delictscenario.
- Een leerstraf gericht op beïnvloedbaarheid en agressieregulatie, zoals de Leerstraf TACt
- Vanuit gedragsdeskundig oogpunt gezien is het van belang dat er een strak goed begrensd pedagogisch gericht kader wordt gecreëerd voor een zolang mogelijke duur. Om dit alles in goede banen te leiden is, vanuit strafrechtelijk kader toezicht van jeugdreclassering nodig.
Verdachte dient in alle opzichten nog gezien te worden als een heel jonge en kwetsbare puber die een pedagogische aansturing behoeft. Rapporteur adviseert verdachte het behandel- en begeleidingstraject op te leggen binnen het juridisch kader van bijzondere voorwaarden bij een voorwaardelijk strafdeel. Verdachte zal zich dan moeten houden aan de aanwijzingen van de jeugdreclassering, ook als deze een vervolg behandeltraject omvat met aandachtspunten zoals hiervoor beschreven. Detentie als stok-achter-de-deur werkt vooral in een lik op stuk beleid.
De rechtbank neemt voorgaande conclusie van de psycholoog over en maakt deze tot de hare, waaronder het standpunt van de psycholoog dat het ten laste gelegde feit 3 in verminderde mate aan verdachte kan worden toegerekend.
De jeugdreclasseerder heeft tijdens de mondelinge behandeling aangegeven dat verdachte onder elektronisch toezicht staat. Over het algemeen gaat het goed met verdachte, al gaan zijn schoolresultaten wel achteruit. De jeugdreclasseerder staat achter de voorgenomen verhuizing van verdachte naar [plaats01] .
Van de [stichting] zijn tijdens de mondelinge behandeling twee begeleiders aanwezig, waarvan één van hen het woord gevoerd heeft. Op maandag en vrijdag heeft verdachte met hen een begeleidingsmoment. Op dinsdag en donderdag gaat verdachte naar school. De laatste tijd gaat het wel minder, maar dit heeft mogelijk te maken met de spanning die verdachte heeft over de behandeling van zijn strafzaak. Verdachte is wel weer gaan sporten. Als verdachte naar [plaats01] verhuist, zal de begeleiding naar een soortgelijke organisatie worden overgedragen.
De rechtbank houdt ten slotte rekening met het feit dat verdachte zeven dagen in voorarrest heeft doorgebracht.
Strafoplegging
Bij de strafoplegging heeft de rechtbank de hiervoor genoemde omstandigheden in aanmerking genomen, alsook de landelijke oriëntatiepunten van het LOVS voor minderjarigen.
Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat, gelet op de aard en de ernst van de feiten een leerstraf voor de duur van 35 uur, in de vorm van TACt Plus, passend en geboden is. Daarnaast is een jeugddetentie voor de duur van 70 dagen, waarvan 63 dagen voorwaardelijk, met aftrek van het voorarrest, passend als stok achter de deur. De rechtbank gaat er daarbij vanuit dat verdachte 7 dagen in voorarrest heeft gezeten. Het uitgangspunt van de rechtbank is dat verdachte niet meer terug hoeft naar de jeugdgevangenis. Daarbij zal de rechtbank verdachte een proeftijd van twee jaar opleggen waarin verdachte zich, naast de algemene voorwaarde, aan de volgende bijzondere voorwaarden zal dienen te houden.
Verdachte:
  • wordt verboden om contact te leggen of te laten leggen met medeverdachten [medeverdachte01] en [medeverdachte02] voor zolang als de WSS dit nodig acht;
  • gaat naar school of heeft een andere zinvolle dagbesteding;
  • wordt verplicht zich onder behandeling te stellen van [instelling01] of van een soortgelijke instelling;
  • heeft een zinvolle structurele vrijetijdsbesteding of een sport ;
waarbij aan de gecertificeerde instelling, te weten de WSS de opdracht wordt gegeven toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden.
De rechtbank overweegt voorts dat verdachte strafbare feiten heeft gepleegd welke gericht zijn tegen de onaantastbaarheid van personen. De psycholoog stelt dat de kans dat verdachte opnieuw gewelddadige strafbare feiten zal plegen, groot is. De rechtbank neemt deze conclusie over. Om die reden zal de rechtbank dan ook bevelen dat de hiervoor genoemde bijzondere voorwaarden en het uit te oefenen toezicht door de jeugdreclassering dadelijk uitvoerbaar zijn.
Met de officier van justitie is de rechtbank voorts van oordeel dat aan verdachte ook een werkstraf moet worden opgelegd en wel voor de duur van 30 uren, te vervangen door 15 dagen jeugddetentie. Hij moet ervaren dat er consequenties verbonden zijn aan de feiten die hij heeft gepleegd.

7.De benadeelde partij

[benadeelde01] (wettelijk vertegenwoordigster van aangever) vordert een immateriële schadevergoeding van € 1.000,00 voor feit 1.
De rechtbank heeft hiervoor overwogen dat bewezen kan worden verklaard dat verdachte dit feit heeft gepleegd. Dit betekent ook dat verdachte onrechtmatig heeft gehandeld tegenover de benadeelde partij en dat hij verplicht is de schade van de benadeelde partij te vergoeden.
De hoogte van het gevorderde bedrag is door verdachte genoegzaam betwist. De benadeelde partij heeft daarbij de schade niet nader onderbouwd aan de hand van stukken. Gebruikmakend evenwel van haar schattingsbevoegdheid ex artikel 6:97 van het Burgerlijk Wetboek schat de rechtbank de hoogte van de schade op € 200,00, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 3 februari 2022 tot aan de dag der algehele voldoening. De rechtbank neemt hierbij in aanmerking dat het een feit van algemene bekendheid is, dat een slachtoffer van een dergelijk geweldsdelict daarvan immateriële schade ondervindt, alsmede gelet op alle omstandigheden en de bedragen die in vergelijkbare gevallen zijn toegekend. Deze schade staat ook in een voldoende verband met het bewezenverklaarde handelen van verdachte, zodat ook sprake is van schade die rechtstreeks is toegebracht door het bewezenverklaarde feit. De rechtbank zal de vordering van immateriële schade voor het overige niet-ontvankelijk verklaren.
De rechtbank zal tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen tot betaling van het toegekende schadebedrag. Dit betekent dat het CJIB de inning zal verzorgen.

8.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 36f, 45, 47, 56, 77a, 77g, 77i, 77m, 77n, 77x, 77y, 77z, 77aa en 77gg, 285, 312, 317 van het Wetboek van Strafrecht zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

9.De beslissing

De rechtbank:
Vrijspraak
-
spreekt verdachte vrijvan
- het onder 1 tenlastegelegde feit afpersing in vereniging,
- het onder feit 2 tenlastegelegde feit poging diefstal met geweld en bedreiging met geweld,
- het onder 3 tenlastegelegde feit diefstal met geweld en bedreiging met geweld,
- het onder 4 tenlastegelegde feit poging diefstal met geweld en bedreiging met geweld;
Bewezenverklaring
- verklaart het tenlastegelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezenverklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
feit 1:Diefstal, voorafgegaan, vergezeld en gevolgd van geweld en bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, en om, bij betrapping op heterdaad, het bezit van het gestolene te verzekeren, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen;
feit 2:Poging afpersing, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen;
Ten aanzien van feit 3 en 4:
de voortgezette handeling van:
Afpersing, terwijl het feit wordt gepleegd door twee verenigde personen
en
poging afpersing, terwijl het feit gepleegd wordt door twee verenigde personen;
feit 5:Bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht en zware mishandeling;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot
een leerstraf, te weten TACt plus van 35 uren;
- beveelt dat indien verdachte de leerstraf niet naar behoren verricht,
vervangende jeugddetentiezal worden toegepast van
17 dagen;
- veroordeelt verdachte tot
een jeugddetentie van 70 dagen, waarvan 63 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar;
- bepaalt dat deze jeugddetentie niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, omdat verdachte voor het einde van de proeftijd na te melden voorwaarden niet heeft nageleefd;
- stelt als
algemene voorwaardedat verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
- stelt als
bijzondere voorwaarden:
* dat verdachte zich tijdens de proeftijd moet gedragen naar de voorschriften en aanwijzingen die worden gegeven door of namens de jeugdreclassering uit te voeren door de WSS als gecertificeerde instelling;
* dat verdachte ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit, medewerking zal verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage zal aanbieden;
* dat verdachte medewerking zal verlenen aan het reclasseringstoezicht, de medewerking van huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de jeugdreclassering dit noodzakelijk acht, daaronder begrepen;
* dat het verdachte verboden is om contact te leggen of te laten leggen met de medeverdachten [medeverdachte01] en [medeverdachte02] , zo lang als de WSS dit nodig acht;
* dat verdachte naar school gaat of een andere zinvolle dagbesteding heeft;
* dat verdachte wordt verplicht zich onder behandeling te stellen van [instelling01] of van een soortgelijke instelling;
* dat verdachte een zinvolle structurele vrijetijdsbesteding of een sport heeft;
- draagt deze gecertificeerde instelling op toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden;
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde jeugddetentie;
- bepaalt dat de aan de voorwaardelijke straf verbonden voorwaarden en het op de naleving van die voorwaarden uit te oefenen reclasseringstoezicht, dadelijk uitvoerbaar zijn;
- veroordeelt verdachte tot een
taakstraf in de vorm van een werkstraf voor de duur van 30 uren, te vervangen door 15 dagen jeugddetentie;
Benadeelde partij
- veroordeelt verdachte tot betaling aan [benadeelde01] (wettelijk vertegenwoordigster van aangever) van € 200,00, aan immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente, vanaf 3 februari 2022 tot aan de dag der voldoening;
- veroordeelt verdachte in de kosten van de benadeelde partij tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot nu toe begroot op nihil;
- verklaart de benadeelde partij in het overige gedeelte van de vordering niet-ontvankelijk en bepaalt dat de vordering voor dat gedeelte bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht;
- legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van [benadeelde01] (wettelijk vertegenwoordigster van aangever van feit 1), € 200,00 te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente, vanaf 3 februari 2022 tot aan de dag der voldoening.
- bepaalt dat bij voldoening van de schadevergoedingsmaatregel de betalingsverplichting aan de benadeelde partij vervalt en omgekeerd;
Voorlopige hechtenis
- heft het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis op.
Dit vonnis is gewezen door mr. D.H. Hamburger, voorzitter, mr. T.J. van Gessel en mr. D. Bogaert, kinderrechters, in tegenwoordigheid van T.C.A. Joosen, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 10 juli 2023.
mr. Bogaert is buiten staat het vonnis mede te ondertekenen.