ECLI:NL:RBZWB:2023:4877

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
11 juli 2023
Publicatiedatum
11 juli 2023
Zaaknummer
AWB- 23_3289 VV
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om voorlopige voorziening inzake financiële aanspraak Belastingdienst/Toeslagen

Op 11 juli 2023 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een zaak tussen een verzoekster en de Belastingdienst/Toeslagen. Verzoekster had bezwaar gemaakt tegen een besluit van 16 november 2022, waarin haar een financiële aanspraak werd ontzegd. Zij verzocht de voorzieningenrechter om een voorlopige voorziening te treffen, omdat zij stelde dat er sprake was van een acute financiële noodsituatie. De voorzieningenrechter oordeelde echter dat verzoekster niet voldoende had onderbouwd dat er daadwerkelijk sprake was van een dergelijke noodsituatie. Ondanks dat verzoekster aangaf gedupeerd te zijn door de toeslagenaffaire, ontbrak het aan een gedetailleerd overzicht van haar financiële situatie, zoals gevraagd door de griffier. De voorzieningenrechter merkte op dat de ex-partner van verzoekster al een bedrag van € 30.000,- had ontvangen, wat erop wijst dat er al een tegemoetkoming was verstrekt. Bovendien bleek uit het dossier niet dat de door verzoekster genoemde schulden onmiddellijk moesten worden afbetaald. De voorzieningenrechter concludeerde dat de spoedeisendheid van het verzoek niet was aangetoond en wees het verzoek om voorlopige voorziening af. Deze uitspraak werd openbaar gemaakt op www.rechtspraak.nl.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 23/3289 KINDER VV

uitspraak van 11 juli 2023 van de voorzieningenrechter in de zaak tussen

[naam verzoekster], te [woonplaats verzoekster], verzoekster,

gemachtigde: mr. I.M. van den Heuvel,
en

de Belastingdienst/Toeslagen, verweerder.

Procesverloop

1.1
Verzoekster heeft bezwaar gemaakt tegen het besluit van 16 november 2022 (bestreden besluit) van de Belastingdienst/Toeslagen inzake de uitkomst van de eerste toets. Zij heeft de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.
1.2
Op grond van artikel 8:83, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) is een zitting achterwege gebleven.

Overwegingen

2. Op grond van artikel 8:81, eerste lid, van de Awb kan de voorzieningenrechter van de rechtbank die bevoegd is of kan worden in de hoofdzaak, op verzoek een voorlopige voorziening treffen indien onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, dat vereist.
De voorzieningenrechter stelt voorop dat de voorlopige voorzieningenprocedure is bedoeld om in afwachting van de uitkomst van een bezwaar- of beroepsprocedure een voorlopige maatregel te treffen. Daarom speelt bij de beoordeling van een verzoek om voorlopige voorziening de spoedeisendheid een belangrijke rol.
3. De griffier heeft bij brief van 15 juni 2023 aan verzoekster gevraagd een toelichting te geven op het gestelde spoedeisende belang. Daarbij is onder andere aan verzoekster gevraagd om een overzicht van haar financiële situatie te verstrekken.
Met haar brief van 19 juni 2023 heeft verzoekster gereageerd op dit verzoek.
4. Ten aanzien van een besluit waarbij uitsluitend een financiële aanspraak wordt ontzegd, kan naar het oordeel van de voorzieningenrechter in het algemeen alleen dan aanleiding zijn voor het treffen van een voorlopige voorziening indien sprake is van een dusdanig acute financiële noodsituatie dat gelet op de betrokken belangen -in dit geval- dient te worden geoordeeld dat de Belastingdienst/Toeslagen tot het betalen van een bedrag van € 30.000,- dient over te gaan.
5. De voorzieningenrechter is van oordeel dat uit wat verzoekster in haar brief van 19 juni 2023 heeft gesteld, niet blijkt dat sprake is van een acute financiële noodsituatie. Eiseres heeft aangegeven dat zij als gedupeerde van de toeslagenaffaire al jaren financieel en psychisch lijdt, maar een nadere onderbouwing waarom zij niet in staat is om de bezwaarprocedure af te wachten, ontbreekt. Ondanks uitdrukkelijk verzoek van de griffier heeft verzoekster ook geen overzicht van haar inkomsten en uitgaven overgelegd. Dat verzoekster snel duidelijkheid wenst te krijgen over haar recht op een basisvergoeding, acht de voorzieningenrechter begrijpelijk, maar dat maakt niet dat er sprake is van een noodsituatie als hiervoor bedoeld. Daarbij overweegt de rechtbank dat de ex-partner van verzoekster blijkens het bestreden besluit reeds € 30.000,- heeft gekregen. Eiseres heeft dit, ongemotiveerd, betwist. Met deze toekenning lijkt erkend te zijn dat betrokkenen gedupeerden zijn van de toeslagaffaire en reeds een tegemoetkoming in de schade is verstrekt.
6. Verder overweegt de voorzieningenrechter dat uit het dossier niet blijkt dat de door verzoekster genoemde schulden al moeten worden afbetaald. Ten slotte overweegt de voorzieningenrechter dat, indien verzoekster meent recht te hebben op meer dan € 30.000,-, zij de procedure in het kader van de integrale beoordeling kan voortzetten.

Beslissing

De voorzieningenrechter wijst het verzoek om voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. V.M. Schotanus, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. S. Constant, griffier, op 11 juli 2023 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier voorzieningenrechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.