ECLI:NL:RBZWB:2023:4872

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
3 juli 2023
Publicatiedatum
11 juli 2023
Zaaknummer
02/293899-21
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Poging tot doodslag met psychische stoornis als niet-strafbaarheid

In de strafzaak tegen de verdachte, geboren op 1963 te Bergen op Zoom, heeft de rechtbank Zeeland-West-Brabant op 3 juli 2023 uitspraak gedaan. De verdachte werd beschuldigd van poging tot doodslag op zijn zoon en echtgenote op 28 oktober 2021. Tijdens de zitting op 3 juli 2023 hebben zowel de officier van justitie, mr. C.M.J.M. van Buul, als de verdediging hun standpunten gepresenteerd. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op het moment van de feiten in een delirante en psychotische toestand verkeerde, wat leidde tot de conclusie dat hij niet strafbaar was. De rechtbank heeft de bewezenverklaring van de poging tot doodslag op beide slachtoffers vastgesteld, maar heeft de verdachte ontslagen van alle rechtsvervolging op basis van de rapporten van de psychiater en psycholoog, die concludeerden dat de verdachte leed aan een ziekelijke stoornis. De rechtbank heeft ook het beslag op het in beslag genomen mes verbeurd verklaard en de teruggave van andere in beslag genomen voorwerpen gelast. Het vonnis is uitgesproken in het openbaar en is niet door de voorzitter ondertekend.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Strafrecht
Zittingsplaats: Breda
parketnummer: 02/293899-21
vonnis van de meervoudige kamer van 3 juli 2023
in de strafzaak tegen
[verdachte01]
geboren op [geboortedag01] 1963 te [geboorteplaats01] ( [land01] )
wonende te [adres01] , [postcode01] [woonplaats01]
raadsman mr. I. Azarkan, advocaat te Roosendaal

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 3 juli 2023, waarbij de officier van justitie, mr. C.M.J.M. van Buul, en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte zich op 28 oktober 2021 schuldig heeft gemaakt aan poging tot doodslag, dan wel poging tot zware mishandeling althans mishandeling van zijn zoon [slachtoffer01] (feit 1) en echtgenote [slachtoffer02] (feit 2).

3.De voorvragen

De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.

4.De beoordeling van het bewijs

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht op grond van het dossier wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de onder feit 1 en feit 2 primair ten laste gelegde poging tot doodslag. Zij is van oordeel dat bij beide feiten bij verdachte sprake was van vol opzet.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging stelt zich op het standpunt dat de onder feit 1 en feit 2 primair ten laste gelegde feiten bewezen kunnen worden.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1
De bewijsmiddelen
Indien hoger beroep wordt ingesteld zullen de bewijsmiddelen worden uitgewerkt en opgenomen in een bijlage die aan het vonnis zal worden gehecht.
4.3.2
De bijzondere overwegingen omtrent het bewijs
Op grond van het dossier stelt de rechtbank vast dat verdachte op 28 oktober 2021 in verwarde toestand verkeerde waarin hij ervan overtuigd was dat zijn toenmalige vrouw, [slachtoffer02] , zwanger was van een andere man en dat zijn zoon, [slachtoffer01] , hem wilde wurgen. Hierop kreeg verdachte ruzie met zijn zoon. Er ontstond een worsteling tussen hen, waarbij [slachtoffer02] tussenbeide probeerde te komen. Op enig moment heeft verdachte een aardappelschilmesje gepakt uit de keuken en meermalen met enige kracht om zich heen gestoken. Hierbij heeft verdachte [slachtoffer02] gestoken in haar gezicht en geprobeerd haar in haar hals te steken. Daarnaast heeft hij [slachtoffer01] gestoken in zijn gezicht, oor en hals. Hierdoor is aan hen beiden letsel toegebracht.
De rechtbank dient te beoordelen of dit handelen van verdachte gekwalificeerd kan worden als poging tot doodslag of als poging tot zware mishandeling.
Ten aanzien van [slachtoffer01] , feit 1, concludeert de rechtbank dat verdachte heeft geprobeerd om hem te doden. Zij baseert dit op het door verdachte meermalen tijdens een worsteling krachtig steken met een scherp mes, waarbij hij zijn zoon heeft geraakt in zijn gezicht en hals. Daaruit valt vol opzet van verdachte om [slachtoffer01] te doden niet af te leiden. Wel is de rechtbank van oordeel dat verdachte door zo te handelen bewust de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat zijn zoon zou komen te overlijden. Zij acht dan ook wettig en overtuigend bewezen dat verdachte voorwaardelijk opzet op de dood van [slachtoffer01] had.
Ten aanzien van [slachtoffer02] , feit 2, concludeert de rechtbank dat verdachte heeft geprobeerd om haar te doden. Zij baseert dit op het door verdachte tijdens een worsteling met kracht met een mes gericht steken in de richting van de hals van [slachtoffer02] , waarbij [slachtoffer02] in het gezicht is geraakt. Hierop heeft zij zich verweerd met haar handen en heeft [slachtoffer01] het hoofd en de arm van verdachte beetgepakt. Het is dan ook enkel door hun toedoen dat dit dodelijk gevolg zich niet heeft verwezenlijkt. Verdachte had naar het oordeel van de rechtbank dan ook vol opzet op het doden van [slachtoffer02] .
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan poging tot doodslag van [slachtoffer01] en [slachtoffer02] , zoals onder feit 1 en feit 2 primair is ten laste gelegd.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
1. primair
op 28 oktober 2021 te Bergen op Zoom ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer01] opzettelijk van het leven te beroven, die [slachtoffer01] met een mes in het gezicht en in de hals heeft gestoken, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2 primair
op 28 oktober 2021 te Bergen op Zoom ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer02] opzettelijk van het leven te beroven, die [slachtoffer02] meermalen met een mes in de hals heeft getracht te steken, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

5.De strafbaarheid

5.1
De strafbaarheid van de feiten
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Dit levert de in de beslissing genoemde strafbare feiten op.
5.2
De strafbaarheid van verdachte
De officier van justitie en de verdediging hebben zich op het standpunt gesteld dat verdachte
dient te worden ontslagen van alle rechtsvervolging op grond van de rapporten van de [psychiater01] van 4 april 2022 en van de [psycholoog01] van 10 april 2022. De rechtbank sluit zich daarbij aan en overweegt daartoe als volgt.
In de Pro Justitia rapporten komt zowel de psychiater als de psycholoog tot de conclusie dat verdachte ten tijde van het bewezenverklaarde leed aan een ziekelijke stoornis en/of gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens. Zo was er sprake van een delirant/psychotisch toestandsbeeld door een somatische factor en/of medicatie. Dit delirante/psychotische toestandsbeeld is volledig bepalend geweest voor het gedrag van verdachte ten tijde van de feiten. Er bestond bij hem totaal geen keuzevrijheid meer. De tenlastegelegde (thans bewezenverklaarde) feiten kunnen hem dan ook volgens de deskundigen niet worden toegerekend. De rechtbank neemt deze (gemotiveerde) conclusies over en maakt deze tot de hare.
Dit betekent dat de verdachte niet strafbaar zal worden verklaard voor de bewezenverklaarde feiten en zal worden ontslagen van alle rechtsvervolging.

6.Het beslag

6.1
De verbeurdverklaring
De rechtbank acht het in de beslissing genoemde in beslag genomen mes vatbaar voor verbeurdverklaring.
6.2
De teruggave aan verdachte
De rechtbank zal de teruggave gelasten van de hierna in de beslissing genoemde in beslag genomen kledingstukken aan verdachte, aangezien de voorwerpen niet vatbaar zijn voor verbeurdverklaring of onttrekking aan het verkeer en onder verdachte in beslag zijn genomen.
6.3
De teruggave aan rechthebbende
De rechtbank zal de teruggave gelasten van de hierna in de beslissing genoemde in beslag genomen mobiele telefoon aan de rechthebbende.

7.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 33, 33a, 45, 57 en 287 van het Wetboek van Strafrecht.

8.De beslissing

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het tenlastegelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezenverklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
feit 1, primair:poging tot doodslag;
feit 2, primair:poging tot doodslag;
- verklaart verdachte
niet strafbaar voor het bewezenverklaarde en ontslaat verdachte van alle rechtsvervolging;
Beslag
- verklaart verbeurd het inbeslaggenomen voorwerp, te weten:
* 1 STK Mes (omschrijving: g2392167 lemmet + handvat apart);
- gelast de teruggave aan verdachte van de inbeslaggenomen voorwerpen, te weten:
* blauwe jas, wit t-shirt, zwart hemd, blauwe trui, blauwe trainingsbroek;
- gelast de teruggave aan de rechthebbende van het inbeslaggenomen voorwerp, te weten:
* mobiele telefoon;
Voorlopige hechtenis
- heft het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis op.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.B. Scheltema Beduin, voorzitter, mr. M. Breeman en
mr. S.W.M. Speekenbrink, rechters, in tegenwoordigheid van mr. S.B.H. van Overveld, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 3 juli 2023.
Mr. Scheltema Beduin is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.