ECLI:NL:RBZWB:2023:4810

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
10 juli 2023
Publicatiedatum
10 juli 2023
Zaaknummer
22/1640
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van een beroep tegen een naheffingsaanslag motorrijtuigenbelasting en verzuimboete

Op 10 juli 2023 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in de zaak tussen een belanghebbende en de inspecteur van de belastingdienst. De zaak betreft een beroep van de belanghebbende tegen de uitspraak op bezwaar van de inspecteur van 18 februari 2022, waarbij een naheffingsaanslag motorrijtuigenbelasting van € 2.567 en een verzuimboete van € 2.567 zijn opgelegd. De rechtbank heeft het beroep op 2 juni 2023 behandeld, waarbij de gemachtigde van de belanghebbende en de inspecteur aanwezig waren. In beroep was enkel de verzuimboete in geschil. De belanghebbende voerde aan dat de verzuimboete moest worden vernietigd of verminderd vanwege financiële omstandigheden. Tijdens de zitting trok de gemachtigde deze grond in en stelde in plaats daarvan dat de verzuimboete moest worden verminderd wegens undue delay, aangezien de redelijke termijn was overschreden. De inspecteur bevestigde deze overschrijding.

De rechtbank oordeelde dat de verzuimboete moest worden verminderd, omdat per 1 juli 2023 het Besluit Bestuurlijke Boeten Belastingrecht was gewijzigd, waardoor de verzuimboete in beginsel op 50% werd vastgesteld. De rechtbank verminderde de verzuimboete tot € 1.283. Daarnaast constateerde de rechtbank dat de redelijke termijn van twee jaar tussen de aankondiging van de verzuimboete en de uitspraak was overschreden met ruim twee maanden, wat aanleiding gaf tot verdere matiging van de verzuimboete met 5% tot € 1.218.

De rechtbank verklaarde het beroep gegrond, vernietigde de uitspraak op bezwaar voor zover deze betrekking had op de boetebeschikking en bepaalde dat de inspecteur het griffierecht van € 50 aan de belanghebbende moest vergoeden, evenals de proceskosten van € 3.287. De uitspraak werd openbaar gemaakt op 14 juli 2023 en partijen werden geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Zittingsplaats Breda
Belastingrecht
zaaknummer: BRE 22/1640
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 10 juli 2023 in de zaak tussen

[belanghebbende], uit [plaats], belanghebbende

(gemachtigde: [gemachtigde]),
en

De inspecteur van de belastingdienst, de inspecteur.

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van belanghebbende tegen de uitspraak op bezwaar van de inspecteur van 18 februari 2022.
1.1.
De inspecteur heeft aan belanghebbende een naheffingsaanslag motorrijtuigenbelasting over het tijdvak 28 april 2020 tot en met 9 april 2021 opgelegd van € 2.567 (hierna: de naheffingsaanslag) en bij gelijktijdige beschikking een verzuimboete opgelegd van € 2.567 (hierna: de boetebeschikking).
1.2.
De inspecteur heeft het bezwaar van belanghebbende ongegrond verklaard en de naheffingsaanslag en de verzuimboete gehandhaafd. Het verzoek om kostenvergoeding is afgewezen.
1.3.
De inspecteur heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift. Belanghebbende heeft daarop gereageerd door middel van een conclusie van repliek, waarna de inspecteur een conclusie van dupliek heeft ingediend.
1.4.
De rechtbank heeft het beroep op 2 juni 2023 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: de gemachtigde van belanghebbende en namens de inspecteur, [inspecteur] en [inspecteur].

Geschil

2. In beroep is enkel de verzuimboete in geschil. Belanghebbende heeft aangevoerd dat de verzuimboete moet worden vernietigd dan wel verminderd in verband met financiële omstandigheden. Ter zitting heeft de inspecteur nadere gegevens ingediend met betrekking tot het inkomen van belanghebbende. De gemachtigde van belanghebbende heeft daarop de beroepsgrond financiële omstandigheden ingetrokken en in plaats daarvan gesteld dat de verzuimboete moet worden verminderd in verband met undue delay, aangezien de redelijke termijn vanaf de aankondiging van de verzuimboete op 15 april 2021 ten tijde van de zitting reeds is overschreden. De inspecteur heeft ter zitting aangegeven dat dit juist is. De gemachtigde van belanghebbende heeft de rechtbank gevraagd om uitspraak te doen.

Beoordeling door de rechtbank

3. De rechtbank ziet aanleiding om de verzuimboete verminderen, aangezien per 1 juli 2023 het Besluit Bestuurlijke Boeten Belastingrecht is gewijzigd waardoor de verzuimboete in beginsel niet langer op 100% maar op 50% wordt vastgesteld. [1] De rechtbank vermindert de verzuimboete daarom tot € 1.283.
3.1.
De verzuimboete is aangekondigd per brief van 15 april 2021. De rechtbank doet uitspraak op 14 juli 2023. De redelijke termijn van twee jaar tussen de aankondiging van de verzuimboete en de uitspraak van de rechtbank is dus overschreden met ruim twee maanden (undue delay). Deze overschrijding geeft de rechtbank aanleiding tot verdere matiging van de verzuimboete met 5% tot € 1.218.

Conclusie en gevolgen

4. Het beroep is gegrond. De rechtbank vernietigt daarom de uitspraak op bezwaar voor zover deze betrekking heeft op de boetebeschikking en vermindert de boetebeschikking tot € 1.218.
4.1.
Omdat het beroep gegrond is moet de inspecteur het griffierecht aan belanghebbende vergoeden en krijgt belanghebbende ook een vergoeding van zijn proceskosten.
4.2.
De inspecteur moet deze vergoeding betalen. De rechtbank stelt de te vergoeden kosten voor juridische bijstand vast op € 3.287. Dit bedrag is gebaseerd op het Besluit proceskosten bestuursrecht (1 punt voor het indienen van het bezwaarschrift en 1 punt voor het hoorgesprek, met een waarde per punt van € 597 en 1 punt voor het indienen van het beroepschrift, 0,5 punt voor het indienen van de conclusie van repliek en 1 punt voor het verschijnen ter zitting, met een waarde per punt van € 837 en een wegingsfactor 1).

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt de uitspraak op bezwaar voor zover deze betrekking heeft op de boetebeschikking;
- vermindert de boetebeschikking tot € 1.218;
- bepaalt dat de inspecteur het griffierecht van € 50 aan belanghebbende moet vergoeden;
- veroordeelt de inspecteur tot betaling van € 3.287 aan proceskosten aan belanghebbende.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.A. den Braber-Riemens, rechter, in aanwezigheid van mr. I. van Wijk, griffier, op 10 juli 2023 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:
Aan deze uitspraak hoeft eerst uitvoering te worden gegeven als de uitspraak onherroepelijk is geworden. De uitspraak is onherroepelijk als niet binnen zes weken na verzending van de uitspraak een rechtsmiddel is aangewend of onherroepelijk op het aangewende rechtsmiddel is beslist. [2]

Informatie over hoger beroep

Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de verzenddatum hoger beroep instellen bij het gerechtshof te ’sHertogenbosch (belastingkamer).
Als het een Rijksbelastingzaak betreft (dat is een zaak waarbij de Belastingdienst partij is), kunt u digitaal beroep instellen via www.rechtspraak.nl. Daar klikt u op “Formulieren en inloggen”. Hoger beroep instellen kan eventueel ook nog steeds per brief op de hierna vermelde wijze.
Betreft het een andere belastingzaak (bijvoorbeeld een zaak waarbij een heffingsambtenaar van een gemeente of een samenwerkingsverband partij is), dan kan het hoger beroep uitsluitend worden ingesteld door verzending van een brief aan het gerechtshof te ’sHertogenbosch (belastingkamer), Postbus 70583, 5201 CZ ’sHertogenbosch.
Bij het instellen van hoger beroep dient het volgende in acht te worden genomen:
1. bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd;
2. het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. een dagtekening;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep is ingesteld;
d. de gronden van het hoger beroep.

Voetnoten

1.Besluit van het Directoraat-Generaal Belastingdienst van 22 juni 2023, Staatscourant 2023, 17366.
2.Artikel 27h, derde lid en artikel 28, zevende lid AWR.