ECLI:NL:RBZWB:2023:4806

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
10 juli 2023
Publicatiedatum
10 juli 2023
Zaaknummer
22/819
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de naheffingsaanslag motorrijtuigenbelasting en verzuimboete tijdens schorsing

In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 10 juli 2023, wordt het beroep van de belanghebbende tegen de uitspraak op bezwaar van de inspecteur van de belastingdienst beoordeeld. De inspecteur had een naheffingsaanslag motorrijtuigenbelasting opgelegd voor de periode van 19 juli 2020 tot en met 18 juli 2021, ter hoogte van € 720, en een verzuimboete van € 720. Na bezwaar werd de naheffingsaanslag gehandhaafd, maar de boete werd verlaagd tot € 180. De rechtbank behandelt het beroep en concludeert dat de naheffingsaanslag terecht is opgelegd, aangezien de belanghebbende op 11 juni 2021 gebruik heeft gemaakt van de openbare weg met een geschorst motorrijtuig. De rechtbank oordeelt dat de wettelijke regeling niet toelaat om de naheffingsaanslag te matigen op basis van de omstandigheden van de belanghebbende, zoals het feit dat de camper voornamelijk in de stalling heeft gestaan. De rechtbank bevestigt ook dat de verzuimboete terecht is opgelegd, omdat de belanghebbende op de hoogte was van de schorsing en geen avas kan aantonen. Het beroep wordt ongegrond verklaard, wat betekent dat zowel de naheffingsaanslag als de verzuimboete in stand blijven. De belanghebbende krijgt geen griffierecht terug en geen vergoeding van proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Zittingsplaats Breda
Belastingrecht
zaaknummer: BRE 22/819

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 10 juli 2023 in de zaak tussen

[belanghebbende] , uit [plaats] , belanghebbende,

en

de inspecteur van de belastingdienst, de inspecteur.

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van belanghebbende tegen de uitspraak op bezwaar van de inspecteur van 30 december 2021.
1.1.
De inspecteur heeft aan belanghebbende een naheffingsaanslag motorrijtuigenbelasting over het tijdvak 19 juli 2020 tot en met 18 juli 2021 opgelegd van € 720 (hierna: de naheffingsaanslag) en bij gelijktijdige beschikking een verzuimboete opgelegd van € 720 (hierna: de boetebeschikking).
1.2.
De inspecteur heeft het bezwaar van belanghebbende gegrond verklaard. De inspecteur heeft daarbij de naheffingsaanslag gehandhaafd en de verzuimboete verminderd tot € 180.
1.3.
De inspecteur heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.4.
De rechtbank heeft het beroep op 2 juni 2023 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: belanghebbende en namens de inspecteur, [inspecteur 1] [inspecteur 2] en [inspecteur 3] .

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank beoordeelt of de inspecteur de naheffingsaanslag en de boetebeschikking, zoals vastgesteld na de uitspraak op bezwaar, terecht en tot het juiste bedrag aan belanghebbende heeft opgelegd. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van belanghebbende.
3. Naar het oordeel van de rechtbank heeft de inspecteur de naheffingsaanslag en de boetebeschikking, zoals vastgesteld na uitspraak op bezwaar, terecht en tot het juiste bedrag aan belanghebbende opgelegd. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.

Feiten

4. Belanghebbende is vanaf 19 oktober 2018 houder van een camper van het merk Poessl met kenteken [kenteken] (hierna: de camper). De geldigheid van het kenteken is op 19 oktober 2020 geschorst tot en met 18 oktober 2021. Belanghebbende heeft de schorsing op 28 juli 2021 beëindigd.
4.1.
Op 11 juni 2021 is via camerabeelden op de A27 geconstateerd dat met de camper gebruik is gemaakt van de openbare weg. Naar aanleiding van deze constatering heeft de inspecteur de naheffingsaanslag en de boetebeschikking aan belanghebbende opgelegd.

Motivering

Is de naheffingsaanslag terecht opgelegd en niet te hoog vastgesteld?
5. Indien met een motorrijtuig van de weg gebruik wordt gemaakt terwijl voor dit motorrijtuig een schorsing geldt, kan motorrijtuigenbelasting worden nageheven. [1] De na te heffen belasting wordt berekend over een tijdsduur van vier aaneensluitende tijdvakken van drie maanden met als laatste tijdvak dat waarin het gebruik van de weg is geconstateerd. [2] Indien blijkt dat de belasting over (een gedeelte van) de periode waarop de naheffingsaanslag betrekking heeft voor het motorrijtuig is betaald, wordt de belasting in zoverre verminderd. [3]
5.1.
Tussen partijen is niet in geschil dat belanghebbende op 11 juni 2021 met de camper gebruik heeft gemaakt van de openbare weg terwijl voor de camper op dat moment een schorsing gold. De naheffingsaanslag is als uitgangspunt dus terecht aan belanghebbende opgelegd.
5.2.
Belanghebbende doet een beroep op de ‘menselijke maat’, die volgens hem in het onderhavige geval ontbreekt, omdat hij kan laten zien dat de camper vrijwel de gehele naheffingsperiode in de stalling heeft gestaan en het dan naar zijn standpunt onredelijk is om over de gehele periode na te heffen. Hij heeft de indruk dat de medewerkers van de Belastingdienst wel met hem meeleven, maar dat zij niet durven of kunnen afwijken van de wettelijke regeling en om die reden toch over de gehele periode naheffen. Hij vraagt daarom om een oordeel van de rechtbank hierover. Naar het oordeel van de rechtbank kan het betoog van belanghebbende dat de camper gedurende de schorsingsperiode altijd stil heeft gestaan en dat slechts enkele dagen gebruik is gemaakt van de openbare weg – hetgeen door de inspecteur overigens niet wordt betwist – belanghebbende niet baten. [4] De wettelijke regeling is gebaseerd op het uitgangspunt dat de inspecteur (mogelijk) in bewijsnood verkeert bij de vraag wanneer met een motorrijtuig voor het eerst in strijd met de schorsingsvoorwaarden gebruik is gemaakt van de weg. Of daadwerkelijk sprake is van bewijsnood is niet van belang. De na te heffen belasting wordt altijd berekend over de laatste vier tijdvakken. De wetgever heeft hier bewust voor gekozen en het staat de rechtbank niet vrij om formele wetgeving te toetsen op haar innerlijke waarde en billijkheid. [5] De naheffingsaanslag is dus berekend over de juiste periode en daarom niet te hoog vastgesteld.
5.3.
Gelet op het voorgaande is de naheffingsaanslag terecht opgelegd en niet te hoog vastgesteld.
Is de verzuimboete terecht opgelegd en niet te hoog vastgesteld?
6. Indien een belastingplichtige de verschuldigde belasting in geval van gebruik van de weg met een geschorst motorrijtuig niet (tijdig) heeft betaald, kan een verzuimboete worden opgelegd van in beginsel ten hoogste 100% van de betaalde belasting. [6] Voor het opleggen van een dergelijke boete is niet vereist dat er sprake is van opzet of grove schuld. Alleen bij afwezigheid van alle schuld (avas) of als sprake is van een pleitbaar standpunt dient oplegging van een boete achterwege te blijven. Van avas is – kortgezegd – sprake als belanghebbende geen enkel verwijt treft dat de verschuldigde belasting niet (tijdig) is betaald. [7]
6.1.
De boete is in overeenstemming met de wet opgelegd. [8] Het beboetbare feit is begaan. Er is namelijk met het motorrijtuig gebruik gemaakt van de openbare weg tijdens een voor het motorrijtuig geldende schorsing.
6.2.
Belanghebbende heeft aangegeven dat sprake was van een vergissing en dat hij nu maatregelen heeft getroffen om te voorkomen dat hij nog een keer zal vergeten om de schorsing op te heffen voordat hij met de camper gaat rijden. De rechtbank is van oordeel dat geen sprake is van avas, omdat in dit geval niet kan worden gezegd dat belanghebbende geen enkel verwijt treft. Hij was ervan op de hoogte dat hij tijdens een schorsing niet op de openbare weg mocht rijden. De rechtbank ziet daarom geen aanleiding om de verzuimboete geheel achterwege te laten. De inspecteur heeft bij uitspraak op bezwaar de verzuimboete reeds gematigd tot € 180 vanwege de door belanghebbende aangedragen omstandigheden, waaronder de informatie van de stalling van de camper, waaruit volgt dat de camper van 19 oktober 2020 tot en met 9 juni 2021 in de stalling heeft gestaan. De rechtbank ziet in de feiten en omstandigheden van het geval geen aanknopingspunten om de verzuimboete nog verder te matigen. Dat betekent dat de verzuimboete van € 180 in stand blijft.

Conclusie en gevolgen

7. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat dat de naheffingsaanslag motorrijtuigenbelasting en de verzuimboete, zoals deze luidt na uitspraak op bezwaar, in stand blijven. Belanghebbende krijgt daarom het griffierecht niet terug en hij krijgt ook geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.A. den Braber-Riemens, rechter, in aanwezigheid van mr. I. van Wijk, griffier, op 10 juli 2023 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de verzenddatum hoger beroep instellen bij het gerechtshof te ’sHertogenbosch (belastingkamer).
Als het een Rijksbelastingzaak betreft (dat is een zaak waarbij de Belastingdienst partij is), kunt u digitaal beroep instellen via www.rechtspraak.nl. Daar klikt u op “Formulieren en inloggen”. Hoger beroep instellen kan eventueel ook nog steeds per brief op de hierna vermelde wijze.
Betreft het een andere belastingzaak (bijvoorbeeld een zaak waarbij een heffingsambtenaar van een gemeente of een samenwerkingsverband partij is), dan kan het hoger beroep uitsluitend worden ingesteld door verzending van een brief aan het gerechtshof te ’sHertogenbosch (belastingkamer), Postbus 70583, 5201 CZ ’sHertogenbosch.
Bij het instellen van hoger beroep dient het volgende in acht te worden genomen:
1. bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd;
2. het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. een dagtekening;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep is ingesteld;
d. de gronden van het hoger beroep.

Voetnoten

1.Artikel 35, eerste lid, van de Wet op de motorrijtuigenbelasting 1994 (Wet MRB).
2.Artikel 35, tweede lid, van de Wet MRB.
3.Artikel 35, tweede en vijfde lid, van de Wet MRB.
4.Hoge Raad 25 oktober 2013, ECLI:NL:HR:2013:973.
5.Artikel 11 van de Wet van 15 mei 1829, houdende algemeene bepalingen der wetgeving van het Koningrijk.
6.Artikel 37 van de Wet MRB, in samenhang met artikel 67c van de Algemene wet inzake rijksbelastingen (AWR).
7.Hoge Raad 15 juni 2007, ECLI:NL:HR:2007:BA7184.
8.Artikel 37 van de Wet MRB in combinatie met artikel 67c van de AWR.