Op 12 juli 2023 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van het dealen in hard- en softdrugs. De zaak werd inhoudelijk behandeld op 28 juni 2023, waarbij de officier van justitie, mr. J.J. Peerboom, en de verdediging hun standpunten naar voren brachten. De tenlastelegging omvatte het dealen van cocaïne, MDMA, amfetamine, hennep en hasj in de periode van 15 mei 2020 tot en met 23 januari 2021. De rechtbank oordeelde dat de dagvaarding geldig was en dat de officier van justitie ontvankelijk was in de vervolging. De rechtbank achtte de feiten wettig en overtuigend bewezen, met uitzondering van het medeplegen en een deel van de tenlastelegging met betrekking tot de periode van 24 oktober 2020 tot 21 januari 2021, waar onvoldoende bewijs voor was.
De rechtbank legde een taakstraf op van 220 uren, rekening houdend met de jeugdigheid van de verdachte en zijn persoonlijke omstandigheden, zoals het tijdsverloop en zijn ontwikkeling. De rechtbank weigerde de toepassing van het jeugdstrafrecht, omdat de verdachte al aanzienlijke groei had doorgemaakt. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich gedurende een lange periode schuldig had gemaakt aan ernstige vergrijpen die de volksgezondheid in gevaar brengen, maar dat zijn huidige ontwikkeling en het lage recidiverisico positief meegewogen moesten worden in de strafmaat. De rechtbank verklaarde de in beslag genomen voorwerpen verbeurd en wees de vorderingen tot tenuitvoerlegging van eerdere vonnissen af, omdat deze niet opportuun werden geacht.