ECLI:NL:RBZWB:2023:4772

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
24 mei 2023
Publicatiedatum
7 juli 2023
Zaaknummer
10260684 CV EXPL 22-4820
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Bodemzaak
Rechters
  • mr. Rouwen
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontbinding huurovereenkomst en ontruiming van het gehuurde door huurachterstand

In deze zaak heeft AEGON Levensverzekering N.V. een vordering ingesteld tegen [gedaagde sub01] en [gedaagde sub02] wegens huurachterstand en ontbinding van de huurovereenkomst. De huurovereenkomst, die op 1 juli 2020 is ingegaan, betreft een woning in [plaats02]. AEGON vorderde ontbinding van de huurovereenkomst, ontruiming van het gehuurde en betaling van de huurachterstand van € 2.566,68, vermeerderd met wettelijke rente en buitengerechtelijke incassokosten. De gedaagden hebben verweer gevoerd, waarbij [gedaagde sub01] aanvoerde dat hij niet meer in de woning woont en dat er een wijziging van het huurcontract zou zijn geweest. De kantonrechter heeft vastgesteld dat er sprake is van een aanzienlijke huurachterstand en dat de gedaagden hoofdelijk aansprakelijk zijn voor de huurbetalingen. De kantonrechter heeft de vordering van AEGON toegewezen, de huurovereenkomst ontbonden en de gedaagden veroordeeld tot ontruiming van het gehuurde binnen veertien dagen na betekening van het vonnis. Tevens zijn de gedaagden veroordeeld tot betaling van de huurachterstand, wettelijke rente, buitengerechtelijke incassokosten en proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANKZEELAND-WEST-BRABANT
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Tilburg
Zaaknummer: 10260684 \ CV EXPL 22-4820
Vonnis van 24 mei 2023
in de zaak van
AEGON LEVENSVERZEKERING N.V.,
te 's-Gravenhage,
eisende partij,
hierna te noemen: Aegon,
gemachtigde: Flanderijn & van Eck,
tegen

1.[gedaagde sub01] ,

te [plaats01] ,
2.
[gedaagde sub02],
te [plaats02] ,
gedaagde partijen,
hierna samen te noemen: [gedaagde sub01] en [gedaagde sub02] ,
procederend in persoon.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 18 januari 2023
- de akte van Aegon met één productie
- de mondelinge behandeling van 23 maart 2023, waarvan door de griffier aantekeningen zijn gemaakt
- de akte van Aegon
- de aanvullende akte van Aegon.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

Tussen partijen staan de volgende relevante feiten vast:
met ingang van 1 juli 2020 is een huurovereenkomst tussen Aegon en [gedaagde sub01] en [gedaagde sub02] tot stand gekomen, betreffende de woonruimte te ( [postcode01] ) [plaats02] , aan het [adres01] , tegen een bij vooruitbetaling te betalen maandelijkse huurprijs die thans € 1.005,56 bedraagt;
[gedaagde sub01] en [gedaagde sub02] zijn beiden contractueel huurder;
op de huurovereenkomst zijn de algemene bepalingen huurovereenkomst woonruimte van toepassing;
in deze bepalingen is onder andere het volgende vermeld:
Hoofdelijkheid, medehuur, curatele en bewind
22.1
Indien meerdere personen zich als huurder hebben verbonden, zijn deze steeds hoofdelijk en ieder voor het geheel jegens verhuurder aansprakelijk voor all uit de huurovereenkomst voortvloeiende verbintenissen. (…)
22.3
Iemand die samen met een of meer anderen de huurovereenkomst met verhuurder is aangegaan en heeft ondertekend, zonder dat er sprake is van wettelijk medehuurderschap, verliest zijn huurderschap niet door het gehuurde definitief te verlaten. Ook dan blijft hij hoofdelijk aansprakelijk voor de verplichtingen uit de huurovereenkomst. Een contractuele medehuurder (samenhuurder) kan slechts samen met de andere huurder(s) de huurovereenkomst door opzegging beëindigen. (…)
Domicilie
27.1
Vanaf de ingangsdatum van de huur worden alle mededelingen van verhuurder aan huurder in verband met de uitvoering van de huurovereenkomst gericht aan het adres van het gehuurde.
27.2
Huurder verplicht zich in geval huurder het gehuurde niet meer gebruikt, verhuurder daarvan terstond schriftelijke in kennis te stellen onder opgave van een nieuw domicilie.
27.3
Voor het geval huurder het gehuurde verlaat zonder opgave van een nieuw domicilie aan verhuurder, geldt het adres van het gehuurde als domicilie van huurder.”
op 9 mei 2022 heeft [gedaagde sub02] een formulier ingevuld en aan Aegon gestuurd waarin zij het bankrekeningnummer wijzigt waarvan de huur automatisch geïncasseerd moet worden;
[gedaagde sub01] en [gedaagde sub02] hebben een huurachterstand laten ontstaan;
Aegon heeft op 6 oktober 2022 een brief aan [gedaagde sub01] en [gedaagde sub02] gestuurd over het doorgeven van de contactgegevens aan de gemeente in het kader van vroegsignalering;
[gedaagde sub01] en [gedaagde sub02] hebben niet op deze brief gereageerd;
op 2 november 2022 heeft de deurwaarder een sommatie aan [gedaagde sub01] en [gedaagde sub02] gestuurd;
op 6 november 2022 heeft [gedaagde sub02] een betaalvoorstel gedaan en op 10 november 2022 heeft zij per e-mailbericht verzocht om in termijnen te mogen betalen en toegelicht de huurachterstand op eigen kracht te willen voldoen;
op 21 november 2022 is op naam van [gedaagde sub01] , met het adres van het gehuurde en het e-mailadres van [gedaagde sub02] een aanmelding gedaan bij de gemeente [plaats02] ;
op 15 december 2022 is op naam van [gedaagde sub02] , met het adres van het gehuurde en het e-mailadres van [gedaagde sub02] een aanmelding gedaan bij de gemeente [plaats02] .

3.Het geschil

3.1.
Aegon vordert:
a. ontbinding van de huurovereenkomst;
b. [gedaagde sub01] en [gedaagde sub02] te veroordelen om binnen veertien dagen na betekening van dit vonnis het gehuurde met al degene die en al datgene dat zich daarin van de zijde van [gedaagde sub01] en [gedaagde sub02] mocht bevinden, te ontruimen en te verlaten, de sleutels daarvan aan Aegon af te geven en het gehuurde geheel ontruimd ter beschikking van Aegon te stellen en te laten;
c. [gedaagde sub01] en [gedaagde sub02] hoofdelijk te veroordelen om aan Aegon te betalen:
1. een bedrag van € 2.566,68 aan hoofdsom, vermeerderd met de wettelijke rente over dat bedrag vanaf 22 december 2022 tot aan de dag dat dit bedrag is betaald;
2. de huurbedragen waarop Aegon recht had bij nakoming van de overeenkomst, steeds te rekenen vanaf de eerste van elke maand vermeerderd met de wettelijke rente daarover tot er betaald is:
- voor iedere maand, te rekenen met ingang van januari 2023 tot de dag van ontbinding van de huur, en
- daarna tot en met de maand waarin de ontruiming en lege oplevering van het gehuurde heeft plaatsgevonden aan gebruiksvergoeding;
3. een bedrag van € 516,27 aan buitengerechtelijke incassokosten;
d. de proceskosten.
3.2.
Aegon heeft aan haar vordering ten grondslag gelegd dat [gedaagde sub01] en [gedaagde sub02] hebben verzuimd de verschuldigde huur te voldoen, zodat sprake is van een tekortkoming in de nakoming van de huurovereenkomst. Aegon stelt dat deze tekortkoming het recht geeft het voornoemde te vorderen. Door [gedaagde sub02] is weliswaar op 9 mei 2022 een formulier ingediend om het bankrekeningnummer te wijzigen waarvan de automatische incasso werd afgeschreven, echter heeft verder geen wijziging in het huurcontract plaatsgevonden. Aegon stelt geen opzegging van de huurovereenkomst van [gedaagde sub01] te hebben ontvangen. Om die reden zijn zowel [gedaagde sub01] als [gedaagde sub02] huurder en daarmee verplicht zorg te dragen voor tijdige betaling van de huurpenningen. Aegon heeft [gedaagde sub01] en [gedaagde sub02] dan ook terecht aangeschreven op het adres van het gehuurde. Dat [gedaagde sub01] geen adreswijziging heeft doorgegeven en daardoor niet alle gestuurde brieven van Aegon heeft ontvangen komt dan ook voor zijn rekening en risico. Aegon verwijst hiervoor onder meer naar artikel 27 van de toepasselijke algemene voorwaarden. Aegon stelt verder dat [gedaagde sub01] en [gedaagde sub02] zijn aangemeld bij de gemeente [plaats02] in het kader van de vroegsignalering. Ondanks aanmaningen, sommaties en de geboden hulp van uit de gemeente [plaats02] zijn [gedaagde sub01] en [gedaagde sub02] in gebreke gebleven met betaling van de huur en is een achterstand ontstaan die tot en met december 2022 € 2.566,68 bedroeg. Daarom vordert Aegon betaling van dit bedrag, vermeerderd met rente en kosten. Gelet op de hoogte van de huurachterstand vordert Aegon eveneens ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van het gehuurde.
3.3.
[gedaagde sub01] heeft verweer gevoerd. Hij betwist de door Aegon gestuurde brieven te hebben ontvangen. Deze brieven zijn gestuurd naar het adres van het gehuurde. [gedaagde sub01] heeft toegelicht dat hij daar sinds mei 2022 niet meer woonachtig is. In mei 2022 is hij namelijk verhuisd naar [plaats01] omdat de relatie met [gedaagde sub02] is geëindigd. [gedaagde sub01] stelt dat het huurcontract is gewijzigd in overleg met Aegon. De huur werd na de wijziging niet meer van zijn bankrekeningnummer betaald. [gedaagde sub01] is nooit in kennis gesteld door zijn ex-vriendin dat er een huurachterstand is ontstaan. Pas op 3 januari 2023 hoorde hij van haar dat zij contact met Aegon heeft gehad om het contract alleen op haar naam te zetten. [gedaagde sub01] voert tot slot aan dat hij de huur niet kan betalen omdat hij zijn eigen huur in [plaats01] moet betalen.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.

4.De beoordeling

Ten aanzien van [gedaagde sub02]
4.1.
is, hoewel behoorlijk gedagvaard met inachtneming van de voorgeschreven termijn en formaliteiten, niet ter terechtzitting verschenen en heeft ook anderszins niet gereageerd of om uitstel verzocht. Daarna is tegen haar verstek verleend. Gelet op het bepaalde in artikel 140 lid 3 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) geldt dit vonnis niettemin als een vonnis op tegenspraak tegen alle gedaagden.
4.2.
Er is sprake van een aanzienlijke huurachterstand, terwijl het gaat om woonruimte. De kantonrechter constateert dat Aegon bij dagvaarding en aanvullende akte heeft gesteld en onderbouwd dat zij heeft voldaan aan het bepaalde in artikel 2 van het Besluit gemeentelijke schuldhulpverlening.
4.3.
De vordering zal ten opzichte van [gedaagde sub02] worden toegewezen, omdat deze de kantonrechter niet onrechtmatig of ongegrond voorkomt.
4.4.
Voor de proceskostenveroordeling wordt verwezen wat hierna onder 4.14 wordt overwogen.
Ten aanzien van [gedaagde sub01]
4.5.
is niet ter mondelinge behandeling verschenen. Door niet op de mondelinge behandeling te verschijnen, heeft [gedaagde sub01] zichzelf de mogelijkheid ontnomen om zijn stellingen nader toe te lichten, om op de (nadere) stellingen van Aegon in te gaan en om vragen daarover van de kantonrechter te beantwoorden. Dit, terwijl er in het tussenvonnis van 18 januari 2023 uitdrukkelijk op is gewezen dat aan een eventuele niet-verschijning gevolgen kunnen worden verbonden die de kantonrechter passend acht.
4.6.
De huurovereenkomst zal vandaag op vordering van Aegon worden ontbonden, wegens het bestaan van een aanzienlijke huurachterstand. [gedaagde sub01] heeft tegen dit deel van de vordering geen verweer gevoerd. Als contractueel medehuurder is [gedaagde sub01] namelijk net als [gedaagde sub02] verplicht om de woning bij het einde van de huur weer ter beschikking van Aegon te stellen, (kort gezegd) in dezelfde staat waarin hij deze heeft aanvaard (artikel 7:224 lid van het Burgerlijk Wetboek (BW)). Het doet daarbij niet ter zake of hij nog in de woning woont. De gevorderde veroordeling tot ontruiming wordt daarom ook ten opzichte van hem toegewezen.
Huurachterstand, ontbinding van de huurovereenkomst, ontruiming van het gehuurde
4.7.
[gedaagde sub01] heeft aangevoerd dat hij sinds mei 2022 niet meer in het gehuurde woont omdat de relatie met [gedaagde sub02] is geëindigd. Dit kan echter niet leiden tot een afwijzing van de gevorderde huurachterstand voor [gedaagde sub01] , omdat zij hier hoofdelijk aansprakelijk voor is. Aegon heeft gesteld – en [gedaagde sub01] heeft niet betwist – dat zij heeft voldaan aan artikel 2 van het Besluit gemeentelijke schuldhulpverlening. Dit houdt in dat Aegon [gedaagde sub01] heeft gewezen op de mogelijkheid van schuldhulpverlening en dat zij, omdat [gedaagde sub01] daar geen bezwaar tegen heeft gemaakt, bij de gemeente melding heeft gemaakt van de huurschuld en de contactgegevens van [gedaagde sub01] aan de gemeente heeft doorgegeven. De kantonrechter geeft [gedaagde sub01] in overweging om, voor zover hij dat nog niet heeft gedaan, van de aangeboden schuldhulpverlening gebruik te maken.
4.8.
Als het gaat om de huurachterstand geldt verder dat niet ter zake doet of [gedaagde sub01] nog van de woning gebruik heeft gemaakt in de periode waarop de vordering ziet. Hij heeft in die periode het huurrecht van de woning gehad en hij is daarom – net als [gedaagde sub02] – aan Aegon huur verschuldigd. De omstandigheid dat hij in die periode geen gebruik van de woning heeft gemaakt omdat hij wegens het eindigen van de affectieve relatie met [gedaagde sub02] uit de woning is vertrokken en in [plaats01] is gaan wonen, komt in de rechtsverhouding tussen hem en Aegon voor zijn rekening en risico en ontslaat hem dus niet van zijn betalingsverplichting ten opzichte van Aegon. Zoals ook volgt uit artikel 22 van de toepasselijke algemene bepalingen had het op de weg van [gedaagde sub01] gelegen om bij vertrek uit de woning de huurovereenkomst samen met [gedaagde sub02] op te zeggen en daarmee voor hemzelf te beëindigen. Dat heeft hij niet gedaan. Weliswaar is vast komen te staan dat het bankrekeningnummer door [gedaagde sub02] is gewijzigd, maar dit is geen opzegging waarmee de huurovereenkomst wordt beëindigd voor [gedaagde sub01] . Niet is gebleken dat de huurovereenkomst in overleg met Aegon is gewijzigd. Gelet op artikel 27 van de algemene bepalingen had het bovendien op de weg van [gedaagde sub01] gelegen om zijn nieuwe adres door te geven aan Aegon. Nu hij dit heeft nagelaten komt het daarmee ook voor rekening en risico van [gedaagde sub01] dat hij de door Aegon gestuurde brieven over de huurachterstand niet heeft ontvangen.
4.9.
De conclusie luidt dat de vordering ter zake de huurachterstand ook ten opzichte van [gedaagde sub01] moet worden toegewezen. Vast is komen te staan dat de huurachterstand ten tijde van de mondelinge behandeling € 3.372,20 bedroeg, berekend tot en met maart 2023. Dit is weliswaar minder dan de huurachterstand ten tijde van het uitbrengen van de dagvaarding, echter betreft dit ook een hogere huurachterstand na de vermindering van eis van januari 2023. Ten tijde van de mondelinge behandeling bedroeg de huurachterstand ruim drie maanden. Voor zover in de periode na de mondelinge behandeling nog huurbetalingen zijn verricht door [gedaagde sub02] en/of [gedaagde sub01] , strekken deze uiteraard in mindering op de huurachterstand.
Vervallen huurtermijnen en toekomstige huurtermijnen
4.10.
De kantonrechter wijst het gevorderde bedrag van € 1.005,56 per maand voor nog te vervallen huurpenningen toe vanaf 1 januari 2023 tot aan de datum van ontbinding van de huurovereenkomst.
4.11.
De kantonrechter wijst eveneens toe het gevorderde bedrag van € 1.005,56 per maand als gebruiksvergoeding voor elke maand of gedeelte daarvan dat [gedaagde sub01] vanaf de datum van ontbinding van de huurovereenkomst in gebreke blijft het gehuurde te ontruimen.
Buitengerechtelijke incassokosten en wettelijke rente
4.12.
Aegon maakt aanspraak op vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten van
€ 516,27. De kantonrechter overweegt dat Aegon op grond van de met het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten samenhangende wettelijke bepalingen, in deze zaak moet aantonen dat zij een kosteloze aanmaning conform artikel 6:96 lid 6 BW heeft verzonden aan [gedaagde sub02] en [gedaagde sub01] . Gelet op de stellingen van Aegon en de bij dagvaarding overgelegde brief van 2 november 2022 heeft zij aan dit wettelijke vereiste voldaan. Het gevorderde bedrag aan vergoeding van de buitengerechtelijke incassokosten komt vervolgens overeen met de in het Besluit bepaalde tarief, zodat dit bedrag toewijsbaar is. Dat [gedaagde sub01] deze brief niet heeft ontvangen kan Aegon niet worden tegengeworpen. Het is immers aan [gedaagde sub01] om zijn nieuwe adres kenbaar te maken aan Aegon. Dit heeft hij niet gedaan. Hierdoor komt het voor zijn rekening en risico dat hij de brief niet heeft ontvangen.
4.13.
De gevorderde wettelijke rente over de gevorderde huurachterstand van € 2.566,68 vanaf 22 december 2023 tot aan de dag van volledige betaling zal als onweersproken en op de wet gegrond worden toegewezen, waarbij rekening dient te worden gehouden met elke debet- en creditmutatie. Voorts wordt de gevorderde wettelijke rente over de vervallen huurtermijnen en de gebruiksvergoeding toegewezen als in het dictum vermeld.
Proceskosten ten aanzien van [gedaagde sub01] en [gedaagde sub02]
4.14.
[gedaagde sub01] en [gedaagde sub02] zijn de partijen die ongelijk krijgen en zij zullen daarom hoofdelijk in de proceskosten worden veroordeeld. Dit betekent dat iedere veroordeelde kan worden gedwongen het hele bedrag te betalen. Als de één (een deel) betaalt, hoeft de ander dat (deel van het) bedrag niet meer te betalen. Tot aan dit vonnis worden de proceskosten aan de zijde van Aegon als volgt vastgesteld:
- kosten van de dagvaarding
254,86
- griffierecht
487,00
- salaris gemachtigde
464,00
(2,00 punten × € 232,00)
Totaal
1.205,86
Uitvoerbaar bij voorraad
4.15.
Aegon heeft gevorderd het vonnis uitvoerbaar bij voorraad te verklaren. Daartegen zijn [gedaagde sub01] en [gedaagde sub02] niet opgekomen. Evenmin zijn feiten en/of omstandigheden gebleken die aan toewijzing van die vordering in de weg staan. Het vonnis wordt daarom op grond van het bepaalde in artikel 233 lid 1 Rv uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

5.De beslissing

De kantonrechter
5.1.
ontbindt de tussen partijen bestaande huurovereenkomst voor de woning gelegen op het [adres01] te [plaats02] ,
5.2.
veroordeelt [gedaagde sub01] en [gedaagde sub02] om de woning binnen veertien dagen na betekening van dit vonnis te ontruimen en te verlaten met al degene die en al datgene dat zich daarbij van de zijde van [gedaagde sub01] en [gedaagde sub02] mocht bevinden, de sleutels daarvan aan Aegon af te geven en het gehuurde geheel ontruimd ter beschikking van Aegon te stellen en te laten;
5.3.
veroordeelt [gedaagde sub01] en [gedaagde sub02] hoofdelijk tot betaling aan Aegon van:
€ 2.566,68 aan huurachterstand tot en met december 2022, vermeerderd met de wettelijke rente over een bedrag van € 2.566,68 vanaf 22 december 2022 tot een de dag van volledige betaling, waarbij rekening wordt gehouden met alle debet- en creditmutaties;
een bedrag gelijk aan de maandelijkse huurprijs van € 1.005,56 voor elke maand vanaf 1 januari 2023 tot en met het einde van de maand waarin de daadwerkelijke ontruiming heeft plaatsgevonden vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de dag van opeisbaarheid tot aan de dag van volledige betaling;
een bedrag van € 516,27 aan buitengerechtelijke incassokosten;
5.4.
veroordeelt [gedaagde sub01] en [gedaagde sub02] hoofdelijk tot betaling van de proceskosten van Aegon, tot dit vonnis vastgesteld op € 1.205,86,
5.5.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
5.6.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. Rouwen en in het openbaar uitgesproken op
24 mei 2023.