ECLI:NL:RBZWB:2023:4699

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
4 juli 2023
Publicatiedatum
6 juli 2023
Zaaknummer
AWB- 22_3111
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de beëindiging van de WIA-uitkering van eiseres na bezwaar van de werkgever

In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Zeeland-West-Brabant het beroep van eiseres tegen de beëindiging van haar WIA-uitkering. Eiseres had een WGA-vervolguitkering ontvangen, maar het UWV beëindigde deze per 11 mei 2022 na bezwaar van haar werkgever. De rechtbank behandelt de feiten en de procedure, waarbij eiseres zich ziek had gemeld vanwege schouderklachten en het UWV haar arbeidsongeschiktheid op 32,12% vaststelde. Eiseres betwistte deze vaststelling en voerde aan dat haar beperkingen niet correct waren vastgesteld. De rechtbank concludeert dat het UWV de mate van arbeidsongeschiktheid terecht heeft vastgesteld en dat de beëindiging van de uitkering gerechtvaardigd was. De rechtbank vernietigt het bestreden besluit wegens een motiveringsgebrek, maar laat de rechtsgevolgen in stand omdat eiseres ook in de nieuwe berekening voor minder dan 35% arbeidsongeschikt is. Eiseres heeft geen proceskosten gemaakt die vergoed kunnen worden, en het UWV moet het griffierecht aan eiseres vergoeden.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Zittingsplaats: Breda
Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 22/3111 WIA

uitspraak van 4 juli 2023 van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam eiseres] , te [plaatsnaam] , eiseres,

en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen(UWV; kantoor Breda), verweerder.

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen de
beëindiging van haar uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA).
1.1
Het UWV heeft met het besluit van 22 december 2021 (primair besluit) eiseres een WGA-vervolguitkering toegekend per 11 maart 2022. [naam werkgever] (werkgever) heeft tegen dit besluit bezwaar gemaakt.
Met het bestreden besluit van 29 maart 2022 is het bezwaar van de werkgever gegrond verklaard. Het UWV heeft de WIA-uitkering van eiseres beëindigd met ingang van 11 mei 2022.
1.2
Het UWV heeft op het beroep gereageerd met twee verweerschriften.
1.3
De rechtbank heeft het beroep op 23 mei 2023 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiseres en mr. M.B.A. van Grinsven namens het UWV.

Beoordeling door de rechtbank

2. Eiseres is werkzaam geweest als logistiek medewerker bij de werkgever voor gemiddeld 22,34 uur per week. Op 14 maart 2018 heeft eiseres zich ziek gemeld wegens linker schouderklachten.
Bij besluit van 20 maart 2020 heeft het UWV aan eiseres een loongerelateerde WGA-uitkering toegekend met ingang van 11 maart 2020 naar een mate van arbeidsongeschiktheid van 35 tot 80% (mate van arbeidsongeschiktheid 38,74%).
Bij besluit van 22 december 2021 heeft het UWV aan eiseres meegedeeld dat zij vanaf 11 maart 2022 in aanmerking komt voor een WGA-loonaanvullingsuitkering.
De werkgever heeft tegen dit besluit bezwaar gemaakt op de grond dat aan dit besluit
geen actueel verzekeringsgeneeskundig en arbeidskundig onderzoek ten grondslag ligt.
Na een verzekeringsgeneeskundig en arbeidskundig onderzoek heeft het UWV eiseres en de werkgever tijdens de bezwaarprocedure en voorafgaand aan het bestreden besluit op 4 maart 2022 op de hoogte gesteld van het voornemen de WIA-uitkering van eiseres per toekomende datum in te trekken onder de overweging dat eiseres minder dan 35% arbeidsongeschikt is.
Eiseres heeft hiertegen geen zienswijze ingebracht.
De werkgever heeft hiertegen geen inhoudelijke gronden aangevoerd.
Bij het bestreden besluit heeft het UWV de bezwaren van de werkgever gegrond verklaard en de uitkering van eiseres, met een uitlooptermijn van twee maanden, beëindigd per 11 mei 2022.
Met de brief van 1 april 2022 heeft het UWV eiseres meegedeeld dat zij vanaf 11 mei 2022 geen WGA-uitkering meer krijgt omdat zij niet meer arbeidsongeschikt is.
Eiseres heeft hiertegen bezwaar gemaakt en haar bezwaarschrift is door het UWV doorgestuurd naar de rechtbank met het verzoek dit aan te merken als beroepschrift.
3. Aan het bestreden besluit heeft het UWV ten grondslag gelegd dat eiseres per 11 maart 2022 voor 26,51% arbeidsongeschiktheid is. De rechtbank zal beoordelen of dit juist is.
Zij doet dit aan de hand van de argumenten die eiseres heeft aangevoerd, de beroepsgronden.
Bij deze beoordeling is van belang of eiseres medische beperkingen heeft en of zij daardoor geheel of gedeeltelijk niet meer in staat is met arbeid inkomsten te verwerven.
4. De rechtbank is van oordeel dat het UWV terecht de mate van arbeidsongeschiktheid per 11 maart 2022 uiteindelijk heeft vastgesteld op 32,12% en terecht de WIA-uitkering heeft beëindigd per 11 mei 2022.
Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
4.1
De voor de beoordeling van het beroep belangrijke wet- en regelgeving zijn te vinden in de bijlage bij deze uitspraak.
Zijn de beperkingen juist vastgesteld?
5. Het bestreden besluit, voor zover dit ziet op de medische beoordeling, is gebaseerd op rapporten van een verzekeringsarts en een verzekeringsarts bezwaar en beroep (verzekeringsarts b&b) van het UWV.
5.1
Bespreking van de medische beroepsgronden
Verzekeringsarts [naam verzekeringsarts] heeft eiseres gezien op het spreekuur op 16 februari 2022 en heeft een lichamelijk onderzoek verricht. Hij heeft de aanwezige en door eiseres meegebrachte medische informatie van de behandelaars bestudeerd. De verzekeringsarts heeft gerapporteerd dat er ten opzichte van de eerder opgestelde Functionele Mogelijkheden Lijst (FML) van 9 maart 2020 aanvullende beperkingen nodig zijn. Eiseres mag niet werken in een koude omgeving (aspect 3.1) en mag geen zware kleding dragen (aspect 3.4). Zij mag met links niet boven schouderhoogte werken (aspect 5.7).
De verzekeringsarts heeft de beperkingen en de belastbaarheid van eiseres neergelegd in de FML van 16 februari 2022.
5.2
Eiseres heeft tegen het medisch oordeel van het UWV aangevoerd dat volgens de verzekeringsarts haar beperkingen onveranderd zijn met zelfs aanvullende beperkingen. Eiseres begrijpt niet dat het UWV heeft beslist dat zij niet meer arbeidsongeschikt is.
Eiseres wijst erop dat zij op 22 januari 2022 uit het niets een brief kreeg van het UWV dat haar ex-werkgever bezwaar had gemaakt tegen een beslissing van 22 december 2021. Verder is zij niet op de hoogte gebracht van het verloop van de procedure. Zij kreeg op 9 februari 2022 een uitnodiging voor het spreekuur van de verzekeringsarts. Begin maart 2022 kreeg zij een heel pakket stukken, geheel tegenstrijdig met hetgeen de verzekeringsarts had gerapporteerd. Zij is toen naar de gemeente gegaan voor een bijstandsuitkering maar werd daar geconfronteerd met allerlei voorwaarden en een voor haar onmogelijke stressvolle sollicitatieverplichting. Eiseres heeft verder aangevoerd dat de verzekeringsarts b&b zonder haar te spreken of onderzoeken CBBS versie 5 toepast en tot een ander arbeidsongeschiktheidspercentage komt. Ook de arbeidsdeskundige b&b heeft haar niet gesproken. Zij vindt dat een persoon niet kan worden beoordeeld op grond van een systeem. Eiseres verzoekt om minimaal een uitkering gebaseerd op een arbeidsongeschiktheid van 38,74% waarmee zij haar vaste lasten kan betalen.
5.3
Oordeel rechtbank over beroepsgronden
De verzekeringsarts b&b heeft naar aanleiding van de beroepsgronden gerapporteerd dat zij zich kan vinden in de door de verzekeringsarts vastgestelde beperkingen. Wel heeft zij geconstateerd dat op de datum in geding versie 5 van het CBBS van toepassing was en dat de FML van 16 februari 2022 niet compleet was. De verzekeringsarts b&b heeft dan ook op 2 augustus 2022 een nieuwe FML opgesteld. Verder heeft zij in haar rapportage van 2 augustus 2022 concreet benoemd welke aanpassingen zij heeft doorgevoerd. De rechtbank is het met het UWV eens dat het hiervoor niet nodig was om eiseres te spreken of te onderzoeken. Eiseres heeft in beroep geen medische informatie overgelegd. De rechtbank twijfelt dan ook niet aan de belastbaarheid die de verzekeringsartsen hebben aangenomen.
Niet gebleken is dat in de FML van 2 augustus 2022 de beperkingen van eiseres zijn onderschat. Voor de verdere beoordeling gaat de rechtbank dan ook uit van de belastbaarheid die is neergelegd in die FML.
Ter zitting heeft het UWV nader uitgelegd dat een arbeidsongeschiktheidsschatting niet alleen een medische, maar ook een arbeidskundige component heeft. Aan de hand van de vaststelling van de functionele mogelijkheden wordt bekeken welke mogelijkheden er zijn ten aanzien van het verrichten van functies, waarin met de vastgestelde beperkingen rekening wordt gehouden. Volgens vaste rechtspraak van de Centrale Raad van Beroep (bijvoorbeeld ECLI:NL:CRVB:2019:1737) is het CBBS in beginsel rechtens aanvaardbaar te achten als ondersteunend systeem en ondersteunende methode bij de beoordeling of en zo ja in welke mate iemand arbeidsongeschikt is te achten in de zin van de arbeidsongeschiktheidswetten. Uit deze rechtspraak volgt ook dat in principe moet worden uitgegaan van de juistheid van de in het CBBS opgenomen gegevens.
Tussentijdse wijzigingen en actualiseringen ten opzichte van de eerdere beoordeling in 2020 kunnen leiden tot een gewijzigde uitkomst. Daardoor is het mogelijk dat, ondanks dat eiseres meer beperkingen heeft ten opzichte van de einde wachttijd beoordeling, zij op een later moment minder arbeidsongeschikt wordt geacht doordat de arbeidsdeskundigen functies kunnen selecteren met een hoger loon (verdiencapaciteit). De rechtbank kan het UWV hierin volgen.
Zijn de aan de schatting ten grondslag gelegde functies geschikt?
6.1
Arbeidsdeskundige [naam arbeidsdeskundige] van het UWV heeft, rekening houdend met de vastgestelde FML, de volgende functies ten grondslag gelegd aan de berekening van de mate van arbeidsongeschiktheid: receptionist (Sbc-code 315120), textielproductenmaker (exclusief vervaardigen textiel) (Sbc-code 111160) en administratief ondersteunend medewerker (Sbc-code 315100).
Naar aanleiding van de gewijzigde FML heeft arbeidsdeskundige b&b [naam arbeidsdeskundige b&b] op 24 augustus 2022 gerapporteerd dat twee van de door de arbeidsdeskundige geselecteerde functies die gebruikt zijn voor de schatting niet geschikt zijn vanwege repetitieve handelingen en tillen. Dat zijn de functies textielproductenmaker en administratief ondersteunend medewerker. In de laatste Sbc-code kunnen wel gelijksoortige geschikte functies worden geselecteerd.
De arbeidsdeskundige b&b heeft de volgende functies ten grondslag gelegd aan de berekening van de mate van arbeidsongeschiktheid: receptionist (Sbc-code 315120), administratief ondersteunend medewerker (Sbc-code 315100) en telefonisch verkoper (outbound) (Sbc-code 315173).
De mate van arbeidsongeschiktheid bedraagt hiermee 32,12%.
De mate van arbeidsongeschiktheid is tijdens de beroepsfase gewijzigd vastgesteld.
Het beroep is op grond hiervan gegrond en het bestreden besluit zal worden vernietigd.
De rechtbank zal vervolgens beoordelen of de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit in stand kunnen blijven.
6.2
De rechtbank ziet geen reden om te oordelen dat de voor eiseres geselecteerde functies in medisch opzicht niet passend zijn. De rechtbank verwijst naar het rapport van de arbeidsdeskundige b&b van 24 augustus 2022. Daarin is inzichtelijk gemotiveerd dat, uitgaande van de vastgestelde beperkingen, eiseres de werkzaamheden kan verrichten die verbonden zijn aan deze functies.
De hiervoor genoemde functies mochten worden gebruikt voor de berekening van de mate van arbeidsongeschiktheid.
Is de mate van arbeidsongeschiktheid juist vastgesteld?
6.3
Op basis van de inkomsten die eiseres met de geduide functies kan verdienen, heeft het UWV een berekening gemaakt die leidt tot een mate van arbeidsongeschiktheid van 32,12%. Omdat eiseres tegen deze berekening geen andere gronden naar voren heeft gebracht dan waarover de rechtbank in overweging 5.3 reeds heeft geoordeeld, gaat de rechtbank uit van deze mate van arbeidsongeschiktheid.
Dit betekent dat het UWV terecht de mate van arbeidsongeschiktheid per 11 maart 2022 uiteindelijk heeft vastgesteld op 32,12%.
Omdat pas recht bestaat op een WIA-uitkering bij een mate van arbeidsongeschiktheid van 35% of meer, heeft het UWV de WIA-uitkering terecht, met een uitlooptermijn van twee maanden, beëindigd per 11 mei 2022. Daarbij is tevens voldaan aan het bepaalde in artikel 117, eerste lid, van de Wet WIA waarin is bepaald dat de beëindiging niet eerder mag plaatsvinden dan 6 weken na de datum van het bestreden besluit.
De rechtsgevolgen van het vernietigde besluit blijven in stand omdat eiseres ook in de nieuwe berekening voor minder dan 35% arbeidsongeschikt is. Dit betekent dat er voor eiseres niets verandert.
7.1
Eiseres stelt dat de besluitvorming door het UWV onzorgvuldig was doordat zij slecht en te laat is geïnformeerd over het bezwaar van de werkgever en het te nemen besluit op bezwaar. De rechtbank is niet gebleken van onjuistheden in de gevolgde procedure. Eiseres is met de brief van 12 januari 2022 door het UWV geïnformeerd dat de werkgever bezwaar heeft gemaakt tegen het besluit van 22 december 2021 over haar uitkering. Het UWV heeft eiseres met de brief van 4 maart 2022 op de hoogte gesteld van het voornemen om het besluit van 22 december 2021 te wijzigen. Eiseres is in de gelegenheid gesteld hierop te reageren met een zienswijze. Van deze gelegenheid heeft eiseres geen gebruik gemaakt.
7.2
Aan het verzoek van eiseres om het arbeidsongeschiktheidspercentage van 38,74% te handhaven kan, gelet op bovenstaande berekening, niet worden voldaan. Voor zover eiseres verzoekt om toepassing van de menselijke maat zodat zij in haar levensonderhoud kan voorzien, bestaat er een voorliggende voorziening, namelijk de mogelijkheid een bijstandsuitkering op grond van de Participatiewet aan te vragen. Het feit dat eiseres daarvan geen gebruik wil maken, is haar eigen keuze. Deze keuze kan niet leiden tot een ander standpunt over de mate van arbeidsongeschiktheid.

Conclusie en gevolgen

Het beroep is gegrond en het bestreden besluit wordt vernietigd wegens een motiveringsgebrek. De rechtbank laat met toepassing van artikel 8:72, derde lid, aanhef en onder a, van de Algemene wet bestuursrecht de rechtsgevolgen van het bestreden besluit in stand. De in beroep geduide functies zijn immers wel terecht aan de schatting ten grondslag zijn gelegd en het bestreden besluit kan ook voor het overige de rechterlijke toetsing doorstaan. Dit betekent dat er inhoudelijk niets verandert.
Omdat het beroep gegrond is moet UWV het griffierecht aan eiseres vergoeden. Eiseres heeft geen proceskosten gemaakt die vergoed kunnen worden.
Beslissing
De rechtbank:
  • verklaart het beroep gegrond;
  • vernietigt het bestreden besluit;
  • bepaalt dat de rechtsgevolgen van het vernietigde bestreden besluit in stand blijven;
  • bepaalt dat het UWV het griffierecht van € 50,- aan eiseres moet vergoeden.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M. Snoeks, rechter, in aanwezigheid van mr. T.B. Both-Attema, griffier, op 4 juli 2023 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.

Bijlage wettelijk kader

In artikel 4, eerste lid, van de Wet WIA is bepaald dat volledig en duurzaam arbeidsongeschikt is degene die als rechtstreeks en objectief medisch vast te stellen gevolg van ziekte, gebrek, zwangerschap of bevalling duurzaam slechts in staat is om met arbeid ten hoogste 20% te verdienen van het maatmaninkomen per uur.
In het tweede lid is bepaald dat in het eerste lid onder duurzaam wordt verstaan een medisch stabiele of verslechterende situatie.
In het derde lid is bepaald dat onder duurzaam mede wordt verstaan een medische situatie waarbij op lange termijn een geringe kans op herstel bestaat.
Volgens artikel 5 van de Wet WIA is gedeeltelijk arbeidsgeschikt degene die als rechtstreeks en objectief medisch vast te stellen gevolg van ziekte, gebrek, zwangerschap of bevalling slechts in staat is met arbeid ten hoogste 65% te verdienen van het maatmaninkomen per uur, maar die niet volledig en duurzaam arbeidsongeschikt is. Dit betekent dat pas recht op uitkering bestaat bij een mate van arbeidsongeschiktheid van 35% of meer.
Van belang is dan ook:
- of eiser medische beperkingen heeft en
- of hij daardoor geheel of gedeeltelijk niet meer in staat is met arbeid inkomsten te verwerven.
Op grond van artikel 117, eerste lid, van de WIA, voor zover thans van belang, vindt intrekking van het recht op een uitkering op grond van deze wet of verlaging van de hoogte ervan, die voortvloeit uit het door de werkgever ingesteld bezwaar, niet eerder plaats dan zes weken na de dag waarop de beslissing op bezwaar is bekendgemaakt.