De Staat vordert, enigszins samengevat, na zijn eis te hebben gewijzigd bij akte tot vermindering van eis van 24 juni 2022 en bij akte tot vermeerdering van eis van 9 februari 2023:
I. de tussen partijen bestaande pachtovereenkomst te ontbinden,
II. [gedaagde01] te veroordelen om binnen twee weken na betekening van dit vonnis de gronden te verlaten en te ontruimen en ter beschikking van de Staat te stellen,
III. [gedaagde01] te veroordelen om na ontruiming van de gronden deze niet meer te betreden, op straffe van een dwangsom van € 50,00 per dag dat [gedaagde01] en/of enige met hem verbonden personen in gebreke blijft aan deze veroordeling te voldoen,
IV. –
V. [gedaagde01] te veroordelen om aan de Staat te betalen een bedrag van € 5.333,54 per jaar voor elk jaar of gedeelte daarvan vanaf 1 januari 2022 tot de datum van ontbinding van de pachtovereenkomst te vermeerderen met primair de wettelijke handelsrente en subsidiair de wettelijke rente,
VI. [gedaagde01] te veroordelen om aan de Staat te betalen een bedrag van € 5.333,54 per jaar voor elke maand of gedeelte daarvan dat hij vanaf de datum van ontbinding van de pachtovereenkomst in gebreke blijft met ontruiming van de gronden, te vermeerderen met primair de wettelijke handelsrente en subsidiair met de wettelijke rente,
VII. [gedaagde01] te veroordelen om aan de Staat € 660,49 ter zake van de buitengerechtelijke incassokosten te voldoen,
VIII. [gedaagde01] te veroordelen in de proceskosten, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 14 dagen na het wijzen van dit vonnis.