ECLI:NL:RBZWB:2023:4668
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Weigering WIA-uitkering na beoordeling arbeidsongeschiktheid en medische beperkingen
In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Zeeland-West-Brabant het beroep van eiser tegen de weigering van het UWV om hem een WIA-uitkering toe te kennen. Het UWV had op 21 juli 2021 besloten om per 13 april 2021 geen WIA-uitkering toe te kennen, omdat eiser slechts 18,51% arbeidsongeschikt zou zijn. Eiser, die als taxichauffeur/centralist werkte, had zich ziekgemeld na een verkeersongeval in 2017 en ervoer aanhoudende klachten als gevolg van een whiplash. De rechtbank heeft het beroep op 23 mei 2023 behandeld, waarbij eiser en een vertegenwoordiger van het UWV aanwezig waren.
De rechtbank concludeert dat het UWV terecht heeft vastgesteld dat eiser per 13 april 2021 voor 18,51% arbeidsongeschikt is. De rechtbank baseert zich op rapporten van verzekeringsartsen van het UWV, die de medische informatie van eiser hebben bestudeerd en zijn beperkingen hebben vastgelegd in de Functionele Mogelijkheden Lijst (FML). Eiser heeft aangevoerd dat zijn klachten niet goed zijn erkend, maar de rechtbank oordeelt dat de subjectieve beleving van klachten niet beslissend is voor de objectieve vaststelling van beperkingen.
De rechtbank volgt het standpunt van het UWV dat de geselecteerde functies voor eiser, zoals assemblage medewerker en productiemedewerker, passend zijn, en dat de mate van arbeidsongeschiktheid correct is vastgesteld. Aangezien eiser minder dan 35% arbeidsongeschikt is, heeft hij geen recht op een WIA-uitkering. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en wijst erop dat eiser sinds 28 maart 2023 weer arbeidsongeschikt is, maar dat deze nieuwe situatie niet relevant is voor de beoordeling van de zaak per 13 april 2021.