ECLI:NL:RBZWB:2023:4668

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
4 juli 2023
Publicatiedatum
5 juli 2023
Zaaknummer
AWB- 23_817
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering WIA-uitkering na beoordeling arbeidsongeschiktheid en medische beperkingen

In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Zeeland-West-Brabant het beroep van eiser tegen de weigering van het UWV om hem een WIA-uitkering toe te kennen. Het UWV had op 21 juli 2021 besloten om per 13 april 2021 geen WIA-uitkering toe te kennen, omdat eiser slechts 18,51% arbeidsongeschikt zou zijn. Eiser, die als taxichauffeur/centralist werkte, had zich ziekgemeld na een verkeersongeval in 2017 en ervoer aanhoudende klachten als gevolg van een whiplash. De rechtbank heeft het beroep op 23 mei 2023 behandeld, waarbij eiser en een vertegenwoordiger van het UWV aanwezig waren.

De rechtbank concludeert dat het UWV terecht heeft vastgesteld dat eiser per 13 april 2021 voor 18,51% arbeidsongeschikt is. De rechtbank baseert zich op rapporten van verzekeringsartsen van het UWV, die de medische informatie van eiser hebben bestudeerd en zijn beperkingen hebben vastgelegd in de Functionele Mogelijkheden Lijst (FML). Eiser heeft aangevoerd dat zijn klachten niet goed zijn erkend, maar de rechtbank oordeelt dat de subjectieve beleving van klachten niet beslissend is voor de objectieve vaststelling van beperkingen.

De rechtbank volgt het standpunt van het UWV dat de geselecteerde functies voor eiser, zoals assemblage medewerker en productiemedewerker, passend zijn, en dat de mate van arbeidsongeschiktheid correct is vastgesteld. Aangezien eiser minder dan 35% arbeidsongeschikt is, heeft hij geen recht op een WIA-uitkering. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en wijst erop dat eiser sinds 28 maart 2023 weer arbeidsongeschikt is, maar dat deze nieuwe situatie niet relevant is voor de beoordeling van de zaak per 13 april 2021.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Zittingsplaats: Breda
Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 23/817 WIA

uitspraak van 4 juli 2023 van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam eiser] , te [plaatsnaam 1] , eiser,

en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen(UWV; kantoor Breda), verweerder.

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de
weigering hem een uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA) toe te kennen.
1.1
Het UWV heeft met het besluit van 21 juli 2021 (primair besluit)
geweigerd per 13 april 2021 aan eiser een WIA-uitkering toe te kennen.
Met het bestreden besluit van 31 mei 2022 is het bezwaar van eiser ongegrond verklaard.
1.2
Het UWV heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.3
De rechtbank heeft het beroep op 23 mei 2023 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser en mr. M.B.A. van Grinsven namens het UWV.

Beoordeling door de rechtbank

2. Eiser is werkzaam geweest als taxichauffeur/centralist gedurende 37,32 uur per week. Op 6 januari 2017 is eiser een verkeersongeval overkomen. Op 26 september 2018 heeft eiser zich ziekgemeld vanwege aanhoudende nek-, schouder- en hoofdpijn als gevolg van een whiplash. Omdat eisers werkgever te laat is gestart met re-integratieactiviteiten werd een (bekorte) loonsanctie opgelegd tot 13 april 2021.
3. Aan het bestreden besluit heeft het UWV ten grondslag gelegd dat eiser per 13 april 2021 voor 18,51% arbeidsongeschiktheid is en daarom geen recht heeft op een WIA-uitkering. De rechtbank zal beoordelen of dit juist is.
Zij doet dit aan de hand van de argumenten die eiser heeft aangevoerd, de beroepsgronden.
Bij deze beoordeling is van belang of eiser medische beperkingen heeft en of hij daardoor geheel of gedeeltelijk niet meer in staat is met arbeid inkomsten te verwerven.
4. De rechtbank is van oordeel dat het UWV terecht de mate van arbeidsongeschiktheid per 13 april 2021 heeft vastgesteld op 18,51% en terecht de WIA-uitkering heeft geweigerd.
Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
4.1
De voor de beoordeling van het beroep belangrijke wet- en regelgeving zijn te vinden in de bijlage bij deze uitspraak.
Zijn de beperkingen juist vastgesteld?
5. Het bestreden besluit, voor zover dit ziet op de medische beoordeling, is gebaseerd op rapporten van een verzekeringsarts en een verzekeringsarts bezwaar en beroep (verzekeringsarts b&b) van het UWV.
5.1
De verzekeringsarts heeft het dossier bestudeerd en heeft eiser op het spreekuur van 27 mei 2021 gezien en onderzocht. De verzekeringsarts heeft de aanwezige medische informatie van de behandelaars bestudeerd en bij haar conclusie betrokken. De verzekeringsarts heeft geconcludeerd dat eiser verminderde functionele mogelijkheden heeft en heeft zijn beperkingen en de belastbaarheid neergelegd in de Functionele Mogelijkheden Lijst (FML) van 12 juni 2021, die geldig is vanaf 12 april 2021.
De verzekeringsarts b&b heeft het dossier en de aanwezige medische informatie bestudeerd.
Hij was aanwezig bij de hoorzitting op 4 april 2022. De verzekeringsarts b&b is tot de conclusie gekomen dat er op een aantal aspecten aanleiding is af te wijken van de bevindingen van de verzekeringsarts. De verzekeringsarts b&b heeft een beperking op het aspect lopen tijdens het werk (aspect 4.17) toegevoegd vanwege de knieklachten links. Een beperking ten aanzien van het aspect herinneren (aspect 1.3) heeft hij laten vervallen met als motivering dat uit de brief van de GZ psycholoog van het Amphia ziekenhuis van 30 oktober 2020 blijkt dat er geen aanwijzingen zijn voor een neurodegeneratief beeld. Data en feiten zijn normaal reproduceerbaar en de cognitieve klachten worden verklaard vanuit overprikkeling, zoals ook blijkt uit de ontvangen informatie van het Topklinisch Centrum van GGZ Breburg van 26 mei 2021. Daaruit blijkt ook dat de hoofdpijnklachten aan overbelasting en spanning zijn gerelateerd. Met de gestelde beperkingen in persoonlijk en sociaal functioneren wordt volgens de verzekeringsarts b&b overprikkeling en mentale belasting voorkomen. De verzekeringsarts b&b ziet geen reden voor aanvullende beperkingen voor de hoofdpijnklachten. Een forsere urenbeperking is niet aan de orde. Op preventieve gronden is al een urenbeperking voor 32 uur per week aangenomen en daarnaast is er ruimte voor therapie.
De beperkingen en de belastbaarheid van eiser zijn neergelegd in FML van 6 mei 2022, die geldig is vanaf 12 april 2021.
5.2
Eiser heeft tegen het medisch oordeel van het UWV aangevoerd dat het UWV ten onrechte zijn whiplash klachten niet erkent. Eiser wijst er op dat hij op dit moment 16 uur werkt wat hij net kan volhouden. Als hij fulltime moet werken, zal hij weer uitvallen met het risico op verlies van zijn werk. Ter onderbouwing van zijn standpunt heeft eiser overgelegd het testrapport van 24 maart 2022 van [naam psycholoog] , psycholoog i.o. bij GGZ Breburg en de (ongedateerde) brief van [naam maatschappelijk werkster] , maatschappelijk werkster bij [naam bedrijf] .
5.3
Oordeel rechtbank over beroepsgronden
De rechtbank begrijpt dat eiser veel klachten en beperkingen ervaart. Volgens vaste rechtspraak is echter de subjectieve beleving en ervaring van iemands klachten niet beslissend bij de beantwoording van de vraag welke beperkingen in objectieve zin zijn vast te stellen. Alleen de medisch te objectiveren beperkingen zijn daarbij van belang.
De rechtbank is van oordeel dat het medisch onderzoek op een voldoende zorgvuldige wijze heeft plaatsgevonden. Uit de rapporten van de verzekeringsartsen blijkt dat zij op de hoogte waren van de door eiser gestelde klachten, waaronder cognitieve klachten en nek-, schouder- en hoofdpijn. De aanwezige medische informatie van onder meer de behandelend neuroloog en huisarts is bij de beoordeling betrokken. Het UWV erkent dat een risico op overbelasting bestaat en heeft ook dat bij de beoordeling betrokken. Bij de opstelling van de FML is met het geobjectiveerde deel van de klachten rekening gehouden.
De informatie die eiser in beroep heeft ingebracht geeft de rechtbank geen aanleiding te twijfelen aan de belastbaarheid die de verzekeringsartsen hebben aangenomen. Daarbij is het volgende in aanmerking genomen. De verzekeringsarts b&b heeft in zijn rapport van 9 augustus 2022 toegelicht dat uit het testrapport van [naam psycholoog] volgt dat er geen afwijkende scores zijn gevonden op de neuropsychologische testen. Er zijn eiser therapieën geadviseerd om te leren omgaan met zijn klachten, waardoor de ervaren hinder van die klachten kan verminderen. Hierdoor kan ook de depressie worden verminderd, nu eiser aangaf dat zijn somberheid met name is ontstaan door de cognitieve klachten.
Er is geen aanleiding dit inzichtelijke en overtuigende standpunt van de verzekeringsarts b&b voor onjuist te houden.
Met betrekking tot de urenbeperking kan de rechtbank het standpunt van het UWV volgen dat indien eiser werkt in passend werk, waarbij rekening wordt gehouden met zijn beperkingen, er geen aanleiding is voor een verdere urenbeperking dan 32 uur per week.
Niet gebleken is dat in de FML van 6 mei 2022 de beperkingen van eiser zijn onderschat. De beroepsgrond dat eiser meer beperkt moet worden, slaagt niet. Voor de verdere beoordeling gaat de rechtbank dan ook uit van de belastbaarheid die is neergelegd in die FML.
Zijn de aan de schatting ten grondslag gelegde functies geschikt?
6.1
Een arbeidsdeskundige bezwaar en beroep (arbeidsdeskundige b&b) van het UWV heeft, rekening houdend met de gewijzigde vastgestelde FML, de volgende functies ten grondslag gelegd aan de berekening van de mate van arbeidsongeschiktheid: assemblage medewerker elektrotechnische producten (Sbc-code 267041), productiemedewerker industrie (Sbc-code 111180) en medewerker postverzorging intern (Sbc-code 315140).
6.2
Ter zitting heeft eiser gesteld dat hij niet kan omgaan met werkdruk en dat hij daarom niet geschikt is voor de geselecteerde functies.
De rechtbank ziet geen reden om te oordelen dat de voor eiser geselecteerde functies in medisch opzicht niet passend zijn. De rechtbank verwijst naar de rapportage van de arbeidsdeskundige van 20 juli 2021 en het rapport van de arbeidsdeskundige b&b van 27 mei 2022. Daarin is inzichtelijk gemotiveerd dat, uitgaande van de vastgestelde beperkingen, eiser de werkzaamheden kan verrichten die verbonden zijn aan deze functies. Zijn standpunt dat hij niet in staat is de geduide functies te verrichten, vloeit voort uit zijn opvatting dat zijn medische beperkingen zijn onderschat. Zoals de rechtbank in overweging 4.3 heeft geconcludeerd is die opvatting niet juist.
De hiervoor genoemde functies mochten worden gebruikt voor de berekening van de mate van arbeidsongeschiktheid.
Is de mate van arbeidsongeschiktheid juist vastgesteld?
6.3
Op basis van de inkomsten die eiser met de geduide functies zou kunnen verdienen, heeft het UWV een berekening gemaakt die leidt tot de conclusie dat eiser minder dan 35% arbeidsongeschikt is. Omdat eiser tegen deze berekening geen gronden naar voren heeft gebracht, gaat de rechtbank uit van deze mate van arbeidsongeschiktheid.
Omdat pas recht bestaat op een WIA-uitkering bij een mate van arbeidsongeschiktheid van 35% of meer, heeft het UWV de WIA-uitkering terecht geweigerd per 13 april 2021.
7. Omdat eiser, zoals hij ter zitting heeft meegedeeld, sinds 28 maart 2023 weer arbeidsongeschikt is en een uitkering op grond van de Ziektewet ontvangt, zal op termijn een nieuwe beoordeling van de mate van arbeidsongeschiktheid plaatsvinden. Dat eiser sinds 28 maart 2023 arbeidsongeschikt is, kan in deze procedure niet tot een ander oordeel leiden omdat hier de datum 13 april 2021 moet worden beoordeeld.

Conclusie en gevolgen

Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat het UWV terecht de WIA-uitkering heeft geweigerd per 13 april 2021.
Omdat het beroep ongegrond wordt verklaard krijgt eiser het griffierecht en de proceskosten niet vergoed.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M. Snoeks, rechter, in aanwezigheid van mr. T.B. Both-Attema, griffier, op 4 juli 2023 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.

Bijlage wettelijk kader

In artikel 4, eerste lid, van de Wet WIA is bepaald dat volledig en duurzaam arbeidsongeschikt is degene die als rechtstreeks en objectief medisch vast te stellen gevolg van ziekte, gebrek, zwangerschap of bevalling duurzaam slechts in staat is om met arbeid ten hoogste 20% te verdienen van het maatmaninkomen per uur.
Volgens artikel 5 van de Wet WIA is gedeeltelijk arbeidsgeschikt degene die als rechtstreeks en objectief medisch vast te stellen gevolg van ziekte, gebrek, zwangerschap of bevalling slechts in staat is met arbeid ten hoogste 65% te verdienen van het maatmaninkomen per uur, maar die niet volledig en duurzaam arbeidsongeschikt is. Dit betekent dat pas recht op uitkering bestaat bij een mate van arbeidsongeschiktheid van 35% of meer.