ECLI:NL:RBZWB:2023:4664

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
4 juli 2023
Publicatiedatum
5 juli 2023
Zaaknummer
AWB- 22_4155 en 23_1889
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Omgevingsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van beroepen tegen opgelegde lasten onder dwangsom en invordering door het college van burgemeester en wethouders van Oisterwijk

In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 4 juli 2023, wordt de zaak behandeld van eiseres, een productiebedrijf in isolerende dak- en gevelsystemen, tegen het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Oisterwijk. Eiseres heeft beroep aangetekend tegen de opgelegde lasten onder dwangsom en de invordering daarvan. De rechtbank oordeelt dat de beroepen gegrond zijn. De rechtbank stelt vast dat het college op 6 november 2018 een omgevingsvergunning heeft verleend voor het veranderen van een inrichting. Echter, na controles door de OMWB, zijn er overtredingen geconstateerd, wat leidde tot het opleggen van lasten onder dwangsom. Eiseres heeft bezwaar gemaakt tegen deze lasten en de invordering daarvan, maar het college heeft de bezwaren ongegrond verklaard.

De rechtbank heeft de zaak op 23 mei 2023 behandeld en concludeert dat het college niet op de juiste wijze heeft gehandeld. Eiseres heeft documenten ingediend ter goedkeuring, maar het college heeft niet de gelegenheid geboden om te voldoen aan de lasten na beoordeling van deze documenten. De rechtbank oordeelt dat eiseres niet verantwoordelijk kan worden gehouden voor de tijd die het college nodig heeft om de documenten te beoordelen. Daarom vernietigt de rechtbank de bestreden besluiten en herroept de primaire besluiten van het college. Eiseres krijgt recht op vergoeding van griffierecht en proceskosten, die in totaal € 4.899,- bedragen.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Zittingsplaats Breda
Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 22/4155 GEMWT en 23/1889 ACTMIL

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 4 juli 2023 in de zaak tussen

[naam eiseres] , uit [plaatsnaam] , eiseres

(gemachtigde: mr. H.A. Pasveer),
en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Oisterwijk, verweerder.

Inleiding

1.1
In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank de beroepen van eiseres tegen de opgelegde lasten onder dwangsom en de invordering van dwangsommen.
Met de bestreden besluiten van 20 juli 2022 en 1 februari 2023 op de bezwaren van eiseres is het college bij deze besluiten gebleven.
1.2
De rechtbank heeft het beroep op 23 mei 2023 op zitting behandeld. Namens eisers zijn [naam vertegenwoordiger 1] en mr. L.M.M. Joosten verschenen. Voor het college zijn [naam vertegenwoordiger 2] en [naam vertegenwoordiger 3] van de OMWB Midden- en West-Brabant (OMWB) verschenen. Daarnaast is [naam vertegenwoordiger 4] , werkzaam bij de Veiligheidsregio MWB, verschenen.

Beoordeling door de rechtbank

2.1
De rechtbank verklaart de beroepen gegrond. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
2.2
De voor de beoordeling van het beroep belangrijke wet- en regelgeving is te vinden in de bijlage bij deze uitspraak.
De procedure tot nu toe
3.1
Eiseres is een productiebedrijf in isolerende dak- en gevelsystemen. Het college heeft op 6 november 2018 een omgevingsvergunning verleend voor het veranderen van een inrichting (een revisievergunning).
3.2
Een toezichthouder van de OMWB heeft op 21 mei 2019 eiseres bezocht en op
5 juni 2019 een administratieve controle uitgevoerd. De OMWB heeft gecontroleerd of eiseres voldoet aan de voorschriften uit het Activiteitenbesluit milieubeheer en uit de omgevingsvergunning. De OMWB heeft geconstateerd dat eiseres de vergunningsvoorschriften 7.3.5, 7.5.1, 8.2.1 en 12.1.3 heeft overtreden.
De OMWB heeft op 2 en 29 oktober 2019 een administratieve hercontrole uitgevoerd bij eiseres. De OMWB heeft geconstateerd dat de overtredingen niet zijn opgeheven.
3.3
Het college heeft op 26 mei 2020 het voornemen kenbaar gemaakt om een viertal lasten onder dwangsom op te leggen. Eiseres heeft hiertegen haar zienswijze kenbaar gemaakt op 9 juni 2020.
3.4
Het college heeft met het besluit van 2 september 2020 een viertal lasten onder dwangsom opgelegd wegens vier overtredingen van artikel 2.3, onder a, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (hierna: Wabo). Het college heeft bepaald dat eiseres, na een begunstigingstermijn van 6 weken, per overtreding een dwangsom zal verbeuren van € 1.500,- per week dat sprake is van een overtreding, met een maximum van € 15.000,- Eiseres kan de overtredingen beëindigen door documenten op te stellen en door het college te laten goedkeuren conform de voorschriften 7.3.5, 7.5.1, 8.2.1 en 12.1.3 van de revisievergunning van 6 november 2018.
Om geen dwangsom te verbeuren, moet eiseres de documenten indienen uiterlijk op
4 november 2020. [1]
Eiseres heeft op 30 september 2020 per e-mail bezwaar gemaakt tegen de opgelegde lasten onder dwangsom.
3.5
Eiseres heeft de volgende stukken ingediend bij het college:
  • op 7 oktober 2020: PvE gasdetectiesysteem (5e nota van aanvulling);
  • op 23 oktober 2020: UPO stationaire pentaanverlaadplaats (4e nota van aanvulling en validering Kiwa);
  • op 3 november 2020: UPO sprinklersysteem (3e nota van aanvulling en validering Kiwa);
  • op 11 november 2020: Integraal Plan Brandveiligheid.
3.6
De OMWB heeft de documenten beoordeeld en daarover op 18 december 2020 een controleverslag opgesteld. De conclusie luidt - kort samengevat - dat de ingeleverde documenten niet kunnen worden goedgekeurd. Het rapport is per e-mail van 24 december 2020 aan eiseres bekendgemaakt.
3.7
Het college heeft eiseres bij brief van 6 januari 2021 laten weten dat gelet op dit rapport van de OMWB inmiddels een bedrag van € 36.000,- aan dwangsommen is verbeurd.
Bij brief van 8 februari 2021 heeft het college eiseres laten weten dat ook de resterende dwangsommen van € 24.000,- zijn verbeurd.
3.8
Het college is bij het besluit van 8 november 2021 overgegaan tot invordering van de verbeurde dwangsommen ten bedrage van € 60.000,-.
Eiseres heeft hiertegen bezwaar gemaakt op 9 december 2021.
3.9
Bij het besluit van 20 juli 2022 (bestreden besluit 1) heeft het college de bezwaren van eiseres tegen de invordering ongegrond te verklaard en het besluit van 8 november 2021, met inachtneming van een aanvullende motivering, gehandhaafd.
3.1
Met de brief van 4 augustus 2022 heeft het college aan eiseres medegedeeld dat de e-mail van 30 september 2020 ten onrechte niet is aangemerkt als bezwaarschrift gericht tegen het besluit van 22 september 2020.
Op 26 augustus 2022 heeft eiseres een aanvullend bezwaarschrift ingediend tegen het besluit van 22 september 2020.
3.11
Het college heeft met het besluit van 1 februari 2023 (bestreden besluit 2) de bezwaren ongegrond verklaard, het besluit van 22 september 2020 ingetrokken en de lasten, zoals opgenomen in het besluit van 22 september 2020 ter verduidelijking gewijzigd zodat daar komt te staan (in plaats van een ‘document of plan dat door ons is goedgekeurd’) ‘een document of plan dat voor goedkeuring in aanmerking komt’.
3.12
In het verweerschrift heeft het college toegelicht dat het dus moet gaan om documenten of plannen die inhoudelijk voldoen aan de betreffende voorschriften, waardoor goedkeuring een gegeven is.
De lasten onder dwangsom
4.1
Op grond van artikel 2.3, onder a, van de Wabo is het verboden te handelen in strijd met een voorschrift van de omgevingsvergunning voor het in werking hebben van een inrichting.
4.2
Vast staat dat eiseres op grond van de omgevingsvergunning van 6 november 2018 verplicht is een brandbeveiligingsinstallatie te realiseren en voorafgaand hieraan een Integraal Plan Brandveiligheid en een aantal uitgangspuntendocumenten op te stellen, die moeten worden goedgekeurd door het college. Tussen partijen is niet in geschil dat eiseres ten tijde van het opleggen van de lasten onder dwangsom niet beschikte over goedgekeurde documenten. Het college is dus bevoegd ter zake een last onder dwangsom op te leggen.
Ter discussie staat de wijze waarop het college de lasten onder dwangsom heeft vormgeven.
Het college heeft namelijk niet alleen bepaald dat de documenten binnen 6 weken ter beoordeling en goedkeuring aan het college toegestuurd moeten worden, maar heeft daarnaast ook bepaald dat het moet gaan om documenten die voor goedkeuring in aanmerking komen.
4.3
De voorliggende last onder dwangsom bevat daarmee een bijzondere constructie. Eiseres kreeg een begunstigingstermijn om de documenten en plannen in te dienen, maar zij hoort pas na het beëindigen van de begunstigingstermijn of zij daarmee heeft voldaan aan de last. Eiseres heeft op 11 november 2020 het laatste document ter goedkeuring overgelegd. Op 24 december 2020 krijgt eiseres bericht dat de documenten volgens de OMWB niet voldeden. Dit is 6 weken nadat de documenten ter beoordeling waren overgelegd. In de systematiek van het bestreden besluit 2 heeft eiseres op 24 december 2020 per overtreding al 7 dwangsommen verbeurd.
4.4
De rechtbank is van oordeel dat het niet zo kan zijn dat eiseres in de periode tussen het indienen van de documenten en de inhoudelijke beoordeling van de documenten dwangsommen verbeurt. Eiseres heeft namelijk niet in de hand hoe lang het college doet over de beoordeling van de documenten. Zij heeft geen mogelijkheden om met terugwerkende kracht alsnog aan de lasten te voldoen en zo te voorkomen dat zij de dwangsommen verbeurt.
4.5
Het lag op de weg van het college om eiseres na beoordeling van de documenten de gelegenheid te bieden om alsnog te voldoen aan de last. Het college had de looptijd van de lasten kunnen opschorten nadat de documenten waren overlegd of had eiseres een nieuwe begunstigingstermijn kunnen bieden na de beoordeling van de documenten. [3] De rechtbank is van oordeel dat het college de last onder dwangsom niet kan vormgeven op de wijze zoals zij dit heeft gedaan.
4.6
De rechtbank begrijpt waarom het college na de jarenlange nalatigheid van eiseres om te voldoen aan de voorschriften die zijn verbonden aan haar vergunning, is overgegaan tot het opleggen van lasten onder dwangsom. De rechtbank oordeelt echter dat het college niet de juiste weg heeft gekozen om naleving van die voorschriften af te dwingen. Het beroep is dus gegrond en het bestreden besluit komt voor vernietiging in aanmerking.
4.7
Het college kan dit gebrek achteraf niet meer herstellen. Inmiddels zijn bovendien de door eiseres later nog overgelegde en aangevulde documenten goedgekeurd en voldoet eiseres aan de vergunningvoorschriften. In het kader van finale geschilbeslechting zal de rechtbank daarom doen wat het college had moeten doen en dat is de herroeping van het primaire besluit van 26 mei 2020.
De invordering van de dwangsommen
5 Dit betekent dat er geen dwangsommen zijn verbeurd en ingevorderd kunnen worden. Ook het beroep tegen bestreden besluit 1 is dus gegrond. In het kader van finale geschilbeslechting zal de rechtbank ook het primaire invorderingsbesluit van 8 november 2021 herroepen.

Conclusie

6 Omdat de beroepen gegrond zijn moet het college het griffierecht aan eiseres vergoeden en krijgt eiseres ook een vergoeding van haar proceskosten. Het college moet deze vergoeding betalen. Deze vergoeding bedraagt voor de procedures bij de rechtbank € 2.511,- omdat de gemachtigde van eiseres twee beroepschriften heeft ingediend en aan de zitting heeft deelgenomen. In bezwaar heeft de gemachtigde van eiseres twee bezwaarschriften ingediend en aan twee hoorzittingen deelgenomen. Daarbij hoort een vergoeding van € 2.388,-. In totaal moet het college dus een bedrag van € 4.899,- betalen aan eiseres.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep gegrond;
  • vernietigt de bestreden besluiten van 20 juli 2022 en 1 februari 2023;
  • verklaart de bezwaren van eiseres gegrond en herroept de primaire besluiten van 26 mei 2020 en 8 november 2021;
  • bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treed van de vernietigde besluiten;
  • bepaalt dat het college het griffierecht van € 730,- aan eiseres moet vergoeden;
  • veroordeelt het college tot betaling van € 4.899,- aan proceskosten aan eiseres.
Deze uitspraak is gedaan door mr. L.P. Hertsig, rechter, in aanwezigheid van mr. T.A.A. van Hooijdonk, griffier, op 4 juli 2023 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.

Bijlage: voor deze uitspraak belangrijke wet- en regelgeving

Algemene wet bestuursrecht (Awb)
Artikel 5:34, eerste lid
Het bestuursorgaan dat een last onder dwangsom heeft opgelegd, kan op verzoek van de overtreder de last opheffen, de looptijd daarvan opschorten voor een bepaalde termijn of de dwangsom verminderen ingeval van blijvende of tijdelijke gehele of gedeeltelijke onmogelijkheid voor de overtreder om aan zijn verplichtingen te voldoen.
Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo)
Artikel 2.1, eerste lid, onder e
Het is verboden zonder omgevingsvergunning een project uit te voren, voor zover dat geheel of gedeeltelijk bestaat uit het oprichten, veranderen of veranderen van de werking of het in werking hebben van een inrichting of mijnbouwwerk.
Artikel 2.3, onder a
Het is verboden te handelen in strijd met een voorschrift van een omgevingsvergunning dat betrekking heeft op activiteiten als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder e.
De omgevingsvergunning van 6 november 2018
Artikel 7.3.5
De vergunninghouder moet alle van belang zijnde uitgangspunten ten behoeve van een goed ontwerp en/of geen goede werking van het brandbeveiligingssysteem vastleggen en laten goedkeuren door het bevoegd gezag.
[ … ]
Artikel 7.5.1
Binnen de inrichting dient een actueel brandveiligheidsplan aanwezig te zijn. Het brandveiligheidsplan moet minimaal bevatten:
[ … ]
Artikel 8.2.1
[ … ] Het ontwerp van het gasdetectiesysteem moet zijn vastgelegd in een programma van eisen (PVE) of uitgangspuntendocument (UPD). Het PVE of UPD moet ter goedkeuring worden voorgelegd aan het bevoegd gezag.
Artikel 12.1.3
Ter plaatse van het laden en lossen van een tankwagen met pentaan moet worden voldaan aan voorschrift 4.2.51 van de PGS29:2016 versie 1.1. (december 2016). Binnen 6 maanden na het van kracht worden van deze vergunning moet het ontwerp van een stationaire voorziening zijn vastgelegd in een uitgangspuntendocument Brandbeveiliging. Het uitgangspuntendocument dient door een type A geaccrediteerde inspectie-instelling te worden gevalideerd en ter goedkeuring worden ingediend bij het bevoegd gezag. [ … ]

Voetnoten

1.6 weken begunstigingstermijn en 1 week voortduren van de overtreding.
2.OMWB is akkoord gegaan met de iets latere indiening van dit plan.
3.Zie artikel 5:34, eerste lid, van de Awb