Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
1.De procedure
- het wrakingsverzoek van 16 december 2022;
- de processtukken zoals opgenomen in het dossier van de rechtbank in de hoofdzaak met zaaknummer NL22.10216.
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Op 17 mei 2023 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant een wrakingsverzoek behandeld dat op 16 december 2022 door de advocaat van de verzoeker was ingediend. Het verzoek was gericht tot de behandelend rechter in een nog niet behandelde zaak met zaaknummer NL22.10219. De wrakingskamer constateerde dat er op het moment van indiening van het verzoek geen specifieke rechter betrokken was bij de zaak, waardoor het wrakingsverzoek niet gericht kon worden. Dit leidde tot de conclusie dat de verzoeker niet-ontvankelijk moest worden verklaard in zijn verzoek tot wraking.
De wrakingskamer heeft op basis van artikel 8.15 van de Algemene wet bestuursrecht vastgesteld dat een wrakingsverzoek zich moet richten tot een specifieke rechter die de zaak behandelt. Aangezien er in deze situatie geen behandelend rechter was, kon het verzoek niet in behandeling worden genomen. De wrakingskamer besloot om de mondelinge behandeling van het verzoek achterwege te laten, conform het Wrakingsprotocol van de rechtbank Zeeland-West-Brabant.
De beslissing van de wrakingskamer houdt in dat de verzoeker niet-ontvankelijk is verklaard in zijn verzoek tot wraking en dat de procedure in de hoofdzaak met zaaknummer NL22.10219 zal worden voortgezet in de stand waarin deze zich bevond ten tijde van de schorsing door het wrakingsverzoek. Deze uitspraak is openbaar gemaakt op de website van de Rechtspraak.