In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 26 januari 2023, wordt het beroep van eiseres tegen de afwijzing van haar aanvraag voor een WIA-uitkering door het UWV beoordeeld. Eiseres had een aanvraag ingediend voor een uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (WIA), maar het UWV had haar aanvraag afgewezen omdat zij per 2 juli 2020 slechts 26,93% arbeidsongeschikt was. Eiseres was het niet eens met deze beslissing en heeft hiertegen bezwaar gemaakt.
De rechtbank heeft het beroep op 29 december 2022 behandeld, waarbij eiseres en haar gemachtigde aanwezig waren, evenals de gemachtigde van het UWV. Eiseres voerde aan dat het UWV ten onrechte had gesteld dat zij geen recht had op een WIA-uitkering, en dat de medische beoordeling onzorgvuldig was uitgevoerd. De rechtbank heeft echter geconcludeerd dat het UWV terecht had geoordeeld dat eiseres op de genoemde datum niet meer dan 35% arbeidsongeschikt was, en dat de medische beoordeling zorgvuldig was uitgevoerd door de arts bezwaar en beroep.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de arts B&B alle relevante medische informatie had meegewogen en dat de vastgestelde beperkingen in de Functionele Mogelijkhedenlijst (FML) van 24 juli 2020 reëel waren. Eiseres had niet voldoende medische onderbouwing gepresenteerd om haar standpunt te ondersteunen dat zij niet meer dan 24 uur per week kon werken. De rechtbank heeft de argumenten van eiseres verworpen en geoordeeld dat het UWV terecht had besloten om haar aanvraag voor een WIA-uitkering af te wijzen. Het beroep van eiseres is ongegrond verklaard, wat betekent dat zij geen gelijk krijgt en dat de proceskosten niet worden vergoed.