ECLI:NL:RBZWB:2023:461

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
26 januari 2023
Publicatiedatum
27 januari 2023
Zaaknummer
AWB- 21_1831
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de afwijzing van een WIA-uitkering op basis van arbeidsongeschiktheid

In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 26 januari 2023, wordt het beroep van eiseres tegen de afwijzing van haar aanvraag voor een WIA-uitkering door het UWV beoordeeld. Eiseres had een aanvraag ingediend voor een uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (WIA), maar het UWV had haar aanvraag afgewezen omdat zij per 2 juli 2020 slechts 26,93% arbeidsongeschikt was. Eiseres was het niet eens met deze beslissing en heeft hiertegen bezwaar gemaakt.

De rechtbank heeft het beroep op 29 december 2022 behandeld, waarbij eiseres en haar gemachtigde aanwezig waren, evenals de gemachtigde van het UWV. Eiseres voerde aan dat het UWV ten onrechte had gesteld dat zij geen recht had op een WIA-uitkering, en dat de medische beoordeling onzorgvuldig was uitgevoerd. De rechtbank heeft echter geconcludeerd dat het UWV terecht had geoordeeld dat eiseres op de genoemde datum niet meer dan 35% arbeidsongeschikt was, en dat de medische beoordeling zorgvuldig was uitgevoerd door de arts bezwaar en beroep.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de arts B&B alle relevante medische informatie had meegewogen en dat de vastgestelde beperkingen in de Functionele Mogelijkhedenlijst (FML) van 24 juli 2020 reëel waren. Eiseres had niet voldoende medische onderbouwing gepresenteerd om haar standpunt te ondersteunen dat zij niet meer dan 24 uur per week kon werken. De rechtbank heeft de argumenten van eiseres verworpen en geoordeeld dat het UWV terecht had besloten om haar aanvraag voor een WIA-uitkering af te wijzen. Het beroep van eiseres is ongegrond verklaard, wat betekent dat zij geen gelijk krijgt en dat de proceskosten niet worden vergoed.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Inloopteam bestuursrecht
zaaknummer: BRE 21/1831

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam eiseres] , uit [plaatsnaam] , eiseres

(gemachtigde: mr. H. Klein Hesselink),
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen (het UWV), verweerder
(gemachtigde: [gemachtigde verweerder] .

Inleiding

Het UWV heeft de aanvraag van eiseres voor een uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (wet WIA) afgewezen, omdat de mate van arbeidsongeschiktheid van eiseres per 2 juli 2020 is vastgesteld op 26,93%. In bezwaar is het UWV bij dit besluit gebleven.
In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen deze beslissing op bezwaar (het bestreden besluit).
Het UWV heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift en een rapport van een verzekeringsarts bezwaar en beroep.
De rechtbank heeft het beroep op 29 december 2022 met behulp van een beeldverbinding op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiseres, vergezeld door haar partner, de gemachtigde van eiseres en de gemachtigde van het UWV.

Wat ging aan deze procedure vooraf

1. Eiseres werkte als logistics service coördinator voor gemiddeld 32,51 uur per week. Zij heeft zich op 25 juni 2018 ziekgemeld voor dit werk.
2. Eiseres heeft een aanvraag voor een uitkering op grond van de Wet WIA gedaan. Het UWV heeft na medisch en arbeidskundig onderzoek de besluiten genomen die in de inleiding zijn genoemd.

Wat vindt het UWV

3. Het UWV vindt dat eiseres op 2 juli 2020 voor 26,93% arbeidsongeschikt is en heeft daarom geweigerd om aan eiseres een WIA-uitkering toe te kennen.
4. Het UWV heeft de medische grondslag van het bestreden besluit gebaseerd op het rapport van een arts bezwaar en beroep (arts B&B) van 2 februari 2021 [1] . De medische belastbaarheid van eiseres is opgenomen in de Functionele Mogelijkhedenlijst (FML) van 24 juli 2020
.
5. Het UWV heeft in het bestreden besluit de arbeidskundige grondslag van deze beslissing gebaseerd op het rapport van een arbeidsdeskundige bezwaar en beroep (arbeidsdeskundige B&B) van 10 maart 2021
.

Wat vindt eiseres

6.1
Eiseres is het niet eens met het UWV. In haar beroepschrift voert zij aan dat ten onrechte wordt gesteld dat geen sprake is van een ‘medische afzakker’. Eiseres is in 2014 al een dag per week minder gaan werken om medische redenen en per einde wachttijd in juni 2020 is zij opnieuw vanwege dezelfde medische redenen een dag per week minder gaan werken. Volgens eiseres is door het UWV dus ten onrechte uitgegaan van een maatman met een werkweek van 32 uur in plaats van 40 uur per week. Ook stelt eiseres dat zij maar 24 uur per week kan werken en niet 30 uur zoals wordt gesteld. Volgens eiseres heeft het UWV niet gemotiveerd waar deze 30 uur op is gebaseerd, dit blijkt ook niet uit de rapportages. Eiseres merkt in haar aanvullend beroepschrift nog op dat het medisch onderzoek onzorgvuldig is geweest, omdat de beoordeling heeft plaatsgevonden zonder spreekuurcontact. Eiseres is niet door de verzekeringsarts gezien, maar alleen telefonisch gehoord.
6.2
Op zitting heeft eiseres ondubbelzinnig aangegeven dat zij haar beroepsgrond voor wat betreft de ‘medische afzakker’ niet meer handhaaft. De rechtbank zal dit daarom hieronder niet bespreken.

Wat vindt de rechtbank

7. De vraag is of het UWV terecht stelt dat eiseres geen recht heeft op een WIA-uitkering per 2 juli 2021, omdat zij minder dan 35% arbeidsongeschikt is. De rechtbank moet die vraag beantwoorden aan de hand van wat eiseres daartegen in heeft gebracht. Belangrijk punt is dat het gaat om de medische toestand van eiseres op 2 juli 2020 en de vraag welke beperkingen daaruit volgen.
8. De rechtbank vindt dat het UWV terecht heeft beslist dat eiseres op 2 juli 2020 voor 26,93% arbeidsongeschikt is en dus geen recht heeft op een WIA-uitkering. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Medische grondslag van het bestreden besluit
Het onderzoek
9. De rechtbank is van oordeel dat het medisch onderzoek zorgvuldig is verricht. De arts B&B heeft kennis genomen van het dossier, waarin zich het rapport met bevindingen uit het medisch onderzoek door de verzekeringsarts bevindt, en het bezwaar van eiseres. Ook heeft hij de door eiseres ingebrachte medische informatie meegewogen in zijn beoordeling. De rechtbank vindt dat de arts B&B op een zorgvuldig en duidelijke manier alle naar voren gebrachte klachten heeft betrokken bij de medische beoordeling. De rechtbank ziet geen reden om aan te nemen dat arts B&B aspecten van de medische situatie van eiseres heeft gemist.
10. Dat het onderzoek onzorgvuldig is omdat eiseres niet is gezien door een verzekeringsarts, volgt de rechtbank niet. De arts B&B heeft in zijn rapport van 20 december 2022 toegelicht dat de aanwezige medische klachten van eiseres niet op een spreekuur te onderzoeken zijn. Voor de beoordeling van de urenbeperking en de medische afzakker (
de rechtbank begrijpt: de bezwaargronden van eiseres) was zowel in het primaire verzekeringsgeneeskundige onderzoek, alsook in bezwaar geen spreekuurcontact met eiseres noodzakelijk. De rechtbank kan deze motivering ondanks wat eiseres in dit verband ter zitting naar voren heeft gebracht volgen.
De beoordeling van de belastbaarheid
11. De rechtbank is verder van oordeel dat de arts B&B de medische belastbaarheid van eiseres op 2 juli 2020 in de rapporten op inhoudelijk overtuigende wijze en zonder tegenstrijdigheden heeft gemotiveerd.
12. Eiseres stelt dat zij niet meer dan 24 uur per week kan werken, de gestelde urenbeperking van 30 uur per week is dan ook onvoldoende. Bovendien heeft het UWV onvoldoende gemotiveerd hoe tot een urenbeperking van 30 uur per week is gekomen. De arts B&B heeft toegelicht dat de opgenomen urenbeperking reëel is gelet op de objectieve medische gegevens van eiseres. Dat eiseres aangeeft dat als zij meer dan 24 uur werkt te moe zou zijn en niet meer in staat is het huishouden en de zorg voor de kinderen op haar te nemen, is volgens de arts B&B op zichzelf onvoldoende reden om een grotere urenbeperking aan te nemen. Omdat eiseres haar standpunt, dat ten onrechte geen urenbeperking tot maximaal 24 uur per week is vastgesteld, niet met medische informatie heeft onderbouwd, ziet de rechtbank geen aanleiding te twijfelen aan de medische belastbaarheid van eiseres zoals de arts B&B die heeft vastgesteld.
13. De rechtbank vindt dat het UWV terecht heeft geoordeeld dat eiseres op 2 juli 2020 in staat moet worden geacht arbeid te verrichten als daarbij rekening wordt gehouden met de beperkingen die in de FML van 24 juli 2020 zijn vastgesteld.
Arbeidskundige grondslag van het bestreden besluit
14. Uitgaande van de juistheid van de medische beperkingen die bij eiseres zijn vastgesteld, ziet de rechtbank geen reden om het standpunt van de arbeidsdeskundige B&B, dat het werk van eiseres, medewerker chain supply voor 23,91 uur per week dat zij sinds 21 maart 2020 bij haar eigen werkgever verricht, voor haar passend is in twijfel te trekken. Eiseres heeft verder ook geen gronden ingediend tegen de arbeidskundige grondslag van het bestreden besluit.
15. De arbeidsdeskundige B&B heeft berekend dat eiseres op 2 juli 2020 met haar werk als medewerker chain supply 73,07% kan verdienen van het loon dat zij verdiende met het werk als logistic service coördinator, zodat zij voor de overige 26,93% arbeidsongeschikt is.

Conclusie en gevolgen

16. Het UWV heeft terecht geweigerd om eiseres per 2 juli 2020 een WIA-uitkering toe te kennen, omdat zij per die datum minder dan 35% arbeidsongeschikt is.
17. Het beroep van eiseres is ongegrond. Dit betekent dat zij geen gelijk krijgt. Omdat eiseres in beroep geen gelijk krijgt, worden de door haar gemaakte proceskosten of het betaalde griffierecht niet vergoed.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan op 26 januari 2023 door mr. J.M.C. Schuurman-Kleijberg, rechter, in aanwezigheid van mr. S. Hoeijmans, griffier.
griffier
rechter
De uitspraak is verzonden op
en zal binnen een week na deze datum openbaar gemaakt worden door publicatie op rechtspraak.nl.

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Getoetst en akkoord bevonden door een verzekeringsarts bezwaar en beroep.