ECLI:NL:RBZWB:2023:4580

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
7 juni 2023
Publicatiedatum
3 juli 2023
Zaaknummer
9942182 cv expl 22-1883 (T)
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Bodemzaak
Rechters
  • Tilman-Knoester
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tussenvonnis inzake de benoeming van een handschriftdeskundige in een geschil over een relatiebeding en valsheid van handtekening

In deze bodemzaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 7 juni 2023 een tussenvonnis gewezen in een geschil tussen [eiser01] en ZLH B.V. over de geldigheid van een relatiebeding en de valsheid van een handtekening. [eiser01] vordert dat de kantonrechter verklaart dat hij niet gebonden is aan een relatiebeding en dat ZLH onrechtmatig heeft gehandeld. De kantonrechter oordeelt dat de stelplicht en bewijslast met betrekking tot de valsheid van de handtekening op de arbeidsovereenkomst op [eiser01] rusten, aangezien hij een schadevergoedingsvordering uit onrechtmatige daad instelt. De kantonrechter heeft aanwijzingen dat de handtekening op de overeenkomst vals kan zijn, maar dit staat nog niet vast. Daarom wordt een deskundige benoemd om de handtekening te onderzoeken. De kosten van het deskundigenonderzoek dienen door [eiser01] te worden voorgeschoten, met de mogelijkheid dat in het eindvonnis wordt beslist wie de kosten uiteindelijk moet betalen. De zaak wordt verwezen naar een rolzitting voor verdere behandeling.

Uitspraak

RECHTBANKZEELAND-WEST-BRABANT
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Breda
Zaaknummer: 9942182 \\ CV EXPL 22-1883
Vonnis van 7 juni 2023
in de zaak van
[eiser01],
te [plaats01] ,
eisende partij,
hierna te noemen: [eiser01] ,
gemachtigde: mr. S.J. Klingeman,
tegen

1.ZLH B.V.,

te Breda,
gemachtigde: mr. G.C.L. van de Corput,
2.
[gedaagde02],
te [plaats01] ,
gemachtigde: mr. K.G.A.P. Boemaars,
gedaagde partijen,
hierna te noemen: ZLH en [gedaagde02] .

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 5 oktober 2022
- de akte overlegging productie van [eiser01]
- de mondelinge behandeling van 29 maart 2023, waarvan door de griffier aantekeningen zijn gemaakt.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
ZLH is een onderneming met als activiteiten hypotheek- en kredietbemiddeling. ZLH behoorde tot de Zuyderleven Groep.
2.2.
[eiser01] was vanaf 2004 werkzaam als hypotheekadviseur bij Wonen en Welzijn Assurantiën v.o.f. Met ingang van 24 februari 2014 is [eiser01] op freelance basis gaan werken als hypotheekadviseur voor Zuyderleven B.V. (onderdeel van de Zuyderleven Groep).
2.3.
Per 1 december 2017 is [eiser01] als hypotheekadviseur in loondienst getreden bij (de rechtsvoorganger van) ZLH. Op 29 oktober 2020 heeft [eiser01] zijn arbeidsovereenkomst met ZLH opgezegd per 1 januari 2021, omdat hij (weer) een eigen financieel advieskantoor wilde starten.
2.4.
Vervolgens is tussen partijen discussie ontstaan over het al dan niet bestaan van een relatiebeding tussen [eiser01] als werknemer en ZLH als werkgever.

3.Het geschil

3.1.
[eiser01] vordert dat de kantonrechter bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
1. voor recht verklaart dat [eiser01] jegens ZLH niet gebonden is aan enig concurrentie- en/of relatiebeding, en/of boetebeding, of enig ander voor hem beperkend beding;
2. voor recht verklaart dat Zuyderleven c.s. met het hiervoor beschreven handelen onrechtmatig jegens [eiser01] heeft gehandeld en voor wat betreft ZLH specifiek zij zich ook in strijd met de norm van goed werkgeverschap heeft gedragen, als gevolg waarvan Zuyderleven c.s. hoofdelijk aansprakelijk is voor de door [eiser01] als gevolg van dit - onrechtmatig - handelen geleden en nog te lijden schade;
3. Zuyderleven c.s. hoofdelijk veroordeelt - des dat de een heeft betaald de ander zal zijn gekweten - tot vergoeding van de door [eiser01] geleden schade ad in totaal € 362.769,53, althans Zuyderleven c.s. veroordeelt tot betaling van een schadevergoeding ter hoogte van een door uw rechtbank in goede justitie te bepalen bedrag, welke schadevergoeding zo nodig nader opgemaakt zal worden bij staat en vereffend dient te worden volgens de wet, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 1 januari 2021 dan wel vanaf de dag der dagvaarding;
4. Subsidiair - voor zover de volledige juridische kosten van [eiser01] niet worden toegewezen - Zuyderleven c.s. hoofdelijk veroordeelt tot betaling aan [eiser01] een bedrag van € 925,- ter zake buitengerechtelijke kosten;
5. Zuyderleven c.s. hoofdelijk veroordeelt in de kosten van dit geding, vermeerderd met de nakosten en de wettelijke rente.
3.2.
ZLH en [gedaagde02] voeren verweer. ZLH en [gedaagde02] concluderen tot niet-ontvankelijkheid van [eiser01] , dan wel tot afwijzing van de vorderingen van [eiser01] , met uitvoerbaar bij voorraad te verklaren veroordeling van [eiser01] in de kosten van deze procedure.
3.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
[eiser01] legt aan zijn vorderingen ten grondslag dat ZLH en [gedaagde02] onrechtmatig handelen door [eiser01] tegen beter weten in aan een niet-overeengekomen relatiebeding te houden, waardoor [eiser01] schade heeft geleden.
De kantonrechter is van oordeel dat de vorderingen tegen [gedaagde02] niet toewijsbaar zijn, omdat, zoals [gedaagde02] ook aanvoert, niet [gedaagde02] , maar ZLH – als voormalig werkgever – [eiser01] houdt aan een relatiebeding dat tussen [eiser01] en ZLH zou bestaan. Daarnaast is de kantonrechter van oordeel dat [eiser01] zijn stelling dat [gedaagde02] valsheid in geschrifte heeft gepleegd onvoldoende heeft onderbouwd. Weliswaar zijn er aanwijzingen dat (de handtekening van [eiser01] op) de als productie 5 bij dagvaarding overgelegde arbeidsovereenkomst vals is, maar dit staat nog niet vast. Bovendien stelt [eiser01] dat [gedaagde02] deze vervalsing feitelijk heeft verricht, maar dat wordt door [gedaagde02] betwist en door [eiser01] niet (voldoende) onderbouwd. Daarom zullen de vorderingen tegen [gedaagde02] afgewezen worden.
4.2.
Wat betreft ZLH is van belang dat de documenten waarop ZLH zich in het kader van het relatiebeding beroept volgens [eiser01] vals zijn. ZLH betwist dat en zij verwijst naar de als productie 3 bij conclusie van antwoord (en productie 5 bij dagvaarding) overgelegde scan/kopie van een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd met als ingangsdatum 1 december 2017, waarin als artikel 11 een relatiebeding is opgenomen. Deze overeenkomst is gedateerd op 21 november 2017 en er staan twee handtekeningen op met daaronder de namen [eiser01] en [naam01] . (Een scan van) de betreffende arbeidsovereenkomst is bij e-mailbericht van 3 februari 2021 door de gemachtigde van ZLH aan de gemachtigde van [eiser01] toegestuurd. [eiser01] betwist dat hij zijn handtekening onder deze overeenkomst heeft gezet.
4.3.
De kantonrechter is van oordeel dat de stelplicht en bewijslast van de valsheid van (met name) de handtekening van [eiser01] op voormelde overeenkomst van 21 november 2017 op [eiser01] rusten. Immers, [eiser01] stelt een schadevergoedingsvordering uit onrechtmatige daad in. Daaruit volgt in verband met artikel 150 Rv dat op [eiser01] de stelplicht en bewijslast rust met betrekking tot de feiten en omstandigheden waaruit kan worden afgeleid dat ZLH onrechtmatig jegens [eiser01] heeft gehandeld. Hiertoe behoort ook het door [eiser01] gestelde feit dat (zijn handtekening op) de overeenkomst van 21 november 2017 vals is.
4.4.
Ter uitvoering van de op hem rustende stelplicht en bewijslast wijst [eiser01] met name op het volgende:
  • Op de als productie 3 bij conclusie van antwoord (en als productie 5 bij dagvaarding) overgelegde arbeidsovereenkomst (die op 3 februari 2021 door de gemachtigde van ZLH aan de gemachtigde van [eiser01] is gemaild) staat dat er met ingang van 1 december 2017 sprake is van een overeenkomst voor onbepaalde tijd, terwijl [eiser01] naar eigen zeggen per die datum voor bepaalde tijd in dienst was gekomen, zoals volgens [eiser01] ook volgt uit de als productie 7 bij dagvaarding overgelegde schermafbeeldingen van het werknemersloket.
  • De per e-mailbericht van 3 februari 2021 toegestuurde arbeidsovereenkomst komt niet overeen met de foto’s van delen van bepalingen uit de arbeidsovereenkomst die [gedaagde02] eerder op 30 oktober 2020 ter staving van het tussen [eiser01] en ZLH geldende relatiebeding naar [eiser01] had gestuurd (productie 1 bij dagvaarding) en evenmin met de arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd die [gedaagde02] op 28 december 2017 ter ondertekening naar [eiser01] en de heer [naam01] (voormalig aandeelhouder van ZLH, hierna te noemen: [naam01] ) heeft gestuurd (productie 13 bij dagvaarding, tevens – met handtekening onder ‘De heer [eiser01] ’ – productie 18 bij dagvaarding als scan en productie 20 bij dagvaarding als kopie van het origineel).
  • [eiser01] heeft Nationaal Forensisch Onderzoeksbureau B.V. (hierna te noemen: NFO) ingeschakeld om onderzoek te doen. NFO heeft ZLH verzocht om inzage in het originele document (van de scan van de arbeidsovereenkomst die op 3 februari 2021 door de gemachtigde van ZLH aan de gemachtigde van [eiser01] is gemaild), maar ZLH heeft niet gereageerd op dat verzoek.
  • NFO heeft voormelde scan van de arbeidsovereenkomst onderzocht en in het (partij)deskundigenbericht (productie 10 bij dagvaarding) staat onder meer het volgende:
o “
vanwege de geringe kwalitatieve aspecten(van het onderzochte document, toevoeging door de kantonrechter)
niet mogelijk is om met de hoogste mate van waarschijnlijkheid uitspraken te genereren
o “
zijn echter wel indicatoren waargenomen die er op duiden dat de handtekening in kwestie op de arbeidsovereenkomst is gemonteerd middels ‘digitaal knip- en plakwerk’’
o “
Een indicatie van mogelijke manipulatie is onder meer de ‘afgeplatte’ lus rechtsboven in de handtekeningen(…)
Deze afplatting duidt op een onnatuurlijk schrijfverloop(…)
De afplatting kan ook veroorzaakt zijn door fouten tijdens het digitaal bewerken. Een soortgelijke waarneming wordt namelijk gedaan bij de andere op het betwiste document aanwezige handtekening. Ook in die handtekening(…)
zijn afwijkingen te zien die indicatief zijn voor manipulatie. Er ontbreekt een stukje in de lus en er is een minimale afvlakking te zien. Daarnaast is gebleken dat tijdens het ‘opblazen’ van het document – hierbij wordt het document sterk uitvergroot – de handtekening significant aan kwaliteit inboet, terwijl de overige tekst op het betwiste document wel goed helder en scherp blijft.
  • Op de scan van de arbeidsovereenkomst ontbreken de metadata, die een scanprogramma automatisch toevoegt aan een document, zoals datum en tijd van scannen.
  • In het proces-verbaal van het voorlopige getuigenverhoor van [naam01] dat op verzoek van [eiser01] heeft plaatsgevonden staat onder meer het volgende:
o “
Bij de email van 28 december 2017 zat een blanco contract. Op 3 januari 2018 is er een mail gestuurd door [gedaagde02] aan mij met het verzoek om het door [eiser01] ondertekende contract namens Zuyderleven te ondertekenen. Als bijlage bij die mail was een contract gevoegd dat ondertekend was door een van de partijen. Ik heb dat contract meegenomen. In het contract is vermeld dat het wordt aangegaan voor bepaalde tijd van 1 december 2017 tot 31 mei 2017. Dat kan niet. Ik denk daarom dat er bedoeld wordt 31 mei 2018. In dit contract staat geen concurrentiebeding of relatiebeding.(…)
U vraagt mij of ik het contract dat op 3 januari 2018 naar mij was toegestuurd heb ondertekend. Dat kan ik niet terugvinden. Ik weet dat niet zeker. Ik denk het wel. Ik denk dat ik het contract geprint en getekend heb en het aan [naam02] heb gegeven.(…)
In de periode van 13 tot en met 28 december 2017 zijn er verschillende mails gestuurd over de inhoud van het contract en het salaris.(…)
In deze mails kan ik niet teruglezen dat er is gesproken over bepaalde tijd of een concurrentie- en een relatiebeding. De standaard contracten van Zuyderleven voor werknemers bevatten geen relatiebeding.(…)
Mij is niet bekend of er eerder een arbeidsovereenkomst van [eiser01] is ondertekend. U vraagt mij of ik degene zou zijn geweest die de arbeidsovereenkomst had moeten ondertekenen als er een andere arbeidsovereenkomst was geweest. Ja.(…)
U legt mij het als productie 2 bij het verzoek overgelegde stuk(productie 5 bij dagvaarding en productie 3 bij conclusie van antwoord, toevoeging door de kantonrechter)
voor en vraagt mij of dit stuk mij bekend voorkomt. Ik ken dit niet. U vraagt mij of mij iets opvalt aan dit stuk. Er is vermeld dat het contract wordt aangegaan door [bedrijf01] die formulering gebruikten wij volgens mij niet.(…)
Ook is het contract i.o. ondertekend. In mijn beleving tekende ik altijd zelf dit soort contracten.(…)
U vraagt mij wie de formele overeenkomsten maakten. Dat deden anderen voor mij.
  • In een e-mailbericht van 28 december 2017 schrijft [naam03] (medeoprichter van ZLH, hierna te noemen: [naam03] ) dat [eiser01] blijkens loket.nl per 1 december 2017 in dienst is gegaan bij Zuyderleven Hypotheken. Vervolgens vraagt [naam03] in dat e-mailbericht aan [gedaagde02] en [naam01] of [eiser01] daarvoor een arbeidsovereenkomst heeft ondertekend met de mededeling dat hij die niet heeft opgesteld. Tijdens het voorlopig getuigenverhoor heeft [naam03] (medeoprichter van ZLH, hierna te noemen: [naam03] ) verklaard dat de handtekening op de als productie 3 bij conclusie van antwoord (en als productie 5 bij dagvaarding) overgelegde arbeidsovereenkomst veel weg heeft van zijn handtekening. Verder staat in deze getuigenverklaring: “
  • Uit productie 44 volgt volgens [eiser01] dat de handtekeningen op de foto’s van delen van bepalingen uit de arbeidsovereenkomst die [gedaagde02] op 30 oktober 2020 naar [eiser01] heeft gestuurd (productie 1 bij dagvaarding) exact hetzelfde zijn als de handtekeningen op de (scan van de) arbeidsovereenkomst die als productie 5 bij dagvaarding (en drie bij conclusie van antwoord) is overgelegd, terwijl dit verschillende documenten zijn.
4.5.
Hiertegenover staat dat ZLH de valsheid van (met name) de handtekening van [eiser01] op de als productie 5 bij dagvaarding (en 3 bij conclusie van antwoord) overgelegde overeenkomst betwist. Zij voert daartoe met name het volgende aan:
  • Op verzoek van [eiser01] heeft ZLH de als productie 5 bij dagvaarding (en drie bij conclusie van antwoord) overgelegde arbeidsovereenkomst al op 2 november 2020 naar [eiser01] gestuurd. [eiser01] heeft op dat moment niets opgemerkt over deze overeenkomst, dus ook niet over het daarin opgenomen relatiebeding en evenmin over de daarop geplaatste handtekeningen. Weliswaar stelt [eiser01] nu dat hij die arbeidsovereenkomst toen slechts vluchtig heeft bekeken, maar dat is op zijn minst opmerkelijk.
  • In het proces-verbaal van het voorlopige getuigenverhoor van [naam03] staat onder meer het volgende: “
  • In de freelanceovereenkomst met [eiser01] was ook een relatiebeding opgenomen. Vervolgens zijn ZLH en [eiser01] op verzoek van [eiser01] een arbeidsrelatie met elkaar aangegaan. Er is destijds gesproken over verschillende varianten. Gezien de belangen van [eiser01] is uiteindelijk gekozen voor een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd, met een relatiebeding.
  • In de conclusie van het (partij)deskundigenbericht staat onder meer het volgende: “
4.6.
De kantonrechter is op grond van het voorgaande van oordeel dat er op dit moment aanwijzingen zijn dat (de handtekeningen op) de overeenkomst van 21 november 2017 vals zijn, maar dat staat (nog) niet met een redelijke mate van zekerheid vast. Er is al een partijdeskundigenonderzoek gedaan naar (de handtekening van [eiser01] op) de scan van de als productie 5 bij dagvaarding (en productie 3 bij conclusie van antwoord) overgelegde arbeidsovereenkomst, maar met name met het oog op de door [eiser01] overgelegde aanvullende productie 44 en de toelichting daarop tijdens de mondelinge behandeling ziet de kantonrechter aanleiding om een nieuw deskundigenonderzoek in te laten stellen. Daarbij is ook van belang dat de partijdeskundige niet beschikte over de handtekening op de foto’s van delen van bepalingen uit de arbeidsovereenkomst die [gedaagde02] op 30 oktober 2020 naar [eiser01] heeft gestuurd (productie 1 bij dagvaarding). ZLH wordt hierbij opgedragen om de te benoemen deskundige indien mogelijk te voorzien van de originele arbeidsovereenkomst en van andere door de deskundige gewenste stukken, zoals de overeenkomst(en) waarvan als productie 1 bij dagvaarding foto’s zijn overgelegd.
4.7.
Gezien het voorgaande ziet de kantonrechter aanleiding een deskundige te benoemen aan welke deskundige de volgende vragen zullen worden voorgelegd:
  • Met welke mate van zekerheid kunt u vaststellen dat de handtekening boven de naam [eiser01] op de als productie 5 bij dagvaarding (en productie 3 bij conclusie van antwoord) overgelegde arbeidsovereenkomst vals is, in die zin dat [eiser01] die handtekening niet met een pen op het betreffende stuk heeft gezet?
  • Heeft u in uw hoedanigheid van deskundige nog andere opmerkingen die relevant zijn voor de beoordeling van deze zaak?
De kantonrechter verzoekt u om bij de beantwoording van uw vragen met name acht te slaan op de processtukken in de deze zaak, waaronder dit vonnis, en op andere stukken die naar uw oordeel relevant zijn en waarover u – eventueel na opvragen bij een van de partijen – kan beschikken.
4.8.
De kantonrechter is voornemens als deskundige te benoemen: @[naam.deskundige] wonende te @, werkzaam als @ te @.
4.9.
De kantonrechter ziet in de bewijslastverdeling aanleiding om te bepalen dat het voorschot op de kosten van de deskundige door [eiser01] moet worden betaald. De deskundige heeft te kennen gegeven dat de kosten van het onderzoek door @hem/hen worden begroot op € @,= inclusief BTW. In het eindvonnis zal de kantonrechter beslissen wie van partijen uiteindelijk de kosten van de deskundige moet betalen.
4.10.
De kantonrechter zal de zaak verwijzen naar na te melden rolzitting opdat [eiser01] en ZLH zich bij akte kunnen uitlaten over het voornemen van de kantonrechter om een deskundige te benoemen, de persoon van de deskundige, de aan deze voor te leggen vragen en de omvang van het te storten voorschot.
4.11.
Iedere verdere beslissing wordt aangehouden.

5.De beslissing

De kantonrechter
5.1.
bepaalt dat een onderzoek door een deskundige zal worden ingesteld en formuleert voorlopig de volgende vragen:
  • Met welke mate van zekerheid kunt u vaststellen dat de handtekening boven de naam [eiser01] op de als productie 5 bij dagvaarding (en productie 3 bij conclusie van antwoord) overgelegde arbeidsovereenkomst vals is, in die zin dat [eiser01] die handtekening niet met een pen op het betreffende stuk heeft gezet?
  • Heeft u in uw hoedanigheid van deskundige nog andere opmerkingen die relevant zijn voor de beoordeling van deze zaak?
5.2.
stelt voor om tot deskundige te benoemen: @;
5.3.
deelt mee dat het voorschot voor de deskundige, dat door [eiser01] dient te worden voldaan, wordt begroot op € @,= inclusief BTW;
5.4.
verwijst de zaak naar de rolzitting van
woensdag 21 juni 2023 om 09.00 uurvoor akte na tussenvonnis, waarbij [eiser01] en ZLH zich kunnen uitlaten over de persoon van de deskundige, de aan deze voor te leggen vragen en de omvang van het te storten voorschot;
5.5.
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. Tilman-Knoester en in het openbaar uitgesproken op 7 juni 2023.