ECLI:NL:RBZWB:2023:4568

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
4 juli 2023
Publicatiedatum
3 juli 2023
Zaaknummer
02/285038-21 en 96/105243-21 (TUL)
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor verkeersongeluk met zwaar lichamelijk letsel

Op 4 juli 2023 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die op 12 augustus 2021 in Breda een verkeersongeluk heeft veroorzaakt. De verdachte, een beginnend bestuurder, reed met een snelheid van 57,1 kilometer per uur op een kruispunt waar de maximumsnelheid 30 kilometer per uur was. Door zijn onvoorzichtige rijgedrag heeft hij een aanrijding veroorzaakt met een andere auto en een fietser, waardoor het slachtoffer zwaar lichamelijk letsel heeft opgelopen, waaronder een hersenbloeding en meerdere fracturen. De rechtbank oordeelde dat de verdachte aanmerkelijk onvoorzichtig en onoplettend heeft gereden, wat heeft geleid tot het ongeval. De officier van justitie had een taakstraf van 180 uur en een ontzegging van de rijbevoegdheid voor een jaar geëist. De rechtbank volgde deze eis en legde de verdachte een taakstraf van 180 uur op, subsidiair 90 dagen hechtenis, en een ontzegging van de bevoegdheid om motorrijtuigen te besturen voor de duur van één jaar. De rechtbank verklaarde de verdachte strafbaar en wees de vordering tot tenuitvoerlegging van een eerdere ontzegging van de rijbevoegdheid af, omdat deze al ten uitvoer was gelegd. De uitspraak benadrukt de ernst van verkeersveiligheid en de gevolgen van roekeloos rijgedrag.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Strafrecht
Zittingsplaats: Breda
parketnummer: 02/285038-21 en 96/105243-21 (TUL)
vonnis van de meervoudige kamer van 4 juli 2023
in de strafzaak tegen
[verdachte]
geboren op [geboortedag] 2002 te [geboorteplaats]
wonende op het [woonadres]
raadsman mr. J.C.B. Dionisius, advocaat te Breda.

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 20 juni 2023, waarbij de officier van justitie, mr. M.P. de Graaf, en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.
Ter zitting is ook de vordering tot tenuitvoerlegging voorgedragen met bovenvermeld parketnummer.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als Bijlage I aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er -kort en feitelijk weergegeven- op neer dat verdachte een verkeersongeluk heeft veroorzaakt dat aan zijn schuld te wijten is en waardoor [slachtoffer] zwaar lichamelijk letsel heeft opgelopen, dan wel dat verdachte gevaar en/of hinder op de weg heeft veroorzaakt.

3.De voorvragen

De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.

4.De beoordeling van het bewijs

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het primair ten laste gelegde feit heeft gepleegd. Verdachte heeft een verkeerongeval veroorzaakt, waaraan hij schuld heeft zoals wordt bedoeld in artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994 (WVW). De gedragingen van verdachte kunnen worden gekwalificeerd als
‘aanmerkelijk onvoorzichtig en onoplettend rijgedrag.’Verdachte heeft de maximumsnelheid overschreden en is met deze snelheid een kruising opgereden, zonder zich ervan te vergewissen dat die plaats vrij van verkeer zou zijn en zonder dat hij de situatie op de weg heeft kunnen overzien. Het gevolg is geweest dat verdachte zijn voertuig niet tijdig tot stilstand heeft kunnen brengen en dat er een aanrijding heeft plaatsgevonden, waardoor het [slachtoffer] zwaar lichamelijk letsel heeft opgelopen.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging is van mening dat de rechtbank niet tot een bewezenverklaring kan komen van het primair ten laste gelegde feit en dat verdachte hiervan moet worden vrijgesproken. Er is wel verband tussen de gedragingen van verdachte en de aanrijding met de Peugeot van [betrokkene] , maar het ontstaan van het letsel bij [slachtoffer] kan verdachte niet in redelijkheid worden toegerekend. Er moet daarbij ook gekeken worden naar het gedrag van [betrokkene] . Als [betrokkene] niet te hard had gereden, was de auto van verdachte mogelijk niet gaan tollen. Er is bepleit dat alleen het subsidiaire feit, het veroorzaken van gevaar en/of hinder in het verkeer, bewezenverklaard kan worden. Indien door de rechtbank aan voormeld verweer wordt voorbijgegaan, is betoogd dat er sprake is van de lichtste gradatie van schuld in de zin van artikel 6 van de WVW.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1
De bewijsmiddelen
De bewijsmiddelen zijn in Bijlage II aan dit vonnis gehecht.
4.3.2
De bijzondere overwegingen met betrekking tot het bewijs
Het juridisch kader
Volgens vaste rechtspraak van de Hoge Raad komt het bij de beoordeling van schuld in de zin van artikel 6 van de WVW aan op het geheel van gedragingen van de verdachte, de aard en ernst daarvan en de overige omstandigheden van het geval. Dat brengt met zich mee dat niet in algemene zin is aan te geven of één verkeersovertreding voldoende is voor de bewezenverklaring van schuld in de zin van artikel 6 van de WVW. Voor schuld is dus meer nodig dan het veronachtzamen van de voorzichtigheid en de oplettendheid die van een normaal verkeersdeelnemer mag worden verwacht. Verder kan niet reeds uit de ernst van de gevolgen van verkeersgedrag dat in strijd is met één of meer wettelijke gedragsregels in het verkeer, worden afgeleid dat er sprake is van schuld in vorenbedoelde zin.
Feiten en omstandigheden.Verdachte heeft op 12 augustus 2021 in Breda op de Grote Doornbos als bestuurder van een personenauto, een Citroën, deelgenomen aan het verkeer. Verdachte is op een gelijkwaardig kruispunt met de Baliëndijk in botsing gekomen met een Peugeot, die van rechts kwam en waarin [betrokkene] als bestuurder zat. De Citroën waarin verdachte reed is ter hoogte van het rechterachterportier geraakt door de Peugeot en meegenomen in de bewegingsrichting van de Peugeot. Hierdoor is de Citroën rechtsom zijn hoogte-as gedraaid in de richting van de Abdijstraat. De Citroën is daarna ter hoogte van de Abdijstraat met de achterzijde in botsing gekomen met een aldaar naderende fietser, te weten het [slachtoffer] . De fiets is onder de Citroën terechtgekomen en [slachtoffer] is op het trottoir ten val gekomen.
Na afloop van dit verkeersongeval is forensisch onderzoek verricht door de politie. Daarnaast zijn de gegevens bestudeerd van de Event Data Recorder die is opgeslagen in de auto van verdachte. Op basis van dit onderzoek is komen vast te staan dat verdachte de geldende maximumsnelheid van 30 kilometer per uur heeft overschreden. Verdachte heeft met een snelheid van 57,1 kilometer per uur gereden 3,5 seconden voor de aanrijding en met 48,9 kilometer per uur op het moment van de aanrijding. In het onderzoek wordt verder geconcludeerd dat, als gevolg van deze snelheidsoverschrijding, verdachte zijn voertuig niet tijdig tot stilstand heeft kunnen brengen binnen de afstand waarover hij de kruising heeft kunnen overzien. Bovendien hebben er geparkeerde voertuigen gestaan bij de kruising tussen de Grote Doornbos en de Baliëndijk. Deze voertuigen hebben het zicht op het vanaf de Baliëndijk voor verdachte van rechts komend verkeer belemmerd. Deze situatie noopt eveneens tot een aanpassing van de snelheid, aldus een conclusie uit het forensisch onderzoek. Met een snelheid die passend is bij de situatie is de kruising voldoende te overzien. Voorts kan worden vastgesteld dat verdachte geen voorrang heeft verleend aan [betrokkene] , die hem op de gelijkwaardige kruising vanaf de rechterzijde tegemoet is gereden.
Ten aanzien van het primair ten laste gelegdeOp basis van de hiervoor omschreven (en in Bijlage II aangehechte) bewijsmiddelen is de rechtbank van oordeel dat verdachte meerdere verkeersovertredingen heeft begaan. Hij heeft de maximumsnelheid fors overschreden en geen voorrang verleend aan verkeer van rechts. Door deze gedragingen heeft verdachte ervoor gezorgd dat hij op de kruising minder goed op een onverwachte situatie heeft kunnen anticiperen en reageren. Verdachte had extra voorzichtig moeten zijn, nu zijn zicht op de kruising beperkt werd door geparkeerde voertuigen langs de kant van de weg. Verdachte heeft zichzelf in die situatie gebracht en had het ongeluk kunnen voorkomen door zich wel aan de verkeersregels te houden.
Er bestaat volgens de rechtbank een aantoonbaar causaal verband tussen de gedragingen van verdachte en het verkeersongeval dat daarop heeft plaatsgevonden. Dit betreft zowel de aanrijding met [betrokkene] als de aanrijding met [slachtoffer] . De handelingen van verdachte hebben er immers aan bijgedragen dat de Peugeot bij de botsing naar beneden is gedrukt en tot stilstand is gekomen. Verdachte heeft door de aanrijding rondgetold en heeft omwentelingen gemaakt, waardoor nadien [slachtoffer] is aangereden. Aan de schuld van verdachte doet in beginsel niet af of de geringe overschrijding van de toegestane snelheid door de chauffeur van de Peugeot, enig effect kan hebben gehad op de wijze waarop het voertuig van verdachte in botsing is gekomen met het slachtoffer. Het is immers de zelfstandige fout van verdachte die heeft geleid tot het ongeval. De chauffeur van de Peugeot valt hiervan geen verwijt te maken, zodat ook de tweede botsing, met [slachtoffer] , in redelijkheid aan verdachte is toe te rekenen. Er zijn geen bijzondere omstandigheden komen vast te staan die het causaal verband tussen het verkeersgedrag van verdachte en de beide botsingen doorbreken. De rechtbank is dan ook van oordeel dat verdachte daarmee schuld heeft aan het verkeersongeval in de zin van artikel 6 van de WVW.
Het verweer van de verdediging, dat voldoende causaal verband ontbreekt, wordt verworpen.
De verklaring van verdachte
De rechtbank gaat voorbij aan de verklaring van verdachte ter terechtzitting, inhoudende dat hij het kruispunt is genaderd en daarbij om en langs de geparkeerde voertuigen heen heeft gekeken om de verkeerssituatie op de kruising te beoordelen. Deze verklaring wordt weerlegd door het forensisch onderzoek, de EDR-gegevens en zijn eerdere verklaring bij de politie. De rechtbank zal van deze bewijsmiddelen uitgaan en heeft geen reden om aan de juistheid hiervan te twijfelen.
Zwaar lichamelijk letsel
Het letsel van het [slachtoffer] bestaat uit een hersenbloeding, een schedelbasisfractuur, gebroken ribben, gebroken rugwervels, een gebroken kaak, een gebroken oogkas, een klaplong alsook een gescheurde milt en lever. Het slachtoffer is op 12 augustus 2021 opgenomen op de Intensive Care van het ziekenhuis en heeft diverse (neuro)chirurgische behandelingen ondergaan. Hij heeft op 15 september 2021 het revalidatiecentrum verlaten om in de thuisomgeving verder te herstellen. Het genezingsproces bedraagt minimaal een jaar. Volgens de rechtbank kan dit letsel gezien de aard ervan, de noodzaak tot medisch ingrijpen en de genezingsduur als zwaar lichamelijk letsel in de zin van de wet worden aangemerkt
.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
primair:
op 12 augustus 2021 te Breda als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig, daarmede rijdende over de weg, de Grote Doornbos zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden door aanmerkelijk onvoorzichtig en onoplettend te rijden met een snelheid die hoger lag dan de wettelijke toegestane maximumsnelheid, en met voornoemde snelheid een gelijkwaardige kruising op te rijden terwijl het zicht op die kruising hem, verdachte, werd belemmerd door geparkeerde voertuigen, en zijn, verdachtes, motorrijtuig niet tot stilstand te brengen waarover verdachte de weg kon overzien en deze vrij was, waardoor een ander (genaamd [slachtoffer] ) zwaar lichamelijk letsel, te weten een epiduraal hematoom rechts frontaal, met tevens spoor bloed in de occipitaalhoorn van de rechterlaterale ventrikel, en een schedelfractuur en een frontalis fractuur van de voor en achterwand van de linkersinus maxillaris en de linker orbitabodem, en een pneumothorax links ventraal, en meerdere ribfracturen en een longcontusie en een spoor hematothorax rechts en een miltlaceratie en een leverlaceratie en meerdere wervelfracturen en een bilaterale scapulafractuur en een verhoogde troponines WD cor contusie, en een psoashematoom links, werd toegebracht.
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

5.De strafbaarheid

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Dit levert het in de beslissing genoemde strafbare feit op.
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.

6.De strafoplegging

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd om aan verdachte op te leggen een taakstraf voor de duur van 180 uren subsidiair 90 dagen hechtenis en een ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van één jaar.
6.2
Het standpunt van de verdediging
Mocht de rechtbank tot een bewezenverklaring komen dan is verzocht om een taakstraf op te leggen voor de duur van 120 uren subsidiair 60 dagen hechtenis en een ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van zes maanden.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Verdachte heeft op 12 augustus 2021 in Breda als bestuurder van een auto een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval veroorzaakt. Verdachte heeft de maximumsnelheid fors overschreden, geen voorrang verleend en zijn verkeersgedrag niet aangepast bij het naderen en oprijden van een gelijkwaardige kruising waar het zicht werd belemmerd. Dit heeft geresulteerd in een aanrijding met een andere auto en een fietser. Uit de slachtofferverklaring die ter zitting is voorgedragen blijkt welke enorme impact het verkeerongeval heeft gehad op [slachtoffer] . Zijn fysieke toestand en mentaal welzijn is sindsdien ernstig verslechterd. Het slachtoffer heeft zwaar lichamelijk letsel opgelopen en heeft weken in het ziekenhuis verbleven. Hij heeft zijn opleiding niet kunnen afronden, zijn nieuwe baan niet kunnen uitvoeren en zijn hobby’s niet meer kunnen uitoefenen, waardoor het plezier in het leven hem is ontnomen. Verdachte is verantwoordelijk voor het veroorzaken van dit leed, terwijl het ongeluk voorkomen had kunnen worden. Door op deze wijze aan het verkeer deel te nemen heeft verdachte zich onverschillig getoond tegenover de veiligheid van verkeersdeelnemers in het algemeen. De rechtbank is van oordeel dat het verkeersgedrag van verdachte is aan te merken als aanmerkelijk onvoorzichtig en onoplettend. Verdachte heeft ter zitting excuses gemaakt ten overstaan van het slachtoffer voor het leed dat hij [slachtoffer] heeft aangedaan.
De rechtbank heeft acht geslagen op straffen die plegen te worden opgelegd in vergelijkbare zaken en de rechterlijke oriëntatiepunten voor straftoemeting. Het uitgangspunt bij een aanmerkelijke mate van schuld, waarbij sprake is van zwaar lichamelijk letsel voor een slachtoffer, is een taakstraf van 120 uren subsidiair 60 dagen hechtenis en een ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van zes maanden. De rechtbank houdt in strafverzwarende zin rekening met het feit dat er sprake is van een slachtoffer bij wie het letsel zeer ernstig is. Tot op de dag van vandaag heeft het slachtoffer dagelijks te maken met pijn- en vermoeidheidsklachten en hij krijgt nog altijd fysiotherapeutische behandeling. Er wordt ook in overweging genomen dat verdachte een beginnend bestuurder is.
Voorts komt uit het strafblad van verdachte naar voren dat hij meermalen voor overtreding van de verkeerswetgeving met justitie in aanraking is gekomen. Nog voor het plegen van dit feit heeft verdachte een strafbeschikking opgelegd gekregen van het CVOM en is hij door de kantonrechter veroordeeld voor snelheidsovertredingen. Aan hem was ook een voorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid opgelegd waarvan de proeftijd nog liep. Deze straffen hebben verdachte er kennelijk niet van weerhouden wederom de fout in te gaan in het verkeer. Verdachte kan dus niet als first offender worden beschouwd en heeft zich meermalen niet gehouden aan de verkeersregels. Dit wordt verdachte kwalijk genomen en zal hem worden aangerekend.
De rechtbank is, alles afwegende, van oordeel dat de strafeis van de officier van justitie voldoende recht doet aan de aard en ernst van het bewezenverklaarde en de persoonlijke omstandigheden van verdachte die hierbij een rol spelen. De rechtbank zal verdachte veroordelen tot een taakstraf van 180 uur subsidiair 90 dagen hechtenis en een ontzegging van de bevoegdheid om motorrijtuigen te besturen voor de duur van een jaar.

7.De vordering tot tenuitvoerlegging (parketnummer 96/105243-21)

In het dossier bevindt zich een vordering tot tenuitvoerlegging met betrekking tot een eerder aan verdachte voorwaardelijk opgelegde straf, te weten een ontzegging van de bevoegdheid om motorrijtuigen te besturen voor de duur van vier maanden met een proeftijd van twee jaar. Deze straf is opgelegd door de kantonrechter van de rechtbank Midden-Nederland op 12 mei 2021.
Op het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de vordering tot vier maanden rijontzegging al ten uitvoer is gelegd bij het onherroepelijk vonnis van de kantonrechter van de rechtbank Zeeland-West-Brabant op 13 december 2022. De rechtbank is van oordeel dat de officier van justitie om die reden niet-ontvankelijk moet worden verklaard in voormelde vordering.

8.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 9 en 63 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 6, 175, 179 van de Wegenverkeerswet 1994, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

9.De beslissing

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het primair tenlastegelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het primair bewezenverklaarde het volgende strafbare feit oplevert:

overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994;

- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot
een taakstraf van 180 uren;
- beveelt dat indien verdachte de taakstraf niet naar behoren verricht,
vervangende hechteniszal worden toegepast van
90 dagen;
Bijkomende straf
- veroordeelt verdachte tot
een ontzegging van de bevoegdheid om motorrijtuigen te besturen voor de duur van 1 jaar;
Vordering tenuitvoerlegging
- verklaart de officier van justitie
niet-ontvankelijkin zijn vordering tot tenuitvoerlegging in de zaak onder parketnummer 96/105243-21.
Dit vonnis is gewezen door mr. G.M.J. Kok, voorzitter, mr. R.J.H. van der Linden en mr. A.L. Hoekstra, rechters, in tegenwoordigheid van mr. P.A.C. Admiraal, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 4 juli 2023.
De griffier en de jongste rechter zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.