In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 28 juni 2023 uitspraak gedaan in een civiele procedure tussen Stichting Casade en een gedaagde partij, die in persoon procedeerde. De eisende partij, Casade, vorderde de ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van de woning wegens een huurachterstand van € 3.319,47, inclusief buitengerechtelijke incassokosten en rente. De gedaagde erkende de huurachterstand, maar voerde verweer tegen de ontbinding en ontruiming, met de stelling dat de achterstand was ontstaan tijdens een periode van bewind en dat hij een betalingsregeling wilde treffen om in de woning te kunnen blijven wonen met zijn kind.
Tijdens de mondelinge behandeling werd vastgesteld dat de huurachterstand tot 30 mei 2023 € 3.036,27 bedroeg en dat partijen overeenkwamen dat de gedaagde maandelijks € 150,00 zou aflossen op de huurachterstand. De kantonrechter oordeelde dat de gedaagde tekort was geschoten in de nakoming van de huurovereenkomst, aangezien er sprake was van een huurachterstand van meer dan drie maandelijkse termijnen. Dit rechtvaardigde de ontbinding van de huurovereenkomst, ondanks de getroffen betalingsregeling.
De kantonrechter wees de vorderingen van Casade toe, ontbond de huurovereenkomst en veroordeelde de gedaagde om de woning binnen veertien dagen te verlaten en te ontruimen. Tevens werd de gedaagde veroordeeld in de proceskosten, die door Casade waren gemaakt in verband met de procedure. Het vonnis werd uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat Casade direct gebruik kon maken van de uitspraak.