ECLI:NL:RBZWB:2023:4558

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
8 juni 2023
Publicatiedatum
29 juni 2023
Zaaknummer
C/02/407215 / FARK 23-1138
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Rekestprocedure
Rechters
  • P. Pellikaan
  • J. Snatersen
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Benoeming tijdelijke voogdij voor minderjarige in interregionale context

Op 8 juni 2023 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant in Breda een beschikking gegeven in een zaak betreffende tijdelijke voogdij over de minderjarige [minderjarige01], geboren op [geboortedatum01] 2012. De Raad voor de Kinderbescherming heeft verzocht om de tante van de minderjarige, [de tante01], te benoemen als tijdelijke voogd, omdat de moeder, [de moeder01], op [land01] woont en daardoor niet in staat is om het gezag uit te oefenen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de moeder sinds 13 april 2021 feitelijk geen gezag uitoefent, aangezien [minderjarige01] bij zijn tante in Nederland woont. De moeder heeft weliswaar de Nederlandse nationaliteit, maar haar verblijf in het buitenland heeft geleid tot een gezagsvacuüm. De rechtbank heeft de belangen van [minderjarige01] vooropgesteld en geconcludeerd dat het in zijn belang is om de tante als tijdelijke voogd aan te stellen. De tante heeft zich bereid verklaard om deze rol op zich te nemen en er zijn geen bezwaren tegen haar benoeming naar voren gekomen. De rechtbank heeft de beschikking mondeling uitgesproken en de juridische situatie in overeenstemming gebracht met de feitelijke situatie waarin de tante de zorg voor [minderjarige01] op zich heeft genomen.

Uitspraak

beschikking
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Team Familie- en Jeugdrecht
Zittingsplaats: Breda
Zaaknummer: C/02/407215 / FA RK 23-1138
datum uitspraak: 8 juni 2023
beschikking tijdelijke voogdij
in de zaak van
RAAD VOOR DE KINDERBESCHERMING REGIO ZUIDWEST NEDERLAND,
hierna te noemen de Raad,
locatie Breda,
betreffende
[minderjarige01],
geboren op [geboortedatum01] 2012 te [land01] ,
hierna te noemen [minderjarige01] .
De rechtbank merkt als belanghebbenden aan:
[de tante01] ,
wonende te [plaats01]
hierna te noemen de tante,
advocaat: mr. J.M.G. Cox te Tilburg,
[de moeder01] ,
wonende te [land01] ,
hierna te noemen de moeder,
advocaat: mr. J.M.G. Cox te Tilburg.

1.Het procesverloop

1.1
De rechtbank oordeelt op grond van de navolgende stukken:
- het op 1 maart 2023 ontvangen verzoek van de Raad met bijlagen;
- de brief van mr. Cox van 11 april 2023;
- het door [minderjarige01] ingezonden reactieformulier, ingekomen bij de griffie op 8 mei 2023.
1.2
Het verzoek is op 8 juni 2023, gelijktijdig met de zaak met zaaknummer C/02/402351 / FA RK 22-4604, met gesloten deuren mondeling behandeld. In voormelde zaak is bij afzonderlijke beschikking beslist.
Op de mondelinge behandeling is de tante verschenen, bijgestaan door haar advocaat. Tevens was een vertegenwoordigster namens de Raad aanwezig.
In verband met het verblijf van de moeder op [land01] is aan de moeder een e-mail verzonden, met daarin een hyperlink om op 8 juni 2023 via Teams deel te nemen aan de mondelinge behandeling. De moeder heeft geen gebruik gemaakt van de aan haar verzonden link voor deelname via Teams. De tante heeft kort voor aanvang van de mondelinge behandeling geprobeerd de moeder telefonisch te bereiken, maar dit is niet gelukt.
1.3
[minderjarige01] is in de gelegenheid gesteld om zijn mening over het verzoek kenbaar te maken tijdens een kindgesprek op 5 juni 2023. Hij heeft hiervan gebruik gemaakt.

2.De feiten

2.1
[minderjarige01] is op [geboortedatum01] 2012 geboren als zoon van de heer [de vader01] en mevrouw [de moeder01] .
2.2
De vader heeft [minderjarige01] niet erkend. De moeder is belast met het eenhoofdig ouderlijk gezag over [minderjarige01] .
2.3
De moeder woont op [land01] . [minderjarige01] verblijft sinds 13 april 2021 bij zijn tante in [plaats01] .
2.4
De moeder en de tante hebben op 12 oktober 2022 bij deze rechtbank een gezamenlijk verzoek tot gezamenlijk gezag over [minderjarige01] ingediend. Deze procedure is geregistreerd onder zaaknummer C/02/402351 / FA RK 22-4604. Bij beschikking van
15 november 2022 heeft de rechtbank de behandeling van de zaak aangehouden in afwachting van een onderzoek door de Raad met betrekking tot de vraag of er gegronde vrees bestaat dat bij inwilliging van het verzoek de belangen van [minderjarige01] zouden worden verwaarloosd.

3.Het verzoek

De Raad verzoekt, uitvoerbaar bij voorraad, de tante te belasten met de tijdelijke voogdij over [minderjarige01] .
Ter onderbouwing van het verzoek voert de Raad aan dat de moeder (tijdelijk) in de onmogelijkheid verkeert om het gezag over [minderjarige01] uit te oefenen doordat zij op [land01] woont en ondanks dat er sprake is van een goed contact tussen de tante en moeder, bepaalde zaken voor [minderjarige01] niet dan wel lastig geregeld kunnen worden door de afstand. Vanwege de minderjarigheid van [minderjarige01] wordt een tijdelijke voogd noodzakelijk geacht. De Raad sluit hierbij aan bij de geldende regelgeving ten aanzien van minderjarigen uit het Caraïbisch deel van het Koninkrijk en volgens protocol is vastgelegd. De tante (zus van de vader) heeft zich als beoogd tijdelijk voogd schriftelijk bereid verklaard. Er zijn uit het onderzoek geen zorgen of bijzonderheden naar voren gekomen die een belemmering kunnen vormen in de verzorging en opvoeding van [minderjarige01] . [minderjarige01] verblijft al bijna twee jaar zonder problemen bij de tante en haar gezin en de tante heeft alle noodzakelijke dingen voor hem geregeld. Er wordt goed voor [minderjarige01] gezorgd en hij heeft een goede band met zowel de tante als de overige gezinsleden. [minderjarige01] heeft aangegeven graag bij zijn tante in Nederland te willen blijven wonen. De tante heeft goed nagedacht over haar mogelijkheden om te zorgen voor [minderjarige01] en belast te worden met de tijdelijke voogdij. Het besluit om [minderjarige01] in Nederland bij de tante te laten wonen is een gezamenlijk besluit tussen de moeder en de tante en er is goed contact tussen hen beiden. De Raad vertrouwt er voldoende op dat de tante de moeder, ondanks dat zij niet langer de primaire opvoeder is, zal informeren over belangrijke zaken en ontwikkelingen rondom [minderjarige01] .

4.De standpunten

[minderjarige01] heeft in het gesprek met de kinderrechter naar voren gebracht dat hij het fijn heeft bij zijn tante. Toen hij zes jaar oud was, wilde [minderjarige01] al graag bij zijn tante in Nederland komen wonen. [minderjarige01] wil graag bij zijn tante blijven wonen. Hij speelt veel met zijn nichtjes en neefjes, maar heeft ook vriendjes en vriendinnetjes van school waarmee hij afspreekt. Het gaat goed met [minderjarige01] op school. [minderjarige01] heeft regelmatig contact met zijn moeder.
Door en namens de tante is tijdens de mondelinge behandeling aangevoerd dat de tante al voor [minderjarige01] zorgde toen zij nog op [land01] woonde. Nadat zij in Nederland is komen wonen, heeft [minderjarige01] haar laten weten graag bij haar te willen komen wonen. De tante stond hier direct voor open. Zij en [minderjarige01] hebben een goede band en de tante wil graag dat [minderjarige01] gelukkig is. Nadat [minderjarige01] bij haar is komen wonen heeft de tante veel zaken voor [minderjarige01] geregeld. Zij ziet dat het goed met [minderjarige01] gaat. De tante staat achter het verzoek van de Raad. De tante en de moeder onderhouden contact met elkaar, maar de moeder is soms lastig bereikbaar waardoor het contact niet altijd vlot verloopt. Indien de tante als (tijdelijk) voogd wordt aangesteld kan zij zaken voor [minderjarige01] sneller geregeld krijgen, hetgeen in het belang van [minderjarige01] is.
Doordat de moeder niet via Teams heeft aangesloten bij de mondelinge behandeling, is het standpunt van de moeder met betrekking tot het verzoek van de Raad onbekend. Evenmin is het de advocaat gelukt om met de moeder voorafgaand aan de mondelinge behandeling in contact te komen. Volgens het rapport van de Raad heeft de moeder op 22 februari 2023 aan de Raad laten weten dat zij het raadsrapport heeft doorgenomen en dat zij daarmee akkoord is.

5.De beoordeling

5.1
De rechtbank constateert dat de moeder en [minderjarige01] de Nederlandse nationaliteit bezitten, maar dat de moeder op [land01] woont waardoor deze zaak een interregionaal karakter heeft. Aangezien [minderjarige01] zijn gewone verblijfplaats in Nederland heeft, acht de rechtbank zich in dit interregionale geval bevoegd om met toepassing van Nederlands recht kennis te nemen van het voogdijverzoek van de Raad.
5.2
Wettelijk kader
Het wettelijk kader voor de beoordeling van het verzoek van de Raad wordt gevormd door artikel 1:253r van het Burgerlijk Wetboek (BW) in samenhang met artikel 1:253q BW.
Artikel 1:253r, eerste lid, BW bepaalt dat het bepaalde in artikel 1:253q BW (inhoudende een regeling omtrent de gevolgen van de onbevoegdheid van ouders ten aanzien van het gezag) van overeenkomstige toepassing is indien:
a. één of beide ouders al dan niet tijdelijk in de onmogelijkheid verkeert het gezag uit te oefenen, of
b. het bestaan of de verblijfplaats van één of beide ouders onbekend is.
Het tweede lid van artikel 1:253r BW bepaalt dat het gezag dat aan één of beide ouders toekomt, is geschorst gedurende de tijd waarin een van de in het eerste lid bedoelde omstandigheden zich voordoet.
5.3
Overwegingen
Op grond van de voorliggende stukken en hetgeen tijdens de mondelinge behandeling naar voren is gebracht stelt de rechtbank vast dat [minderjarige01] en zijn moeder op [land01] woonden. [minderjarige01] is op 13 april 2021, toen hij acht jaar oud was, zonder zijn moeder naar Nederland gekomen, en woont sindsdien bij zijn tante en haar gezin. De moeder woont nog steeds op [land01] .
Voor de rechtbank is op basis van de voorliggende stukken en hetgeen tijdens de mondelinge behandeling naar voren is gebracht vast komen te staan dat het gezag over [minderjarige01] sinds
13 april 2021 feitelijk niet meer door de moeder, maar door de tante, wordt uitgeoefend. Sinds het verblijf van [minderjarige01] bij de tante, heeft de tante alle noodzakelijke zaken voor [minderjarige01] geregeld, waaronder onder andere de inschrijving van [minderjarige01] op een school en het afsluiten van een zorgverzekering voor [minderjarige01] . De moeder laat de verantwoordelijkheid met betrekking tot de zorg en opvoeding van [minderjarige01] volledig bij de tante. De moeder wordt door de tante geïnformeerd over hoe het met [minderjarige01] gaat, de ontwikkelingen die hij doormaakt alsook de te nemen beslissingen over [minderjarige01] . De moeder staat open voor contact met de tante, maar stelt zich hierin niet altijd actief op. Zij is soms lastig bereikbaar voor de tante en geeft nagenoeg geen invulling aan haar ouderlijk gezag op afstand. Op grond van deze omstandigheden is de rechtbank van oordeel dat sprake is van een situatie zoals genoemd in artikel 1:253r, eerste lid, sub a, van het BW, in die zin dat de moeder, al dan niet tijdelijk, in de onmogelijkheid verkeert het gezag over [minderjarige01] uit te oefenen.
Het voorgaande brengt met zich dat de moeder van rechtswege in het gezag is geschorst. Vanwege dit gezagsvacuüm, alsook de omstandigheid dat de vader niet in beeld is en hij [minderjarige01] bovendien niet heeft erkend, dient in de voogdij over [minderjarige01] te worden voorzien.
De rechtbank acht het in het belang van [minderjarige01] om zijn tante met de (tijdelijke) voogdij te belasten. De rechtbank heeft hierbij in aanmerking genomen dat [minderjarige01] , met toestemming van de moeder, bij de tante woont. [minderjarige01] is bij de tante zeer welkom en ontwikkelt zich goed. Het is de bedoeling van de moeder en de tante dat [minderjarige01] bij de tante blijft wonen. [minderjarige01] wil dit zelf ook. Uit het onderzoek van de Raad zijn geen bezwaren gebleken tegen de benoeming van de tante van [minderjarige01] tot zijn voogdes.
De rechtbank zal het verzoek van de Raad dan ook toewijzen. Hiermee wordt de juridische situatie in overeenstemming gebracht met de feitelijke situatie waarin de tante de verzorging en opvoeding van [minderjarige01] op zich heeft genomen en sinds zijn verblijf in Nederland alle voor [minderjarige01] belangrijke beslissingen heeft genomen. De tante heeft zich schriftelijk bereid verklaard tot aanvaarding van de voogdij over [minderjarige01] .

6.De beslissing

De rechtbank:
verklaart voor recht dat [de moeder01] , geboren op [geboortedatum02] 1984 te [land01] , van rechtswege in het ouderlijk gezag over de [minderjarige01] , geboren op [geboortedatum01] 2012 te [land01] , is geschorst;
benoemt, uitvoerbaar bij voorraad, tot (tijdelijke) voogdes over voornoemde [minderjarige01] : [de tante01] , geboren op [geboortedatum03] 1985 te [land01] ;
verzoekt de griffier om krachtens het bepaalde in het Besluit Gezagsregisters een aantekening te maken van deze beslissing in het centraal gezagsregister.
Deze beslissing is mondeling gegeven door mr. Pellikaan, en in het openbaar uitgesproken op 8 juni 2023, in tegenwoordigheid van mr. Snatersen, als griffier en schriftelijk vastgesteld op 16 juni 2023.
Mededeling van de griffier:
Indien hoger beroep tegen deze beschikking mogelijk is, kan dat worden ingesteld:
- door de verzoekers en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend ter griffie van het
gerechtshof ’s-Hertogenbosch.
verzonden op:

Voetnoten

1.In verband met deze procedure/ten behoeve van een juiste procesvoering worden uw persoonsgegevens, voor zover nodig, verwerkt in een systeem van het gerecht.