ECLI:NL:RBZWB:2023:4553
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van het beroep tegen de uitspraak op bezwaar van de invorderingsambtenaar inzake invorderingskosten en invorderingsrente
In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 27 juni 2023, wordt het beroep van de erven van [belanghebbende 1] tegen de uitspraak op bezwaar van de invorderingsambtenaar beoordeeld. De invorderingsambtenaar had op 26 maart 2020 een beschikking invorderingsrente van € 30,- afgegeven, na een deelbetaling van € 559,96 door [belanghebbende 1] op 23 maart 2020. De rechtbank onderzoekt of de invorderingsambtenaar te veel invorderingskosten en invorderingsrente in rekening heeft gebracht. De heffingsambtenaar had eerder aanslagen opgelegd voor rioolheffing, afvalstoffenheffing en watersysteemheffing, die samen een totaalbedrag van € 729,18 vormden. Na een aantal aanmaningen en een dwangbevel, concludeert de rechtbank dat de invorderingsambtenaar niet te veel kosten in rekening heeft gebracht. De rechtbank stelt vast dat de invorderingskosten correct zijn berekend en dat er geen dubbele heffing heeft plaatsgevonden. Ook de invorderingsrente van € 30,- wordt door de rechtbank als juist beoordeeld, waarbij belanghebbenden niet aannemelijk hebben gemaakt dat er een extra bedrag van € 24,- aan invorderingsrente is geheven. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond, waardoor de beschikking invorderingsrente in stand blijft en er geen griffierecht of proceskostenvergoeding aan belanghebbenden wordt toegekend.