ECLI:NL:RBZWB:2023:4543

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
28 juni 2023
Publicatiedatum
29 juni 2023
Zaaknummer
10135466 CV EXPL 22-2980
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Bodemzaak
Rechters
  • P. Ponds
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernietiging van een overeenkomst op grond van dwaling in een civiele procedure

In deze civiele procedure heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 28 juni 2023 uitspraak gedaan in een zaak tussen een besloten vennootschap, hierna te noemen [eiser in conventie01], en een commanditaire vennootschap in liquidatie, hierna te noemen [gedaagde in conventie01], en een andere gedaagde, hierna te noemen [gedaagde in conventie02]. De zaak betreft de vernietiging van een serviceovereenkomst die op 24 juni 2019 was gesloten voor een periode van 84 maanden zonder tussentijdse opzegmogelijkheid. [Eiser in conventie01] vorderde betaling van openstaande facturen, terwijl [gedaagden in conventie01] aanvoerden dat de overeenkomst buitengerechtelijk was vernietigd op grond van dwaling.

De rechtbank oordeelde dat [gedaagde in conventie01] niet op de hoogte was van de lange looptijd van de overeenkomst en dat deze niet zou zijn gesloten als zij goed geïnformeerd was geweest. De bepalingen over de looptijd waren niet duidelijk gepresenteerd in de overeenkomst, wat leidde tot de conclusie dat er sprake was van dwaling. De rechtbank heeft de vorderingen van [eiser in conventie01] afgewezen en de vernietiging van de overeenkomst door [gedaagde in conventie01] toegewezen, met terugwerkende kracht. Dit betekent dat [eiser in conventie01] geen aanspraak meer kan maken op nakoming van de overeenkomst en dat de proceskosten voor [eiser in conventie01] komen te vervallen.

De uitspraak benadrukt de mededelingsplicht van de partij die een overeenkomst aangaat en de noodzaak om duidelijk te zijn over belangrijke voorwaarden, zoals de looptijd en opzegmogelijkheden. De rechtbank heeft ook geoordeeld dat de proceskosten in conventie voor rekening van [eiser in conventie01] komen, terwijl de proceskosten in reconventie worden gecompenseerd.

Uitspraak

RECHTBANKZEELAND-WEST-BRABANT
Cluster I Civiele kantonzaken
Zittingslocatie Bergen op Zoom
Zaaknummer: 10135466 CV EXPL 22-2980
Vonnis van 28 juni 2023
in de zaak van
de besloten vennootschap
[eiser in conventie01] B.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats01] ,
eisende partij in conventie, verwerende partij in reconventie,
hierna te noemen: [eiser in conventie01] ,
gemachtigde: mr. G.E. Hamer,
tegen
1. de commanditaire vennootschap
[gedaagde in conventie01] IN LIQUIDATIE,
voorheen gevestigd te [vestigingsplaats02] ,
2.
[gedaagde in conventie02],
wonende te [woonplaats01] ,
gedaagde partijen in conventie, eisende partijen in reconventie,
hierna afzonderlijk te noemen: [gedaagde in conventie01] en [gedaagde in conventie02] , voorts samen te noemen: [gedaagden in conventie01] ,
gemachtigde: mr. E.M. Treffers.

1.De procedure

1.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
het tussenvonnis van 7 december 2022 met de daarin genoemde processtukken;
de conclusie van antwoord in reconventie;
de mondelinge behandeling van 30 mei 2023, waarvan door de griffier aantekeningen zijn gemaakt.
1.2
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1
[eiser in conventie01] exploiteert een bedrijf dat diensten verricht in het kader van het afvoeren van bedrijfsafval. De activiteit van [gedaagde in conventie01] betrof het exploiteren van een winkel in eet- en koopwaren. [gedaagde in conventie02] was de beherend vennoot van [gedaagde in conventie01] .
2.2
[gedaagde in conventie01] en [eiser in conventie01] hebben op 24 juni 2019 een serviceovereenkomst gesloten voor de duur van 84 maanden zonder tussentijdse opzegmogelijkheid (hierna te noemen: de overeenkomst). De overeenkomst is aangevangen op 25 juni 2019 en houdt in dat [eiser in conventie01] een papiercontainer van 2.500 liter en een bedrijfsafvalcontainer van 1.000 liter aan [gedaagde in conventie01] ter beschikking stelt. Voor een vaste vergoeding per maand ledigt [eiser in conventie01] deze containers; de papiercontainer eenmaal per week en de bedrijfsafvalcontainer tweemaal per week.
2.3
Uit de gegevens van de Kamer van Koophandel volgt dat [gedaagde in conventie01] op 1 juli 2020 is opgeheven.
2.4
[eiser in conventie01] heeft van 1 juli 2020 tot 1 augustus 2021 nog maandelijks facturen verstuurd aan [gedaagde in conventie01] . Deze facturen zijn, ondanks aanmaning door [eiser in conventie01] , niet betaald.
2.5
Op 7 april 2021 heeft de gemachtigde van [gedaagden in conventie01] een brief aan [eiser in conventie01] verstuurd met – voor zover relevant – de volgende inhoud:
“(…)
Thans meent u dat er met mijn cliënte een overeenkomst werd afgesloten voor 84 maanden dewelke niet tussentijds opzegbaar is en stilzwijgend wordt verlengd voor eenzelfde periode indien er 6 maanden voor de afloop van voormelde termijn geen opzeg wordt betekend.
Mijn cliënte heeft geenszins de intentie gehad om voor een dergelijke lange termijn een overeenkomst met u af te sluiten. Voorwaarden inzake duurtijd werden op geen enkele wijze besproken bij de ondertekening van het document ‘Serviceovereenkomst’ d.d. 24 juni 2019.
Er dient dan ook te worden beoordeeld dat mijn cliënte heeft gedwaald bij de totstandkoming van de overeenkomst.
(…)
Onderhavig schrijven betreft dan ook een buitengerechtelijke vernietigingsverklaring overeenkomstig artikel 3:50 BW van de ‘Serviceovereenkomst’ d.d. 24 juni 2019 en alle daaraan verbonden rechten en plichten.”

3.Het geschil

In conventie
3.1
[eiser in conventie01] vordert bij vonnis:
[gedaagden in conventie01] hoofdelijk te veroordelen, uitvoerbaar bij voorraad, tot betaling van € 8.357,09 (bestaande uit € 6.489,77 aan hoofdsom, € 699,49 aan buitengerechtelijke incassokosten en € 1.167,83 aan contractuele rente tot 15 september 2022), vermeerderd met de contractuele rente van 11% per jaar over € 6.489,77 vanaf 15 september 2022 tot aan de dag van algehele voldoening;
gedaagde te veroordelen tot betaling van de lopende termijnen tot aan de beëindiging van de overeenkomst, vermeerderd met de contractuele rente van 11% per jaar over de betreffende termijn(en) tot aan de dag van algehele voldoening;
[gedaagden in conventie01] hoofdelijk te veroordelen in de proceskosten.
3.2
[eiser in conventie01] legt aan haar vordering ten grondslag dat [gedaagde in conventie01] in gebreke is gebleven ten aanzien van haar uit de overeenkomst voortvloeiende verplichting om de maandelijkse vergoeding te betalen. [gedaagde in conventie02] is hoofdelijk aansprakelijk voor de verbintenissen die door [gedaagde in conventie01] zijn aangegaan en is ook haar rechtsopvolger ten aanzien van de rechten en plichten uit de onderliggende overeenkomst.
3.3
[gedaagden in conventie01] voert – kort en zakelijk weergegeven – het volgende verweer en concludeert tot afwijzing van de vorderingen van [eiser in conventie01] .
De overeenkomst is per 1 juli 2020 vervallen door de liquidatie van [gedaagde in conventie01] . Daarmee vervallen ook de wederzijdse verplichtingen van partijen.
Voor zover de overeenkomst niet per 1 juli 2020 is vervallen, is de vordering van [eiser in conventie01] tot betaling van de vaste vergoeding over de periode na de bedrijfsbeëindiging onredelijk. [eiser in conventie01] heeft sindsdien immers geen nuttige prestatie meer geleverd en zal dat ook niet meer gaan doen.
[gedaagde in conventie01] is in ieder geval vanaf 7 april 2021 geen betaling meer verschuldigd aan [eiser in conventie01] , omdat [gedaagde in conventie01] de overeenkomst op die dag buitengerechtelijk heeft vernietigd op grond van dwaling. Indien [gedaagde in conventie01] een juiste voorstelling van zaken had gehad omtrent de looptijd van de overeenkomst en het ontbreken van de mogelijkheid om deze tussentijds op te zeggen, had [gedaagde in conventie01] de overeenkomst niet gesloten. [eiser in conventie01] had [gedaagde in conventie01] over deze bepalingen moeten inlichten, hetgeen zij niet heeft gedaan.
In reconventie
3.4
[eisers in reconventie01] vordert een verklaring voor recht dat de overeenkomst door [eiser in reconventie01] op goede gronden is vernietigd, onder veroordeling van [verweerder in reconventie01] in de proceskosten, te vermeerderen met de wettelijke rente indien geen betaling plaatsvindt binnen 14 dagen na dagtekening van het te wijzen vonnis.
3.5
De grondslag voor de vordering komt overeen met het verweer in conventie dat [eiser in reconventie01] de overeenkomst met [verweerder in reconventie01] op 7 april 2021 buitengerechtelijke heeft vernietigd op grond van dwaling.
3.6
[verweerder in reconventie01] voert verweer en concludeert tot het afwijzen van de vordering. Hiertoe voert [verweerder in reconventie01] het volgende aan.
De zaken waarover [eiser in reconventie01] zou hebben gedwaald bij het aangaan van de overeenkomst, staan op de voorzijde van de overeenkomst vermeld en zijn voorafgaand aan de ondertekening met [eiser in reconventie02] besproken. [eiser in reconventie01] was daar dus wel degelijk van op de hoogte. [eiser in reconventie02] had zich als ondernemer beter moeten verdiepen in de overeenkomst die hij - namens [eiser in reconventie01] - wilde sluiten.
Voor zover de overeenkomst wel buitengerechtelijk is vernietigd, leidt dit er niet toe dat [eiser in reconventie01] niets meer aan [verweerder in reconventie01] hoeft te betalen. Het kan namelijk niet zo zijn dat [verweerder in reconventie01] de containers heeft geleegd zonder dat daar een prestatie van [eiser in reconventie01] tegenover staat.

4.De beoordeling

In conventie en reconventie
4.1
[eiser in conventie01] is, hoewel daartoe opgeroepen, niet verschenen op de mondelinge behandeling van de zaak. Namens [eiser in conventie01] waren alleen twee gemachtigden aanwezig. Op grond van artikel 88 lid 2 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering kan de kantonrechter uit het niet (persoonlijk) verschijnen ter terechtzitting de gevolgtrekking maken die hij geraden acht.
4.2
Gelet op de samenhang van de vorderingen in conventie en reconventie zal de kantonrechter deze gezamenlijk behandelen.
4.3
Het meest verstrekkende verweer van [gedaagden in conventie01] in conventie (dat ook in reconventie aan haar vordering ten grondslag ligt) is dat de overeenkomst bij brief van 7 april 2021 buitengerechtelijk is vernietigd, omdat deze tot stand is gekomen onder invloed van dwaling. Volgens artikel 6:228 lid 1 sub b BW is een overeenkomst die onder invloed van dwaling tot stand is gekomen en bij een juiste voorstelling van zaken niet zou zijn gesloten, vernietigbaar indien de wederpartij – in dit geval [eiser in conventie01] – in verband met hetgeen zij omtrent de dwaling wist of behoorde te weten, de dwalende – in dit geval [gedaagde in conventie01] – had behoren in te lichten. In het onderhavige geval gaat het concreet om de looptijd van de overeenkomst van 84 maanden zonder de mogelijkheid deze tussentijds op te zeggen. Volgens [gedaagden in conventie01] was zij niet op de hoogte van die voorwaarden en zou zij, als dat wel het geval was, die voorwaarden niet hebben aanvaard.
4.4
De partij die de vernietiging inroept draagt de stelplicht en de bewijslast ten aanzien van de onjuiste voorstelling van zaken. De kantonrechter is van oordeel dat vast is komen te staan dat [gedaagde in conventie01] bij het aangaan van de overeenkomst niet op de hoogte was van de looptijd van 84 maanden zonder tussentijdse opzegmogelijkheid, en overweegt hierover het volgende. De in het geding zijnde bepalingen zijn in kleine lettertjes, niet vet gedrukt en in een lopende tekst zonder kop of artikelnummer in de overeenkomst opgenomen. De bepalingen waren daarmee niet zodanig opvallend dat deze [gedaagde in conventie01] (althans [gedaagde in conventie02] ) niet konden ontgaan, terwijl zij (althans hij) daar evenmin op is gewezen door [eiser in conventie01] . Voor wat betreft dat laatste is van belang dat [gedaagden in conventie01] heeft gesteld dat [eiser in conventie01] deze voorwaarden niet voorafgaand aan het sluiten van de overeenkomst met [gedaagde in conventie02] heeft besproken. Ter zitting heeft [gedaagde in conventie02] daarover verklaard dat hij [eiser in conventie01] had benaderd op aanraden van de vorige eigenaar van de winkel en dat er vervolgens een vertegenwoordiger van [eiser in conventie01] in de winkel van [gedaagde in conventie01] is langsgekomen met de overeenkomst. Over de inhoud van de overeenkomst is niet met [gedaagde in conventie02] gesproken, alleen over de prijs die [gedaagde in conventie01] moest betalen voor de diensten van [eiser in conventie01] . Die prijs, alsmede de gegevens van [gedaagde in conventie01] , zijn toen door de vertegenwoordiger van [eiser in conventie01] met de hand genoteerd op de overeenkomst. Volgens [eiser in conventie01] zou de overeenkomst wel zijn doorgenomen met [gedaagde in conventie02] . De gemachtigden van [eiser in conventie01] hebben dat ter zitting slechts in algemene zin herhaald. Daarmee heeft [eiser in conventie01] haar (blote) betwisting, mede gelet op hetgeen [gedaagde in conventie02] daarover ter zitting heeft verklaard, onvoldoende gemotiveerd, zodat de kantonrechter als vaststaand aanneemt dat er voorafgaand aan het aangaan van de overeenkomst niet over de looptijd en het ontbreken van een tussentijdse opzegmogelijkheid is gesproken.
4.5
[gedaagden in conventie01] heeft voorts gesteld dat zij er niet op bedacht was, en dat ook niet hoefde te zijn, dat zij zich zou verbinden voor een periode van maar liefst zeven jaar. De kantonrechter begrijpt dit aldus dat [gedaagden in conventie01] zich erop beroept dat [eiser in conventie01] een mededelingsplicht had (die zij heeft geschonden). In dit kader is namens [eiser in conventie01] ter zitting aangevoerd dat de vuilniswagens die zij gebruikt om de containers te lossen rond de € 200.000,00 kosten en dat zij daarom baat heeft bij langdurige contracten. Voor zover [eiser in conventie01] daarmee heeft bedoeld te betogen dat het gebruikelijk is om overeenkomsten als de onderhavige voor een dergelijke lange duur te sluiten en [gedaagde in conventie01] er daarom op bedacht had moeten zijn, gaat de kantonrechter daaraan voorbij. [gedaagden in conventie01] heeft namelijk onweersproken gesteld dat andere, vergelijkbare bedrijven wél overeenkomsten voor een kortere duur aanbieden. In de gegeven omstandigheden had [eiser in conventie01] daarom [gedaagde in conventie01] moeten wijzen op de contractduur en het ontbreken van een tussentijdse opzegmogelijkheid, maar dat heeft zij (zie r.o. 4.4) niet gedaan. Dat, zoals aangevoerd door [eiser in conventie01] , van [gedaagde in conventie02] als ondernemer mag worden verwacht dat hij zich verdiept in de overeenkomsten die hij aangaat en daartoe zo nodig een tolk had moeten inschakelen, maakt het voorgaande niet anders. Naar vaste jurisprudentie geldt immers dat de mededelingsplicht voorgaat op de onderzoeksplicht van de dwalende.
4.6
Ten slotte heeft [gedaagden in conventie01] onweersproken gesteld dat zij nimmer de intentie heeft gehad om een overeenkomst voor de verwerking van afval te sluiten voor een periode van zeven jaar en dat aldus bij een juiste voorstelling van zaken de overeenkomst niet zou zijn gesloten.
4.7
Het voorgaande leidt tot het oordeel dat [gedaagde in conventie01] aan alle wettelijke vereisten voldeed om de overeenkomst op 7 april 2021 buitengerechtelijk te kunnen vernietigen. De in reconventie gevorderde verklaring voor recht wordt daarom toegewezen.
4.8
De vernietiging van de overeenkomst door [gedaagde in conventie01] heeft terugwerkende kracht. In het midden kan blijven wat het gevolg daarvan is voor de over en weer verrichte prestaties tot 1 juli 2020. Immers, de vordering van [eiser in conventie01] in conventie ziet slechts op de periode vanaf die datum en [gedaagden in conventie01] maakt in reconventie ook geen aanspraak op terugbetaling van hetgeen zij tot 1 juli 2020 al heeft betaald.
4.9
Voor wat betreft de periode ná 1 juli 2020, waarover [eiser in conventie01] in conventie betaling vordert, is het gevolg van de vernietiging van de overeenkomst dat [eiser in conventie01] geen nakoming van de overeenkomst meer kan vorderen. Dit laat onverlet dat de kantonrechter op grond van artikel 25 Rv verplicht is om de rechtsgronden aan te vullen. In dit geval kan [eiser in conventie01] mogelijk op grond van artikel 6:210 lid 2 BW aanspraak maken op een waardevergoeding, indien zij na 1 juli 2020 – met toestemming van [gedaagde in conventie01] – nog prestaties heeft verricht.
4.1
Ter zitting hebben de gemachtigden van [eiser in conventie01] in het geheel geen antwoord gegeven op de vraag of, hoe en tot wanneer er na 1 juli 2020 nog prestaties door [eiser in conventie01] zijn verricht. Ook deze grond kan de vordering van [eiser in conventie01] daarom niet dragen.
4.11
De conclusie in conventie is dat alle vorderingen van [eiser in conventie01] zullen worden afgewezen. De overige verweren van [gedaagden in conventie01] behoeven daarom geen bespreking meer.
Proceskosten
4.12
In conventie wordt [eiser in conventie01] als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten, waaronder de nakosten, veroordeeld.
Tot aan dit vonnis worden de proceskosten aan de zijde van [gedaagden in conventie01] als volgt vastgesteld:
- salaris gemachtigde
660,00
(2,00 punten × € 330,00)
Totaal
660,00
4.13
De kantonrechter begroot de na dit vonnis te maken kosten op € 132,00 aan salaris gemachtigde, indien [eiser in conventie01] niet binnen 14 dagen na aanschrijving van [gedaagden in conventie01] volledig aan dit vonnis voldoet.
4.14
De proceskosten in reconventie zullen worden gecompenseerd, in die zin dat iedere partij haar eigen kosten draagt. Naar het oordeel van de kantonrechter is door [gedaagden in conventie01] onvoldoende gesteld dat er voldoende noodzaak was om, gelet op het gevoerde verweer in conventie, in reconventie nog een verklaring voor recht te vorderen.

5.De beslissing

De kantonrechter:
In conventie
wijst de vorderingen van [eiser in conventie01] af;
veroordeelt [eiser in conventie01] in de proceskosten, aan de zijde van [gedaagden in conventie01] tot dit vonnis vastgesteld op € 660,00, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 14 dagen na dagtekening van dit vonnis tot aan de dag van algehele voldoening;
verklaart de proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad,
In reconventie
verklaart voor recht dat de overeenkomst door [eiser in reconventie01] op goede gronden is vernietigd;
compenseert de proceskosten, in die zin dat ieder van de partijen de eigen proceskosten draagt;
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. Ponds en in het openbaar uitgesproken op 28 juni 2023.