ECLI:NL:RBZWB:2023:4521

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
30 juni 2023
Publicatiedatum
29 juni 2023
Zaaknummer
02-054435-22
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Heropening van het onderzoek naar de betrouwbaarheid van verklaringen in een zedenzaak

In deze zedenzaak heeft de rechtbank Zeeland-West-Brabant op 30 juni 2023 een tussenvonnis uitgesproken. De zaak betreft een verdachte die wordt beschuldigd van ontuchtige handelingen met een minderjarige, gepleegd tussen 5 augustus 2012 en 31 december 2015. Tijdens de zitting op 16 juni 2023 hebben zowel de officier van justitie, mr. M. van Leeuwen, als de verdediging hun standpunten gepresenteerd. De rechtbank heeft vastgesteld dat de zaak niet volledig is onderzocht, met name met betrekking tot de betrouwbaarheid van de verklaringen van de aangeefster. De rechtbank heeft besloten het onderzoek te heropenen en een deskundige aan te stellen om de betrouwbaarheid van de verklaringen van de aangeefster en de inhoud van haar geschreven boekje te onderzoeken. Dit besluit is genomen om recht te doen aan de zaak en om de zorgvuldigheid van de beoordeling te waarborgen. De rechtbank heeft de stukken in handen gesteld van de rechter-commissaris voor de benoeming van een deskundige en zal toezien op een spoedige hervatting van de behandeling van de zaak na ontvangst van het rapport.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Strafrecht
Zittingsplaats: Middelburg
parketnummer: 02-054435-22
tussenvonnis van de meervoudige kamer van 30 juni 2023
in de strafzaak tegen
[verdachte01] ,
geboren op [geboortedatum01] 1998 te [geboorteplaats01] ,
wonende te [adres01] , [postcode01] [woonplaats01] ,
raadsvrouw mr. N. Wouters, advocaat te Middelburg.

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 16 juni 2023, waarbij de officier van justitie, mr. M. van Leeuwen, en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte
primair:in de periode van 5 augustus 2012 tot en met 31 december 2015 te Arnemuiden [aangeefster01] meermalen heeft gedwongen tot het dulden en/of plegen van ontuchtige handelingen;
subsidiair:in de periode van 5 augustus 2012 tot en met 31 december 2015 met [aangeefster01] , die toen nog geen zestien jaar oud was, meermalen ontuchtige handelingen heeft gepleegd.

3.De voorvragen

De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.

4.De onvolledigheid van het onderzoek ter zitting

Bij de beoordeling van het bewijs stelt de rechtbank voorop dat zedenzaken zich doorgaans laten kenmerken door het gegeven dat slechts twee personen aanwezig waren bij de ten laste gelegde seksuele handelingen: het vermeende slachtoffer en de vermeende dader. Bij een ontkennende verdachte brengt dit in veel gevallen mee dat slechts de verklaringen van het vermeende slachtoffer als wettig bewijsmiddel voorhanden zijn. Volgens het tweede lid van artikel 342 van het Wetboek van Strafvordering kan het bewijs dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, door de rechter niet uitsluitend worden aangenomen op basis van de verklaring van één getuige of enkel op basis van de verklaring of aangifte van het slachtoffer. Dit betekent dat  zoals het geval is in deze zaak, waarin wordt ontkend dat de handelingen tegen de wil van aangeefster zijn gepleegd  de rechtbank eerst de betrouwbaarheid van de verklaring van aangeefster moet beoordelen en daarnaast moet bepalen of voor de verklaringen van aangeefster voldoende steunbewijs in het dossier aanwezig is.
Tijdens de beraadslaging na sluiting van het onderzoek ter zitting is gebleken dat het onderzoek niet volledig is geweest aangezien de rechtbank zich op basis van de voorhanden zijnde stukken en het onderzoek ter zitting onvoldoende geïnformeerd acht over de vraag hoe de verklaringen van aangeefster moeten worden gewaardeerd als het aankomt op authenticiteit en consistentie en daarmee de betrouwbaarheid van die verklaringen. De rechtbank zal om die reden het onderzoek heropenen en schorsen tot een nader te bepalen tijdstip. Hiertoe wordt het volgende overwogen.
Door de verdediging is tijdens de behandeling van de zaak ter zitting een verweer gevoerd dat ziet op de betrouwbaarheid van de verklaringen van [aangeefster01] (hierna: aangeefster) en de betrouwbaarheid van de inhoud van het door haar geschreven boekje. Zij zou niet consistent en voldoende concreet zijn in haar verklaringen. Zo is in het boekje, dat meer dan vijf jaar na dato is geschreven, door de vader van aangeefster gestreept en gecorrigeerd. Ook kan volgens de verdediging niet met zekerheid worden vastgesteld dat de beschreven gedragingen kunnen worden toegeschreven aan verdachte of aan de tweelingbroers van aangeefster.
De rechtbank stelt vast dat de verschillende verklaringen van aangeefster en de inhoud van het door haar geschreven boekje op hoofdlijnen consistent en gedetailleerd zijn. Haar verklaringen lopen op bepaalde onderdelen echter ook uiteen. Van betekenis is verder dat de gedragingen waar aangeefster over spreekt ongeveer 10 jaar geleden hebben plaatsgevonden en zij hier pas later over is gaan verklaren. Het is voor de rechtbank onduidelijk of en in hoeverre tijdsverloop van invloed is of kan zijn geweest op de inhoud van de verklaringen en het boekje. De rechtbank acht zich ook onvoldoende geïnformeerd over het gezin waar aangeefster en verdachte destijds deel van uitmaakten en de omstandigheden waarin zij zijn opgegroeid, waaronder de onderlinge verhoudingen van de gezinsleden tegen de achtergrond van het lidmaatschap van de Gereformeerde Gemeente Nederland. In het verlengde daarvan is over de rol en invloed van de vader onvoldoende bekend. Vastgesteld kan worden dat de vader in het boekje van aangeefster heeft gestreept en gecorrigeerd, maar onbekend is of hij los daarvan invloed heeft gehad op de door aangeefster afgelegde verklaringen en de inhoud van het boekje. Daar komt bij dat uitsluitend tegen verdachte aangifte is gedaan en niet tegen de tweelingbroers die volgens zeggen van aangeefster soortgelijke gedragingen bij/met haar hebben verricht. Verder ontbreekt informatie over de vraag of de EMDR-behandeling die aangeefster heeft ondergaan van invloed kan zijn geweest op haar herinneringen aan het verleden en dus op de inhoud van haar verklaringen en het boekje.
De rechtbank stelt vast dat voor de beoordeling of het tenlastegelegde wettig en overtuigend bewezen kan worden, de verklaringen van aangeefster en het door haar geschreven boekje van betekenis zijn. Om recht te doen aan de zaak en deze met zorgvuldigheid te beoordelen wenst de rechtbank nader voorgelicht te worden met inachtneming van de hierboven opgenomen overwegingen. Om die reden heeft zij tijdens de beraadslaging besloten het onderzoek te heropenen voor de benoeming van een deskundige en het gelasten van een door deze deskundige te verrichten onderzoek naar de betrouwbaarheid van de verklaringen van aangeefster en het door haar geschreven boekje.
De rechtbank beseft dat zowel aangeefster als verdachte behoefte hebben aan duidelijkheid. Tegelijkertijd hecht de rechtbank waarde aan zorgvuldigheid en nauwkeurigheid waarmee deze zaak beoordeeld moet worden.
De rechtbank zal de stukken in handen van de rechter-commissaris stellen ter benoeming van een deskundige en het gelasten van een door deze deskundige te verrichten onderzoek naar de betrouwbaarheid van de verklaringen en het boekje van aangeefster. De rechter-commissaris zal de officier van justitie en de verdediging voorafgaand aan het onderzoek door de deskundige in de gelegenheid stellen zich schriftelijk uit te laten over de vraagstelling.
De rechtbank zal er voorts op toezien dat de behandeling van de zaak ter zitting zo spoedig als mogelijk na ontvangst van de rapportage zal worden hervat.

5.De beslissing

De rechtbank:
- heropent en schorst het onderzoek ter terechtzitting voor onbepaalde tijd;
- stelt de stukken in handen van de rechter-commissaris, ter benoeming van een deskundige op het gebied van onderzoek naar betrouwbaarheid van verklaringen, teneinde deze deskundige bovengenoemd onderzoek te laten uitvoeren,
en eventueel ter verrichting van datgene wat de rechter-commissaris naar aanleiding van dit betrouwbaarheidsonderzoek nog noodzakelijk acht;
- beveelt de oproeping van verdachte en de raadsvrouw tegen het tijdstip waarop het onderzoek ter zitting zal worden hervat, met kennisgeving aan de benadeelde partij [aangeefster01] .
Dit vonnis is gewezen door mr. G.H. Nomes, voorzitter, mr. H. Skalonjic en mr. C. Hofman, rechters, in tegenwoordigheid van mr. K.M.P. van Ginneke, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 30 juni 2023.
Mr. Hofman is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.