ECLI:NL:RBZWB:2023:4518

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
29 juni 2023
Publicatiedatum
29 juni 2023
Zaaknummer
02-023501-22
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor medeplegen van poging tot afpersing met gevangenisstraf en taakstraf

Op 29 juni 2023 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van medeplegen van poging tot afpersing. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte, samen met een medeverdachte, op 27 januari 2022 in Waalwijk heeft geprobeerd een horloge van een slachtoffer af te persen door geweld en bedreiging met een mes. De rechtbank heeft de verdachte schuldig bevonden aan de poging tot afpersing en heeft rekening gehouden met zijn jeugdige leeftijd en persoonlijke omstandigheden. De verdachte is veroordeeld tot een gevangenisstraf van 156 dagen, waarvan 90 dagen voorwaardelijk, en een taakstraf van 240 uur. De rechtbank heeft de vordering van de benadeelde partij, die een schadevergoeding van € 3.371,80 vorderde, in zijn geheel toegewezen. De rechtbank heeft ook bijzondere voorwaarden opgelegd, waaronder een meldplicht bij de reclassering en deelname aan een gedragsinterventie. De uitspraak benadrukt de ernst van het feit en de impact op het slachtoffer, die zich onveilig voelt en last heeft van angstklachten na de gebeurtenis.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Strafrecht
Zittingsplaats: Breda
parketnummer: 02-023501-22
vonnis van de meervoudige kamer van 29 juni 2023
in de strafzaak tegen
[verdachte01]
geboren op [geboortedatum01] 2001 te [geboorteplaats01] ( [geboorteland01] )
wonende te [adres01] , [postcode01] [woonplaats01]
gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting te Dordrecht
raadsman mr. M.M. van Woensel, advocaat te Tilburg

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 15 juni 2023, waarbij de officier van justitie, mr. L. den Braber, en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte al dan niet samen met een ander heeft geprobeerd [slachtoffer01] af te persen, dan wel heeft geprobeerd door geweld of bedreiging met geweld de horloge van [slachtoffer01] te stelen.

3.De voorvragen

De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.

4.De beoordeling van het bewijs

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht op grond van het dossier het feit wettig en overtuigend bewezen.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft geen bewijsverweer gevoerd.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Wanneer hierna wordt verwezen naar een paginanummer, wordt - tenzij anders vermeld - bedoeld een pagina van het eindproces-verbaal van de politie eenheid Zeeland-West-Brabant, district Hart van Brabant, registratienummer PL2000-2022024132 opgemaakt in wettelijke vorm door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren en digitaal doorgenummerd van pagina 1 tot en met 230.
Gelet op de aangifte van [slachtoffer01] , pagina 34 e.v., en de grotendeels bekennende verklaring van verdachte, pagina 118 e.v., acht de rechtbank het primair tenlastegelegde feit wettig en overtuigend bewezen, in die vorm dat verdachte samen met de medeverdachte alle in de tenlastegelegde genoemde handelingen heeft gepleegd, met uitzondering van het onderuit schoppen/trappen van [slachtoffer01] .
Indien hoger beroep wordt ingesteld zullen de bewijsmiddelen worden uitgewerkt en opgenomen in een bijlage die aan het vonnis zal worden gehecht.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
primair
op 27 januari 2022 te Waalwijk op de Albrecht Rodenbachstraat tezamen en in vereniging met een andere ter uitvoering van het door verdachte en zijn mededader voorgenomen misdrijf om met het oogmerk om zich en een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en bedreiging met geweld [slachtoffer01] te dwingen tot de afgifte van een horloge (Empori Armani) dat geheel aan [slachtoffer01] toebehoorde, welk geweld en welke bedreiging met geweld hierin bestonden dat hij, verdachte, en/of zijn mededader
- in het donker gekleed en voorzien van capuchons en bivakmuts, in ieder geval gezichtsbedekkende kleding, het portier van dat voertuig, waarin die [slachtoffer01] zich bevond, hebben open getrokken en
- die [slachtoffer01] een mes hebben getoond en met dat mes stekende/zwaaiende bewegingen hebben gemaakt in de richting van die [slachtoffer01] en
- op dreigende wijze die [slachtoffer01] hebben gesommeerd zijn horloge af te staan en
- daarbij dreigend de woorden hebben toegevoegd: "doe je horloge af, of ik steek je kapot" en vervolgens
- die [slachtoffer01] uit zijn voertuig hebben getrokken en aan die [slachtoffer01] hebben getrokken waarbij die [slachtoffer01] ten val is gekomen en een worsteling is ontstaan,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

5.De strafbaarheid

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Dit levert het in de beslissing genoemde strafbare feit op.
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.

6.De strafoplegging

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie vordert aan verdachte op te leggen een gevangenisstraf van vijftien maanden, met aftrek van het voorarrest, waarvan vijf maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar. Zij verzoekt aan het voorwaardelijke deel de door de reclassering geadviseerde bijzondere voorwaarden te koppelen en als extra bijzondere voorwaarde het volgen van een ambulante behandeling.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft verzocht om bij de strafbepaling in strafverminderende zin rekening te houden met de persoonlijke omstandigheden van verdachte en zijn proceshouding. Verdachte is jong en wil in september beginnen aan een nieuwe opleiding. Ook heeft hij enorm veel spijt en schaamt hij zich voor wat hij heeft gedaan. Voorts wordt verzocht rekening te houden met het feit dat, gelet op artikel 3:86 lid 3 van het Vreemdelingenbesluit, een lange onvoorwaardelijke gevangenisstraf kan leiden tot het intrekken van de verblijfsvergunning van verdachte. Gelet op het voorgaande dient volgens de verdediging te worden volstaan met een deels voorwaardelijke gevangenisstraf waarbij het onvoorwaardelijk deel loopt tot maximaal de laatste week van augustus. Dit in verband met het starten van de nieuwe opleiding in september. Aan het voorwaardelijke deel kunnen dan de door de reclassering geadviseerde bijzondere voorwaarden worden gekoppeld.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Verdachte heeft zich op 27 januari 2022 samen met de medeverdachte schuldig gemaakt aan een poging tot afpersing. Verdachte en medeverdachte liepen langs de bus waarin aangever [slachtoffer01] op dat moment zat om een pauze te houden tijdens zijn werk. Zij zagen dat [slachtoffer01] een Armani horloge droeg en besloten samen om dit horloge van hem af te pakken om op deze manier snel geld te verdienen. Op klaarlichte dag hebben zij [slachtoffer01] uit de bus getrokken, hem bedreigd met een mes en dreigende bewoordingen geuit zodat [slachtoffer01] het horloge zou afgeven. Met zijn handelen heeft verdachte een ernstige inbreuk gemaakt op de lichamelijke en psychische integriteit van [slachtoffer01] en hem gevoelens van onveiligheid en angst bezorgd. Dat de gebeurtenis voor [slachtoffer01] enorm angstig is geweest blijkt ook uit de ingediende vordering. [slachtoffer01] voelt zich niet meer veilig op straat en is continu alert. Ook heeft hij te kampen met spannings- en angstklachten en heeft hij slaapproblemen. De rechtbank rekent het verdachte zwaar aan dat hij zich totaal niet heeft bekommerd om de gevolgen van zijn handelen voor [slachtoffer01] . Hij heeft alleen gedacht aan zijn eigen gewin. Ook neemt de rechtbank het verdachte kwalijk dat hij niet alleen een mes bij zich droeg op straat, maar met dit mes ook daadwerkelijk heeft gedreigd. Bovendien dragen dit soort feiten ook bij aan de gevoelens van onveiligheid in de samenleving.
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met het strafblad van verdachte, waaruit blijkt dat verdachte eerder voor een (licht) geweldsfeit is veroordeeld.
De rechtbank heeft ook kennisgenomen van het reclasseringsrapport van 12 mei 2022 dat over verdachte is opgemaakt. De reclassering ziet beschermende factoren op verschillende leefgebieden. Verdachte heeft zijn school afgerond en heeft een steunend netwerk dat het plegen van strafbare feiten afkeurt. Ook heeft verdachte concrete toekomstplannen, is er op verschillende leefgebieden sprake van stabiliteit en ervaart verdachte geen psychische problemen. Bovendien is er geen sprake van middelenmisbruik. Risicofactoren worden gezien in het gedrag van verdachte en zijn impulscontrole. Volgens verdachte handelde hij namelijk zonder na te denken en heeft hij niet stilgestaan bij de gevolgen. De kans op recidive wordt door de reclassering als gemiddeld ingeschat. Indien verdachte wordt veroordeeld, wordt geadviseerd een voorwaardelijke straf op te leggen met als bijzondere voorwaarden een meldplicht bij de reclassering en het deelnemen aan een gedragsinterventie. De reclassering adviseert het volwassenstrafrecht toe te passen.
Gelet op de aard en ernst van het feit, is een onvoorwaardelijke gevangenisstraf zoals door de officier van justitie geëist in beginsel passend, zij het dat het hier om een poging gaat, en niet om een voltooide afpersing. De rechtbank zal de eis om – per saldo – verdachte langer in detentie te houden echter niet volgen, gelet op de jeugdige leeftijd en persoonlijke omstandigheden van verdachte. Verdachte is als jong volwassene nog duidelijk in ontwikkeling. Hij laat zich makkelijk beïnvloeden en hij heeft moeite met het inschatten van de risico’s van zijn handelen. Voorts heeft verdachte op dit moment stabiliteit in zijn leven. Verdachte langer in detentie houden, bedreigt die stabiliteit en zijn ontwikkeling, mede gelet op zijn beïnvloedbaarheid. De rechtbank zal de ernst van het feit daarom op een andere wijze tot uitdrukking brengen dan door het – per saldo – langer in detentie houden van verdachte.
De rechtbank zal aan verdachte een (deels) voorwaardelijke gevangenisstraf en een taakstraf opleggen. Zij acht een taakstraf voor de maximale duur van 240 uur op zijn plaats. Met deze maximaal mogelijke taakstraf wordt het doel vergelding gediend en wordt de ernst van het feit voldoende benadrukt. Om verdachte ervan te weerhouden opnieuw strafbare feiten te plegen, legt de rechtbank ook een gevangenisstraf op van 156 dagen, met aftrek van het voorarrest, waarvan 90 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar. Daaraan zal zij de bijzondere voorwaarden verbinden zoals door de reclassering geadviseerd en als extra bijzondere voorwaarde het volgen van een ambulante behandeling.

7.De benadeelde partij

De benadeelde partij [slachtoffer01] heeft een schadevergoeding van € 5.026,24 gevorderd. Ter zitting heeft de gemachtigde de vordering aangepast en een schadevergoeding gevorderd van € 3.371,80, te weten € 371,80 ter zake van materiële schade en € 3.000,00 ter zake van immateriële schade.
De rechtbank heeft hiervoor overwogen dat bewezen kan worden verklaard dat verdachte het feit heeft gepleegd. Dit betekent ook dat verdachte onrechtmatig heeft gehandeld tegenover de benadeelde partij en dat hij verplicht is de schade van de benadeelde partij te vergoeden.
De door de benadeelde gevorderde schadevergoeding van € 3.371,80 is door de verdediging niet betwist. Deze schade staat ook in een voldoende verband met het bewezenverklaarde handelen van verdachte, zodat ook sprake is van schade die een rechtstreeks gevolg is van het bewezenverklaarde feit. De rechtbank acht de gevorderde schadevergoeding dan ook volledig toewijsbaar.
Wettelijke rente en schadevergoedingsmaatregel
De rechtbank zal de schadevergoedingsmaatregel opleggen tot betaling van het toegekende schadebedrag. Dit betekent dat het CJIB de inning zal verzorgen en dat bij niet betaling gijzeling kan worden toegepast als dwangmiddel. De rechtbank zal ten aanzien van de toegewezen schade (in totaal € 3.371,80) de wettelijke rente toewijzen, gerekend vanaf 27 januari 2022.
Hoofdelijkheid
De rechtbank stelt vast dat verdachte het strafbare feit samen met een ander heeft gepleegd en dat zij naar burgerlijk recht hoofdelijk aansprakelijk zijn voor de gehele schade. Daarom zal de rechtbank de vordering en de schadevergoedingsmaatregel hoofdelijk toewijzen. Dit betekent dat verdachte niet meer hoeft te betalen voor zover het bedrag door de mededader is betaald, en andersom.

8.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 36f, 45, 317 van het Wetboek van Strafrecht zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

9.De beslissing

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het primair tenlastegelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezenverklaarde het volgende strafbare feit oplevert:
medeplegen van poging tot afpersing
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot
een gevangenisstraf van 156 dagen, waarvan 90 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar;
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van dit vonnis in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf;
- bepaalt dat het voorwaardelijke deel van de straf niet ten uitvoer wordt gelegd, tenzij de rechter tenuitvoerlegging gelast, omdat verdachte voor het einde van de proeftijd de hierna vermelde voorwaarden niet heeft nageleefd;
- stelt als
algemene voorwaardedat verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
- stelt als
bijzondere voorwaarden:
* dat verdachte zich binnen drie dagen na het ingaan van de proeftijd meldt bij Reclassering
Nederland op het adres Ringbaan West 275, 5037 PD Tilburg (088-088-8041505). Verdachte blijft zich melden op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt;
* verdachte neemt actief deel aan de gedragsinterventie Cova of een andere gedragsinterventie die gericht is op cognitieve vaardigheden. De reclassering bepaalt welke training het precies wordt. Verdachte houdt zich aan de afspraken en aanwijzingen van de trainer/begeleider;
* verdachte laat zich behandelen door forensisch ambulant centrum Fivoor of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De behandeling start zo snel mogelijk na aanmelding. De behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de
reclassering nodig vindt. Verdachte verleent medewerking aan diagnostisch onderzoek. Verdachte houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling. Gelet op de problematiek kan hieronder ook het innemen van medicijnen vallen, als de zorgverlener dat nodig vindt;
* dat verdachte ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit, medewerking verleent aan het nemen van vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage biedt;
- geeft opdracht aan de reclassering tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde bijzondere voorwaarden en verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden;
- veroordeelt verdachte tot
een taakstraf van 240 uren;
- beveelt dat indien verdachte de taakstraf niet naar behoren verricht,
vervangende hechteniszal worden toegepast van
120 dagen;
Benadeelde partij
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer01] van € 3.371,80, waarvan € 3.000,00 aan materiële schade en € 371,80 aan immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente, vanaf 27 januari 2022 tot aan de dag der voldoening;
- veroordeelt verdachte in de kosten van de benadeelde partij tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot nu toe begroot op nihil;
- bepaalt dat verdachte met de mededader hoofdelijk aansprakelijk is voor het gehele bedrag;
- legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het [slachtoffer01] , € 3.371,80 te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente, vanaf 27 januari 2022 tot aan de dag der voldoening;
- bepaalt dat bij niet betaling 43 dagen gijzeling kan worden toegepast, met dien verstande dat toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft;
- bepaalt dat verdachte met de mededader hoofdelijk aansprakelijk is voor het gehele bedrag;
- bepaalt dat bij voldoening van de schadevergoedingsmaatregel de betalingsverplichting aan de benadeelde partij vervalt en omgekeerd;
Voorlopige hechtenis
- heft het bevel tot voorlopige hechtenis op met ingang van de dag dat het voorarrest gelijk is aan het onvoorwaardelijk gedeelte van de opgelegde straf.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.H.M. Pooyé, voorzitter, mr. C.H.W.M. Sterk en mr. K. Verschueren, rechters, in tegenwoordigheid van mr. A.C.L.J. Luijten, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 29 juni 2023.