4.3.2De bijzondere overwegingen met betrekking tot het bewijs
02-172329-22
Feit 1
De rechtbank stelt de volgende feiten vast:
- Naar aanleiding van een aangifte van verduistering van een trekker met oplegger waarin verdachte op 9 juli 2022 reed, is deze trekker met oplegger in het ANPR systeem gezet;
- Op zondag 10 juli 2022, omstreeks 16:40 uur kwam er een ANPR-hit voor de trekker bij de politie binnen op de N282 - de Bredaseweg tussen Tilburg en Breda - waarop verschillende politievoertuigen in actie zijn gekomen om de trekker op te sporen;
- Ter hoogte van de kruising van de Graaf Engelbertlaan met de Baronielaan, te Breda, kwam de trekker in het zicht van politieambtenaar [verbalisant01] (verder: [verbalisant01] );
- [verbalisant01] reed ter hoogte van de kruising van de Mastbosstraat met de Graaf Engelbertlaan te Breda, voor verdachte die in de trekker reed, en gaf hem een stopteken;
- Verdachte passeerde [verbalisant01] hierop via de linkerzijde;
- Vervolgens reed verdachte op voornoemde kruising over de voorsorteervakken voor linksaf, negeerde het rode licht voor linksaf en reed over de kruising rechtdoor naar de A16 in de richting van België;
- Hierop heeft [verbalisant01] de achtervolging gestart waarbij hij optische- en geluidssignalen voerde;
- Na enkele kilometers - op de A16 - sloot politieambtenaar [verbalisant02] (verder: [verbalisant02] ) aan en ter hoogte van knooppunt Galder ging politieambtenaar [verbalisant03] (verder: [verbalisant03] ) vóór verdachte rijden, beiden met optische en geluidssignalen;
- Verdachte stopte niet voor [verbalisant03] en bleef met 80 kilometer per uur verder rijden;
- Verdachte probeerde middels stuurbewegingen naar links en naar rechts de politieauto (hierna: Volvo) van [verbalisant03] te passeren waarop [verbalisant03] meebewoog naar links en naar rechts teneinde dit te verhinderen;
- [verbalisant03] probeerde verdachte tot stoppen te dwingen door vaart te minderen, waarop verdachte op zeer korte afstand van de Volvo kwam te rijden;
- Het maken van de stuurbewegingen en doen van rempogingen heeft gedurende langere periode plaatsgevonden;
- Ter hoogte van hectometerpaal 70.4 verminderde [verbalisant03] opnieuw snelheid door zijn gas los te laten en te remmen waardoor de afstand tussen beide voertuigen zeer kort werd;
- De remlichten van de trekker lichtten naar aanleiding hiervan eenmaal kort op;
- De afstand tussen beide voertuigen bleef zeer kort, slechts enkele meters. De afstand tussen de voertuigen was op een gegeven moment zo kort dat verdachte de Volvo niet meer zag vanuit de trekker;
- Op het moment dat verdachte links om de Volvo wilde sturen, remde [verbalisant03] opnieuw;
- Verdachte reed vervolgens met onverminderde snelheid door en botste met zijn rechter voorzijde tegen de linker achterzijde van de Volvo;
- Tijdens de botsing lichtten de remlichten van de trekker eenmaal heel kort op;
- De snelheid van [verbalisant02] , die op dat moment op min of meer gelijkblijvende afstand volgde, bedroeg 57 tot 67 kilometer per uur;
- Verdachte bleef ondanks de botsing links om de Volvo sturen en gas geven en duwde tegen de linker achterzijde van de Volvo;
- Als gevolg hiervan kwam de Volvo haaks op de rijbaan, reed de berm in en klapte met de linkerzijkant tegen het begin van de vangrail waarbij het rechter voor- en achterwiel los van de grond kwamen;
- De snelheid van verdachte varieerde eerst tussen de 60 en 80 kilometer per uur. Tussen 16.55.52 uur en 16.56.25 uur schommelde de snelheid tussen 32 en 50 kilometer per uur. Vanaf 16.56.25 uur ging de snelheid weer omhoog naar 80 kilometer per uur.
Poging tot doodslag
Met de officier van justitie en de verdediging is de rechtbank van oordeel dat niet kan worden vastgesteld dat verdachte het opzet had, al dan niet in voorwaardelijke zin, om [verbalisant03] van het leven te beroven. Er is geen bewijs in het dossier aanwezig waaruit blijkt dat verdachte vol opzet had om [verbalisant03] van het leven te beroven. Om te beoordelen of sprake is van voorwaardelijk opzet is van belang of er sprake is geweest van een aanmerkelijke kans op een dodelijke afloop door de gedragingen van verdachte. Daarbij komt betekenis toe aan de aard van de gedragingen en de omstandigheden waaronder deze zijn verricht. De rechtbank is van oordeel dat uit het dossier niet blijkt dat verdachte dusdanig heeft gereden en de situatie ter plaatse zo was dat er een aanmerkelijke kans heeft bestaan dat de aanrijding voor [verbalisant03] tot een dodelijk gevolg zou leiden. De rechtbank spreekt verdachte daarom vrij van het primair onder 1 tenlastegelegde.
Poging tot zware mishandeling
Wel is de rechtbank van oordeel dat verdachte zich met zijn rijgedrag schuldig heeft gemaakt aan een poging tot zware mishandeling van [verbalisant03] en er daarbij sprake was van opzet in voorwaardelijke zin op zware mishandeling van [verbalisant03] .
Verdachte is tegen de linker achterkant van de Volvo van [verbalisant03] aangereden. Gelet op de gemeten snelheid van de trekker op de tachograaf en de snelheid van de politieauto van politieagent [verbalisant02] rond het moment van de aanrijding, gaat de rechtbank ervan uit dat de snelheid van de trekker op het moment van de aanrijding ongeveer 50 kilometer per uur bedroeg. Na de aanrijding heeft verdachte de trekker doorgeduwd tegen de Volvo waarop de Volvo in een spin is geraakt, 180 graden is gedraaid en uiteindelijk tegen de vangrail is geklapt. Er was daarbij sprake van een dusdanige klap dat de wielen aan de rechterzijde van de Volvo omhoog kwamen. Het had niet veel gescheeld of de Volvo was daarbij gekanteld. Met het spinnen had de Volvo ook op een veel ongunstigere manier tegen de vangrail kunnen komen. De rechtbank is van oordeel dat er, gelet op deze omstandigheden, sprake was van een aanmerkelijke kans op zwaar lichamelijk letsel bij [verbalisant03] .
De rechtbank is van oordeel dat verdachte deze aanmerkelijke kans ook bewust heeft aanvaard. Verdachte heeft immers verklaard dat hij het moment voor de botsing de politieauto die voor hem reed, niet meer zag omdat deze zó dicht voor zijn trekker zat. Verdachte wist bovendien dat de Volvo voor hem telkens remde om ervoor te zorgen dat verdachte vaart zou minderen en zou stoppen. Door op dat moment niet de keuze te maken om af te remmen, maar gas te blijven geven, opnieuw naar links te sturen en te proberen om de politieauto voor hem via de linkerzijde te passeren, heeft verdachte bewust de aanmerkelijke kans aanvaard dat hij in botsing met de linker achterzijde van de Volvo voor hem zou komen. Ook na de botsing heeft verdachte geen vaart geminderd, maar is hij door blijven duwen tegen de Volvo om er links voorbij te kunnen gaan. Het gevaar van het handelen van verdachte moet voor hem, net als voor ieder ander, duidelijk zijn geweest. Hij heeft immers zelf op zitting verklaard dat hij in een roes van adrenaline zat maar dat het niet zo was dat hij niet wist wat hij deed. Gelet op de in bijlage II genoemde bewijsmiddelen acht de rechtbank het subsidiair onder 1 tenlastegelegde dan ook wettig en overtuigend bewezen.
Feit 2
Wanneer hierna wordt verwezen naar een paginanummer, wordt - tenzij anders vermeld - bedoeld een pagina van het eindproces-verbaal van de Politie Eenheid Zeeland - West -Brabant, registratienummer PL2000-2022180196, opgemaakt in wettelijke vorm door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren en doorgenummerd van pagina 1 tot en met 183.
Aangezien verdachte ten aanzien van dit feit een bekennende verklaring heeft afgelegd en ter zake daarvan geen vrijspraak is bepleit, zal worden volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen als bedoeld in artikel 359, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering en acht de rechtbank dat feit wettig en overtuigend bewezen, gelet op:
- de bekennende verklaring van verdachte afgelegd tijdens de zitting van 15 juni 2023;
- het proces-verbaal van aangifte van [aangever01] (p. 7 van het eindproces-verbaal);
- het proces-verbaal van aangifte van [aangever02] (p. 10 van het eindproces-verbaal).
02-124263-22
Feit 1
Bedreiging [slachtoffer01]
Met de officier van justitie en de verdediging is de rechtbank van oordeel dat de tenlastegelegde bedreiging van [slachtoffer01] niet wettig en overtuigend kan worden bewezen. In het dossier bevindt zich namelijk enkel de aangifte van [slachtoffer01] . Ondersteunend bewijs voor de bedreiging is in het dossier niet aanwezig. De rechtbank spreekt verdachte daarom vrij van de onder feit 1 tenlastegelegde bedreiging van [slachtoffer01] .
Bedreiging [slachtoffer02]
Op grond van de aangehaalde bewijsmiddelen is de rechtbank van oordeel dat de tenlaste-gelegde bedreiging van [slachtoffer02] wettig en overtuigend is bewezen. Verdachte ontkent dit weliswaar maar de rechtbank ziet geen aanleiding om aan de aangifte van [slachtoffer02] te twijfelen. Deze aangifte wordt immers ondersteund door de verklaringen van [slachtoffer01] en [aangever04] .
Feit 2 t/m 4
Wanneer hierna wordt verwezen naar een paginanummer, wordt - tenzij anders vermeld - bedoeld een pagina van het eindproces-verbaal van de Politie Eenheid Zeeland - West -Brabant, registratienummer PL2000-2022127824, opgemaakt in wettelijke vorm door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren en doorgenummerd van pagina 1 tot en met 40.
De bewijsmiddelen worden slechts gebezigd met betrekking tot het feit, waarop zij in het bijzonder betrekking hebben.
Aangezien verdachte ten aanzien van deze feiten een bekennende verklaring heeft afgelegd en ter zake daarvan geen vrijspraak is bepleit, zal worden volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen als bedoeld in artikel 359, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering en acht de rechtbank dat feit wettig en overtuigend bewezen, gelet op:
- de bekennende verklaring van verdachte afgelegd tijdens de zitting van 15 juni 2023;
- het proces-verbaal van aangifte van [aangever05] (p. 13 van het eindproces-verbaal);
- het proces-verbaal van aangifte van [aangever04] (p. 9 van het eindproces-verbaal);
- het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer01] (p. 3 van het eindproces-verbaal).
02-138239-22
Gelet op de in de bijlage opgenomen wettige bewijsmiddelen, waaronder de bekennende verklaring van verdachte, oordeelt de rechtbank dat het feit wettig en overtuigend bewezen is.
02-023657-23
Wanneer hierna wordt verwezen naar een paginanummer, wordt - tenzij anders vermeld - bedoeld een pagina van het eindproces-verbaal van de Politie Eenheid Zeeland - West -Brabant, registratienummer PL2000-2023020654, opgemaakt in wettelijke vorm door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren en doorgenummerd van pagina 1 tot en met 28.
Aangezien verdachte ten aanzien van dit feit een bekennende verklaring heeft afgelegd en ter zake daarvan geen vrijspraak is bepleit, zal worden volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen als bedoeld in artikel 359, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering en acht de rechtbank dat feit wettig en overtuigend bewezen, gelet op:
- de bekennende verklaring van verdachte afgelegd tijdens de zitting van 15 juni 2023;
- het proces-verbaal van aangifte van [aangever03] (p. 3 van het eindproces-verbaal);
- het geschrift, zijnde een afbeelding van de kassabon van de weggenomen goederen (p. 5 van het eindproces-verbaal).