ECLI:NL:RBZWB:2023:4481

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
29 juni 2023
Publicatiedatum
28 juni 2023
Zaaknummer
02-172329-22 + 02-124263-22 + 02-138239-22 + 02-023657-23
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor poging zware mishandeling van politieagent en andere strafbare feiten

Op 29 juni 2023 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die zich schuldig heeft gemaakt aan meerdere strafbare feiten, waaronder poging tot zware mishandeling van een politieagent. De verdachte heeft op 10 juli 2022 met een trekker opzettelijk tegen de politieauto van agent [verbalisant03] aangereden, wat leidde tot een aanrijding waarbij de politieauto in een slip raakte en tegen de vangrail tot stilstand kwam. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan poging tot zware mishandeling, omdat hij bewust de aanmerkelijke kans op zwaar lichamelijk letsel voor de agent heeft aanvaard. Daarnaast is de verdachte veroordeeld voor verduistering in dienstbetrekking, bedreiging, mishandeling, diefstal en vernielingen. De rechtbank legde een gevangenisstraf van twaalf maanden op, met aftrek van voorarrest, en een ontzegging van de rijbevoegdheid voor achttien maanden. De rechtbank weegt zwaar dat de verdachte gevaarlijk rijgedrag vertoonde en de veiligheid van andere weggebruikers in gevaar bracht. De rechtbank heeft ook rekening gehouden met de impact van de aanrijding op de betrokken politieagent, die wekenlang mentaal en fysiek last heeft gehad van het voorval. De verdachte heeft geen aanleiding gegeven voor een voorwaardelijk strafdeel, gezien zijn eerdere strafblad en de ernst van de feiten.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Strafrecht
Zittingsplaats: Breda
parketnummers: 02-172329-22 + 02-124263-22 + 02-138239-22 + 02-023657-23
vonnis van de meervoudige kamer van 29 juni 2023
in de strafzaak tegen
[verdachte01]
geboren op [geboortedatum01] 1977 te [geboorteplaats01]
postadres [postcode01] [plaats02] , [adres01]
thans gedetineerd in P.I. Middelburg
raadsvrouw mr. M. Timmermans-Roelands, advocaat te Bergen op Zoom

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 15 juni 2023 waarbij de officier van justitie, mr. I. Klein, en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.
Ter zitting zijn overeenkomstig artikel 285 van het Wetboek van Strafvordering de zaken onder voormelde parketnummers gevoegd.

2.De tenlastelegging

De tenlasteleggingen zijn als bijlage I aan dit vonnis gehecht.
De eerste verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan een poging tot doodslag dan wel poging tot zware mishandeling van een politieagent door met een trekker tegen een politieauto aan te rijden. Daarnaast wordt verdachte verdacht van verduistering in dienstbetrekking, mishandeling, diefstallen, bedreigingen en vernielingen.

3.De voorvragen

De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.

4.De beoordeling van het bewijs

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
Onder verwijzing naar de jurisprudentie vordert de officier van justitie vrijspraak van de onder feit 1 van parketnummer 02-172329-22 tenlastegelegde poging tot doodslag, maar komt wel tot een bewezenverklaring van de poging zware mishandeling. De aanmerkelijke kans op een dodelijke afloop valt niet uit de omstandigheden af te leiden maar wel die op zwaar lichamelijk letsel. Verdachte heeft deze aanmerkelijke kans willens en wetens aanvaard. De onder datzelfde parketnummer tenlastegelegde verduistering in dienstbetrekking acht zij ook wettig en overtuigend bewezen.
Van de tenlastegelegde bedreiging van [slachtoffer01] onder feit 1 van parketnummer 02-124263-22 vordert de officier van justitie vrijspraak wegens onvoldoende wettig en overtuigend bewijs. De onder datzelfde feit en parketnummer tenlastegelegde bedreiging van [slachtoffer02] acht zij wel wettig en overtuigend bewezen evenals de feiten 2 t/m 4.
Tot slot acht zij ook de tenlastegelegde feiten onder de parketnummers 02-138239-22 en
02-023657-23 wettig en overtuigend bewezen.
4.2
Het standpunt van de verdediging
Onder verwijzing naar jurisprudentie bepleit de verdediging vrijspraak van zowel de poging tot doodslag als de poging tot zware mishandeling die is tenlastegelegd onder feit 1 van parketnummer 02-172329-22. Daartoe wordt aangevoerd dat uit de rijstijl van verdachte niet blijkt van een intentie gericht op de dood dan wel zwaar lichamelijk letsel van [verbalisant03] , ook niet in voorwaardelijke zin. Daarbij komt dat [verbalisant03] er zelf bewust voor heeft gekozen om vóór de vrachtwagen van verdachte te gaan rijden en zo zelf het risico heeft genomen dat er een aanrijding zou volgen.
De verdediging bepleit eveneens vrijspraak van de tenlastegelegde bedreiging van [slachtoffer01] onder feit 1 van parketnummer 02-124263-22. Wat betreft de bedreiging van [slachtoffer02] en de overige feiten onder dit parketnummer wordt gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
Ten aanzien van parketnummer 02-138239-22 bepleit de verdediging vrijspraak van de diefstal van de brandstof wegens het ontbreken van een aangifte en camerabeelden hiervan. Voor de diefstal van de auto wordt gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank. Tot slot wordt ook gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank voor het tenlastegelegde onder parketnummer 02-023657-23.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1
De bewijsmiddelen
De bewijsmiddelen zijn in bijlage II aan dit vonnis gehecht.
4.3.2
De bijzondere overwegingen met betrekking tot het bewijs
02-172329-22
Feit 1
De rechtbank stelt de volgende feiten vast:
  • Naar aanleiding van een aangifte van verduistering van een trekker met oplegger waarin verdachte op 9 juli 2022 reed, is deze trekker met oplegger in het ANPR systeem gezet;
  • Op zondag 10 juli 2022, omstreeks 16:40 uur kwam er een ANPR-hit voor de trekker bij de politie binnen op de N282 - de Bredaseweg tussen Tilburg en Breda - waarop verschillende politievoertuigen in actie zijn gekomen om de trekker op te sporen;
  • Ter hoogte van de kruising van de Graaf Engelbertlaan met de Baronielaan, te Breda, kwam de trekker in het zicht van politieambtenaar [verbalisant01] (verder: [verbalisant01] );
  • [verbalisant01] reed ter hoogte van de kruising van de Mastbosstraat met de Graaf Engelbertlaan te Breda, voor verdachte die in de trekker reed, en gaf hem een stopteken;
  • Verdachte passeerde [verbalisant01] hierop via de linkerzijde;
  • Vervolgens reed verdachte op voornoemde kruising over de voorsorteervakken voor linksaf, negeerde het rode licht voor linksaf en reed over de kruising rechtdoor naar de A16 in de richting van België;
  • Hierop heeft [verbalisant01] de achtervolging gestart waarbij hij optische- en geluidssignalen voerde;
  • Na enkele kilometers - op de A16 - sloot politieambtenaar [verbalisant02] (verder: [verbalisant02] ) aan en ter hoogte van knooppunt Galder ging politieambtenaar [verbalisant03] (verder: [verbalisant03] ) vóór verdachte rijden, beiden met optische en geluidssignalen;
  • Verdachte stopte niet voor [verbalisant03] en bleef met 80 kilometer per uur verder rijden;
  • Verdachte probeerde middels stuurbewegingen naar links en naar rechts de politieauto (hierna: Volvo) van [verbalisant03] te passeren waarop [verbalisant03] meebewoog naar links en naar rechts teneinde dit te verhinderen;
  • [verbalisant03] probeerde verdachte tot stoppen te dwingen door vaart te minderen, waarop verdachte op zeer korte afstand van de Volvo kwam te rijden;
  • Het maken van de stuurbewegingen en doen van rempogingen heeft gedurende langere periode plaatsgevonden;
  • Ter hoogte van hectometerpaal 70.4 verminderde [verbalisant03] opnieuw snelheid door zijn gas los te laten en te remmen waardoor de afstand tussen beide voertuigen zeer kort werd;
  • De remlichten van de trekker lichtten naar aanleiding hiervan eenmaal kort op;
  • De afstand tussen beide voertuigen bleef zeer kort, slechts enkele meters. De afstand tussen de voertuigen was op een gegeven moment zo kort dat verdachte de Volvo niet meer zag vanuit de trekker;
  • Op het moment dat verdachte links om de Volvo wilde sturen, remde [verbalisant03] opnieuw;
  • Verdachte reed vervolgens met onverminderde snelheid door en botste met zijn rechter voorzijde tegen de linker achterzijde van de Volvo;
  • Tijdens de botsing lichtten de remlichten van de trekker eenmaal heel kort op;
  • De snelheid van [verbalisant02] , die op dat moment op min of meer gelijkblijvende afstand volgde, bedroeg 57 tot 67 kilometer per uur;
  • Verdachte bleef ondanks de botsing links om de Volvo sturen en gas geven en duwde tegen de linker achterzijde van de Volvo;
  • Als gevolg hiervan kwam de Volvo haaks op de rijbaan, reed de berm in en klapte met de linkerzijkant tegen het begin van de vangrail waarbij het rechter voor- en achterwiel los van de grond kwamen;
  • De snelheid van verdachte varieerde eerst tussen de 60 en 80 kilometer per uur. Tussen 16.55.52 uur en 16.56.25 uur schommelde de snelheid tussen 32 en 50 kilometer per uur. Vanaf 16.56.25 uur ging de snelheid weer omhoog naar 80 kilometer per uur.
Poging tot doodslag
Met de officier van justitie en de verdediging is de rechtbank van oordeel dat niet kan worden vastgesteld dat verdachte het opzet had, al dan niet in voorwaardelijke zin, om [verbalisant03] van het leven te beroven. Er is geen bewijs in het dossier aanwezig waaruit blijkt dat verdachte vol opzet had om [verbalisant03] van het leven te beroven. Om te beoordelen of sprake is van voorwaardelijk opzet is van belang of er sprake is geweest van een aanmerkelijke kans op een dodelijke afloop door de gedragingen van verdachte. Daarbij komt betekenis toe aan de aard van de gedragingen en de omstandigheden waaronder deze zijn verricht. De rechtbank is van oordeel dat uit het dossier niet blijkt dat verdachte dusdanig heeft gereden en de situatie ter plaatse zo was dat er een aanmerkelijke kans heeft bestaan dat de aanrijding voor [verbalisant03] tot een dodelijk gevolg zou leiden. De rechtbank spreekt verdachte daarom vrij van het primair onder 1 tenlastegelegde.
Poging tot zware mishandeling
Wel is de rechtbank van oordeel dat verdachte zich met zijn rijgedrag schuldig heeft gemaakt aan een poging tot zware mishandeling van [verbalisant03] en er daarbij sprake was van opzet in voorwaardelijke zin op zware mishandeling van [verbalisant03] .
Verdachte is tegen de linker achterkant van de Volvo van [verbalisant03] aangereden. Gelet op de gemeten snelheid van de trekker op de tachograaf en de snelheid van de politieauto van politieagent [verbalisant02] rond het moment van de aanrijding, gaat de rechtbank ervan uit dat de snelheid van de trekker op het moment van de aanrijding ongeveer 50 kilometer per uur bedroeg. Na de aanrijding heeft verdachte de trekker doorgeduwd tegen de Volvo waarop de Volvo in een spin is geraakt, 180 graden is gedraaid en uiteindelijk tegen de vangrail is geklapt. Er was daarbij sprake van een dusdanige klap dat de wielen aan de rechterzijde van de Volvo omhoog kwamen. Het had niet veel gescheeld of de Volvo was daarbij gekanteld. Met het spinnen had de Volvo ook op een veel ongunstigere manier tegen de vangrail kunnen komen. De rechtbank is van oordeel dat er, gelet op deze omstandigheden, sprake was van een aanmerkelijke kans op zwaar lichamelijk letsel bij [verbalisant03] .
De rechtbank is van oordeel dat verdachte deze aanmerkelijke kans ook bewust heeft aanvaard. Verdachte heeft immers verklaard dat hij het moment voor de botsing de politieauto die voor hem reed, niet meer zag omdat deze zó dicht voor zijn trekker zat. Verdachte wist bovendien dat de Volvo voor hem telkens remde om ervoor te zorgen dat verdachte vaart zou minderen en zou stoppen. Door op dat moment niet de keuze te maken om af te remmen, maar gas te blijven geven, opnieuw naar links te sturen en te proberen om de politieauto voor hem via de linkerzijde te passeren, heeft verdachte bewust de aanmerkelijke kans aanvaard dat hij in botsing met de linker achterzijde van de Volvo voor hem zou komen. Ook na de botsing heeft verdachte geen vaart geminderd, maar is hij door blijven duwen tegen de Volvo om er links voorbij te kunnen gaan. Het gevaar van het handelen van verdachte moet voor hem, net als voor ieder ander, duidelijk zijn geweest. Hij heeft immers zelf op zitting verklaard dat hij in een roes van adrenaline zat maar dat het niet zo was dat hij niet wist wat hij deed. Gelet op de in bijlage II genoemde bewijsmiddelen acht de rechtbank het subsidiair onder 1 tenlastegelegde dan ook wettig en overtuigend bewezen.
Feit 2
Wanneer hierna wordt verwezen naar een paginanummer, wordt - tenzij anders vermeld - bedoeld een pagina van het eindproces-verbaal van de Politie Eenheid Zeeland - West -Brabant, registratienummer PL2000-2022180196, opgemaakt in wettelijke vorm door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren en doorgenummerd van pagina 1 tot en met 183.
Aangezien verdachte ten aanzien van dit feit een bekennende verklaring heeft afgelegd en ter zake daarvan geen vrijspraak is bepleit, zal worden volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen als bedoeld in artikel 359, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering en acht de rechtbank dat feit wettig en overtuigend bewezen, gelet op:
- de bekennende verklaring van verdachte afgelegd tijdens de zitting van 15 juni 2023;
- het proces-verbaal van aangifte van [aangever01] (p. 7 van het eindproces-verbaal);
- het proces-verbaal van aangifte van [aangever02] (p. 10 van het eindproces-verbaal).
02-124263-22
Feit 1
Bedreiging [slachtoffer01]
Met de officier van justitie en de verdediging is de rechtbank van oordeel dat de tenlastegelegde bedreiging van [slachtoffer01] niet wettig en overtuigend kan worden bewezen. In het dossier bevindt zich namelijk enkel de aangifte van [slachtoffer01] . Ondersteunend bewijs voor de bedreiging is in het dossier niet aanwezig. De rechtbank spreekt verdachte daarom vrij van de onder feit 1 tenlastegelegde bedreiging van [slachtoffer01] .
Bedreiging [slachtoffer02]
Op grond van de aangehaalde bewijsmiddelen is de rechtbank van oordeel dat de tenlaste-gelegde bedreiging van [slachtoffer02] wettig en overtuigend is bewezen. Verdachte ontkent dit weliswaar maar de rechtbank ziet geen aanleiding om aan de aangifte van [slachtoffer02] te twijfelen. Deze aangifte wordt immers ondersteund door de verklaringen van [slachtoffer01] en [aangever04] .
Feit 2 t/m 4
Wanneer hierna wordt verwezen naar een paginanummer, wordt - tenzij anders vermeld - bedoeld een pagina van het eindproces-verbaal van de Politie Eenheid Zeeland - West -Brabant, registratienummer PL2000-2022127824, opgemaakt in wettelijke vorm door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren en doorgenummerd van pagina 1 tot en met 40.
De bewijsmiddelen worden slechts gebezigd met betrekking tot het feit, waarop zij in het bijzonder betrekking hebben.
Aangezien verdachte ten aanzien van deze feiten een bekennende verklaring heeft afgelegd en ter zake daarvan geen vrijspraak is bepleit, zal worden volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen als bedoeld in artikel 359, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering en acht de rechtbank dat feit wettig en overtuigend bewezen, gelet op:
- de bekennende verklaring van verdachte afgelegd tijdens de zitting van 15 juni 2023;
- het proces-verbaal van aangifte van [aangever05] (p. 13 van het eindproces-verbaal);
- het proces-verbaal van aangifte van [aangever04] (p. 9 van het eindproces-verbaal);
- het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer01] (p. 3 van het eindproces-verbaal).
02-138239-22
Gelet op de in de bijlage opgenomen wettige bewijsmiddelen, waaronder de bekennende verklaring van verdachte, oordeelt de rechtbank dat het feit wettig en overtuigend bewezen is.
02-023657-23
Wanneer hierna wordt verwezen naar een paginanummer, wordt - tenzij anders vermeld - bedoeld een pagina van het eindproces-verbaal van de Politie Eenheid Zeeland - West -Brabant, registratienummer PL2000-2023020654, opgemaakt in wettelijke vorm door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren en doorgenummerd van pagina 1 tot en met 28.
Aangezien verdachte ten aanzien van dit feit een bekennende verklaring heeft afgelegd en ter zake daarvan geen vrijspraak is bepleit, zal worden volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen als bedoeld in artikel 359, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering en acht de rechtbank dat feit wettig en overtuigend bewezen, gelet op:
- de bekennende verklaring van verdachte afgelegd tijdens de zitting van 15 juni 2023;
- het proces-verbaal van aangifte van [aangever03] (p. 3 van het eindproces-verbaal);
- het geschrift, zijnde een afbeelding van de kassabon van de weggenomen goederen (p. 5 van het eindproces-verbaal).
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
02-172329-22
1
op 10 juli 2022 te Breda, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk [verbalisant03] (werkzaam bij de politie Zeeland - West -Brabant) zwaar lichamelijk letsel toe brengen, met dat opzet als bestuurder van een vrachtauto (met kenteken: [kenteken01] ) gasgevend, met die vrachtauto (van achteren) tegen de politieauto (waar die [verbalisant03] in zat), is aangereden en (vervolgens) met die vrachtauto tegen die politieauto is blijven rijden en/of drukken ten gevolge waarvan een aanrijding met die politieauto is ontstaan en de vrachtauto naar links heeft gestuurd, waardoor de politieauto (met kracht) tegen de vangrails tot stilstand is gekomen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
2
op 9 juli 2022 te Woerden, opzettelijk een trekker/vrachtauto (met kenteken: [kenteken01] ) en de daarbij horende trailer/oplegger (met kenteken: [kenteken02] ) en winkelgoederen, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [bedrijf01] BV
en/of [bedrijf02] B.V., en welk goed verdachte uit hoofde van zijn persoonlijke dienstbetrekking, te weten, als werknemer onder zich had, wederrechtelijk zich heeft toegeëigend.
02-124263-22
1
op 17 mei 2022 te Breda [slachtoffer02] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, door die:
- [slachtoffer02] dreigend de woorden toe te voegen: "Ik ga je doodsteken".
2
op 17 mei 2022 te Breda opzettelijk en wederrechtelijk een (personen)auto (merk: Chrysler, kenteken: [kenteken03] ), die aan [aangever05] , toebehoorde heeft vernield.
3
op 17 mei 2022 te Breda opzettelijk en wederrechtelijk een ruit, die aan [bedrijf03] , toebehoorde heeft vernield.
4
op 17 mei 2022 te Breda [slachtoffer01] heeft mishandeld door een steen, tegen het (onder)been van die [slachtoffer01] te gooien.
02-138239-22
omstreeks 3 juni 2022 te Breda,
- een auto, die aan de heer [naam01] , toebehoorde en
- een hoeveelheid brandstof, die aan [bedrijf04] BV, toebehoorde heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen.
02-023657-23
op 24 januari 2023 te [plaats02] , blikjes zalm (van het merk John West) en verpakkingen geurparels/wasmiddel, die aan de [bedrijf02] , toebehoorden heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

5.De strafbaarheid

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Dit levert de in de beslissing genoemde strafbare feiten op.
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.

6.De strafoplegging

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie vordert op grond van hetgeen zij bewezen acht aan verdachte op te leggen een gevangenisstraf van twaalf maanden met aftrek van voorarrest en een ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen (verder: OBM) voor de duur van achttien maanden waarvan negen maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar. Zij baseert zich hiervoor op de geldende richtlijnen en het advies van de reclassering.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging bepleit aan verdachte op te leggen een gevangenisstraf gelijk aan het voorarrest. Verzocht wordt rekening te houden met de omstandigheden waarin verdachte ten tijde van de feiten verkeerde die hem hebben gefrustreerd en moedeloos hebben gemaakt. Ook dient ermee rekening te worden gehouden dat verdachte bij twee van de feiten op hardhandige wijze is aangehouden. Gelet op het reeds ondergane voorarrest en de gedwongen opname is verdachte voldoende gestraft. Door de detentie is hij ‘clean’ en er klaar voor om met familie en vrienden iets van zijn leven te maken.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij de bewezenverklaarde feiten ligt voor de strafoplegging de nadruk op de poging zware mishandeling waaraan verdachte zich schuldig heeft gemaakt door op de snelweg met een trekker tegen de linker achterkant van de voor hem rijdende politieauto aan te rijden. Als gevolg hiervan is de politieauto in de slip geraakt en tegen de vangrail tot stilstand gekomen. De politieagent wilde verdachte tot stoppen dwingen vanwege de verduistering van de trekker waarin hij reed en was aldus op dat moment in de rechtmatige uitoefening van zijn bediening. Dergelijk gedrag jegens ambtenaren tijdens het uitvoeren van hun werkzaamheden getuigt van een kwalijk gebrek aan respect voor deze gezagsdragers. De rechtbank weegt ook mee dat verdachte, terwijl hij wist dat de politie hem tot stoppen wilde brengen, gedurende langere tijd gevaarlijke manoeuvres maakte om aan de politie te ontsnappen. Verdachte heeft met zijn handelen niet alleen zichzelf maar ook [verbalisant03] in gevaar gebracht. Ondanks het feit dat er risico’s horen bij de uitoefening van politiewerkzaamheden, hebben dergelijke feiten een grote impact op politieagenten. Zo is gebleken dat [verbalisant03] wekenlang mentaal en fysiek last heeft gehad van de aanrijding. Hij is enorm geschrokken van de impact die de aanrijding heeft gehad. Ook heeft hij ongeveer twee maanden aangepaste werkzaamheden verricht. Inmiddels kan hij zijn normale werkzaamheden weer uitoefenen maar de opgelopen blokkade in zijn nek zal niet volledig herstellen.
Daarnaast heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan verduistering in dienstbetrekking, bedreiging, mishandeling, diefstallen en vernielingen. Allemaal ernstige feiten die een gebrek aan respect voor de lichamelijke en geestelijke integriteit van anderen en hun bezittingen gemeen hebben.
Dit alles komt voort uit onvrede van verdachte over hoe de gemeente Breda met hem omgaat. Het is kwalijk te noemen dat hij deze onvrede heeft geprojecteerd op de slachtoffers van al deze feiten en heeft omgezet in het plegen van strafbare feiten.
Verder houdt de rechtbank bij de strafmaat rekening met het strafblad van verdachte waaruit blijkt dat hij eerder met politie en justitie voor soortgelijke feiten in aanraking is gekomen.
Daarnaast heeft de rechtbank kennis genomen van de diverse reclasseringsadviezen in het dossier die over verdachte zijn opgemaakt. Waar in de eerste adviezen nog mogelijkheden worden gezien in oplegging van een (deels) voorwaardelijke straf met bijzondere voorwaarden, laat de reclassering in het laatste advies van 10 april 2023 weten dat zij daarin geen heil meer ziet. Dit vanwege de berekenende, externaliserende en onttrekkende houding van verdachte. Verdachte zegt telkens te willen meewerken maar zijn gedrag laat iets anders zien. Verdachte is de afgelopen twee jaar met regelmaat zowel verbaal als fysiek agressief geweest bij de Stichting Maatschappelijke Opvang, waardoor hij daar niet meer welkom is. Op 4 november 2022 is verdachte geschorst uit preventieve hechtenis en geplaatst bij [FPA01] te [plaats01] voor een klinische opname. Hij viel echter snel terug in cocaïnegebruik. Vervolgens ontkende hij zijn verslavingsproblematiek, stond hij niet open voor behandelinhoudelijke gesprekken en legde hij de schuld van de terugval bij de begeleiding. Daarna heeft hij zich onttrokken aan de behandeling en de begeleiding. Nu verdachte opnieuw in bewaring is gesteld, geeft hij aan het liefst zo snel mogelijk terug naar de kliniek te willen en mee te willen werken, maar zijn gedrag laat iets heel anders zien en van een inhoudelijke medewerking is geen sprake. De kliniek heeft aangegeven dat de verslavingsproblematiek bij verdachte te fors is en de kans op herhaling van hetzelfde (ontsnappings)scenario te hoog om hem nogmaals op te kunnen nemen. De reclassering ziet aldus geen mogelijkheden meer om met interventies of toezicht de risico's te beperken of het gedrag te veranderen. Het recidiverisico wordt als hoog ingeschat en komt met name voort uit de verslavingsproblematiek en het psychosociaal functioneren van verdachte. De reclassering adviseert een ambulante behandeling binnen de detentiesetting op te starten met de mogelijkheid tot onderzoek van een artikelplaatsing in een klinische setting bij positieve medewerking. Het risico op recidive en onttrekking wordt hierbij ingeperkt door de mogelijkheid van directe terugplaatsing in detentie.
Gelet op de aard en ernst van de feiten die de verdachte heeft gepleegd waarbij het zwaartepunt ligt op de poging zware mishandeling, kan naar het oordeel van de rechtbank slechts worden volstaan met een vrijheidsbenemende straf. De rechtbank heeft daarbij acht geslagen op de oriëntatiepunten voor straftoemeting van het LOVS en de straffen die in soortgelijke zaken worden opgelegd. Alles afwegend acht zij een gevangenisstraf van twaalf maanden met aftrek van voorarrest passend en geboden. Voor een voorwaardelijk deel ziet zij gelet op de bevindingen van de reclassering geen aanleiding.
Vanwege de bewezenverklaarde poging tot zware mishandeling is de rechtbank met de officier van justitie van oordeel dat tevens een OBM aan verdachte moet worden opgelegd. Anders dan de officier van justitie acht zij een geheel onvoorwaardelijke OBM van achttien maanden op zijn plaats. Dit omdat uit het feit dat verdachte op meerdere momenten zeer gevaarlijk rijgedrag heeft vertoond en daardoor de veiligheid van andere verkeerdeelnemers in gevaar heeft gebracht, overduidelijk is gebleken dat verdachte zich aan niets gelegen laat liggen.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de verdachte in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma als bedoeld in artikel 4 van de Penitentiaire beginselenwet.

7.De benadeelde partijen

[verbalisant03]
De benadeelde partij [verbalisant03] vordert voor feit 1 onder parketnummer 02-172329-22 een schadevergoeding van € 2.135,- waarvan € 385,- voor materiële schade en € 1.750,- voor immateriële schade.
De rechtbank heeft hiervoor overwogen dat bewezen kan worden verklaard dat verdachte dit feit heeft gepleegd. Dit betekent dat verdachte onrechtmatig heeft gehandeld tegenover de benadeelde partij en dat hij verplicht is de schade van de benadeelde partij te vergoeden.
De door de benadeelde gevorderde schadevergoeding is naar het oordeel van de rechtbank voldoende onderbouwd en daardoor toewijsbaar. Deze schade staat ook in een voldoende verband met het bewezenverklaarde handelen van verdachte, zodat sprake is van schade die een rechtstreeks gevolg is van het bewezenverklaarde feit. De rechtbank zal het gevorderde bedrag dan ook toewijzen.
De rechtbank wijst tevens de verzochte wettelijke rente toe, vanaf 10 juli 2022 tot aan de dag der algehele voldoening.
De rechtbank zal ook de schadevergoedingsmaatregel opleggen tot betaling van het toegekende schadebedrag. Dit betekent dat het CJIB de inning zal verzorgen en dat bij niet betaling gijzeling kan worden toegepast als dwangmiddel.
[slachtoffer02]
De benadeelde partij [slachtoffer02] vordert voor feit 1 onder parketnummer 02-124263-22 een schadevergoeding van € 405,04 waarvan € 5,04 voor materiële schade en € 400,- voor immateriële schade.
De rechtbank heeft hiervoor overwogen dat bewezen kan worden verklaard dat verdachte dit feit heeft gepleegd. Dit betekent ook dat verdachte onrechtmatig heeft gehandeld tegenover de benadeelde partij en dat hij verplicht is de schade van de benadeelde partij te vergoeden.
De door de benadeelde gevorderde materiële schadevergoeding is voldoende onderbouwd en acht de rechtbank toewijsbaar. De door de benadeelde gevorderde immateriële schadevergoeding acht de rechtbank voldoende onderbouwd en toewijsbaar tot een bedrag van € 250,-.
Deze schade staat ook in een voldoende verband met het bewezenverklaarde handelen van verdachte, zodat sprake is van schade die een rechtstreeks gevolg is van het bewezenverklaarde feit. De rechtbank zal het gevorderde tot een bedrag van E 250,- daarom toewijzen, en de vordering voor het overige niet-ontvankelijk verklaren.
De rechtbank wijst de verzochte wettelijke rente toe, voor de materiële schade vanaf 15 juni 2023 en voor de immateriële schade vanaf 17 mei 2022 tot aan de dag der algehele voldoening.
De rechtbank zal tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen tot betaling van het toegekende schadebedrag. Dit betekent dat het CJIB de inning zal verzorgen en dat bij niet betaling gijzeling kan worden toegepast als dwangmiddel.
[slachtoffer01]
De benadeelde partij [slachtoffer01] vordert voor feit 1 en 4 onder parketnummer 02-124263-22 een schadevergoeding van € 639,30 waarvan € 139,30 voor materiële schade en € 500,- voor immateriële schade.
Materiële schade
Uit het schadeonderbouwingsformulier blijkt dat de gevorderde materiele schade ziet op inkomstenderving en reiskosten wegens het bijwonen van de strafzaak. De rechtbank heeft geconstateerd dat de benadeelde partij [slachtoffer01] niet op de zitting van de strafzaak aanwezig is geweest en deze schade dus niet heeft geleden. De rechtbank wijst de gevorderde schade daarom af.
Immateriële schade
De gevorderde immateriële schade ziet volgens het schadeonderbouwingsformulier op de feiten 1 en 4 van parketnummer 02-124263-22. Uit het voorgaande blijkt dat verdachte van feit 1 is vrijgesproken. Wel is feit 4 bewezenverklaard. Voor dat feit is heeft verdachte onrechtmatig heeft gehandeld tegenover de benadeelde partij en is hij verplicht de schade van de benadeelde partij te vergoeden. Gelet op het feit dat de gevorderde immateriële schade ziet op twee feiten waarvan slechts één feit bewezen is verklaard, begroot de rechtbank de schade naar billijkheid op € 250,-. Voor dat bedrag is de gevorderde schade voldoende onderbouwd. Deze schade staat ook in een voldoende verband met het bewezenverklaarde handelen van verdachte, zodat ook sprake is van schade die een rechtstreeks gevolg is van het bewezenverklaarde feit.
Voor het overige wijst de rechtbank de gevorderde immateriële schade af.
De rechtbank wijst de verzochte wettelijke rente voor het toegewezen bedrag aan immateriële schade toe vanaf 17 mei 2022 tot aan de dag der algehele voldoening.
De rechtbank legt tevens de schadevergoedingsmaatregel op tot betaling van het toegekende schadebedrag. Dit betekent dat het CJIB de inning zal verzorgen en dat bij niet betaling gijzeling kan worden toegepast als dwangmiddel.

8.Het beslag

De teruggave aan verdachte
De rechtbank zal de teruggave gelasten van het hierna in de beslissing genoemde in beslag genomen voorwerp aan verdachte, aangezien dit voorwerp niet vatbaar is voor verbeurdverklaring of onttrekking aan het verkeer en onder verdachte in beslag genomen.

9.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 36f, 45, 57, 285, 300, 302, 310, 321 en 350 van het Wetboek van Strafrecht en 179a van de Wegenverkeerswet 1994.

10.De beslissing

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het tenlastegelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezenverklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
02-172329-22
feit 1:Poging tot zware mishandeling;
feit 2:Verduistering, gepleegd door hem die het goed uit hoofde van zijn persoonlijke dienstbetrekking onder zich heeft, meermalen gepleegd;
02-124263-22
feit 1:Bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht;
feit 2:Opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, vernielen;
feit 3:Opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, vernielen;
feit 4:Mishandeling;
02-138239-22
Diefstal, meermalen gepleegd;
02-023657-23
Diefstal;
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot
een gevangenisstraf van twaalf maanden;
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf;
- veroordeelt verdachte tot
een ontzegging van de bevoegdheid om motorrijtuigen te besturen van achttien maanden;
Benadeelde partijen
[verbalisant03] (feit 1 parketnummer 02-172329-22)
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [verbalisant03] van € 2.135,- waarvan € 385,- aan materiële schade en € 1.750,- aan immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 10 juli 2022 tot aan de dag der voldoening;
- veroordeelt verdachte in de kosten van de benadeelde partij tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot nu toe begroot op nihil;
- legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer [verbalisant03] € 2.135,- te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 10 juli 2022 tot aan de dag der voldoening;
- bepaalt dat bij niet betaling 31 dagen gijzeling kan worden toegepast, met dien verstande dat toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft;
- bepaalt dat bij voldoening van de schadevergoedingsmaatregel de betalingsverplichting aan de benadeelde partij vervalt en omgekeerd;
[slachtoffer02] (feit 1 parketnummer 02-124263-22)
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer02] van € 255,04, waarvan € 5,04 aan materiële schade en € 250,- aan immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente voor de materiële schade vanaf 15 juni 2023 en voor de immateriële schade vanaf 17 mei 2022 tot aan de dag der algehele voldoening;
- veroordeelt verdachte in de kosten van de benadeelde partij tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot nu toe begroot op nihil;
- verklaart de benadeelde partij in het overige gedeelte van de vordering niet-ontvankelijk
- legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het [slachtoffer02] , € 255,04 te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente voor de materiële schade vanaf 15 juni 2023 en voor de immateriële schade vanaf 17 mei 2022 tot aan de dag der algehele voldoening;
- bepaalt dat bij niet betaling vijf dagen gijzeling kan worden toegepast, met dien verstande dat toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft;
- bepaalt dat bij voldoening van de schadevergoedingsmaatregel de betalingsverplichting aan de benadeelde partij vervalt en omgekeerd;
[slachtoffer01] (feit 1 en 4 parketnummer 02-124263-22)
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer01] van € 250,- terzake van immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 17 mei 2022 tot aan de dag der algehele voldoening;
- veroordeelt verdachte in de kosten van de benadeelde partij tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot nu toe begroot op nihil;
- wijst de vordering van de benadeelde partij voor het overige af;
- legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het [slachtoffer01] € 250,- te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 17 mei 2022 tot aan de dag der algehele voldoening;
- bepaalt dat bij niet betaling vijf dagen gijzeling kan worden toegepast, met dien verstande dat toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft;
- bepaalt dat bij voldoening van de schadevergoedingsmaatregel de betalingsverplichting aan de benadeelde partij vervalt en omgekeerd;
Beslag
- gelast de teruggave aan verdachte van het inbeslaggenomen voorwerp, te weten 1 STK Kleding (Omschrijving: G2473005, blauw).
Dit vonnis is gewezen door mr. C.H.W.M. Sterk, voorzitter, mr. D.S.G. Froger en mr. R.H.M. Pooyé, rechters, in tegenwoordigheid van mr. M. de Jonge, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 29 juni 2023.
Mr. Froger is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.