ECLI:NL:RBZWB:2023:4469

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
29 juni 2023
Publicatiedatum
28 juni 2023
Zaaknummer
02-261869-22
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van aanranding, bewezenverklaring van ontucht met minderjarige kleinzoon

In de strafzaak tegen de verdachte, geboren in 1946, heeft de rechtbank Zeeland-West-Brabant op 29 juni 2023 uitspraak gedaan. De verdachte werd beschuldigd van aanranding en ontucht met zijn minderjarige kleinzoon, geboren in 2005. Tijdens de zitting op 15 juni 2023 heeft de officier van justitie, mr. M. Jansen, geconcludeerd dat de aanranding niet bewezen kon worden, maar dat er wel voldoende bewijs was voor ontucht. De verdediging stelde dat er geen dwang was en dat de verdachte niet verantwoordelijk was voor de zorg van het slachtoffer, wat leidde tot een verzoek om vrijspraak.

De rechtbank oordeelde dat er geen dwang was bij de aanranding, waardoor de verdachte werd vrijgesproken van het primair tenlastegelegde feit. Echter, de rechtbank concludeerde dat de verdachte wel ontucht had gepleegd, aangezien hij de minderjarige aan zijn zorg had toevertrouwd tijdens het vervoer naar zijn vader. De rechtbank achtte het bewezen dat de verdachte op 21 februari 2022 ontuchtige handelingen had verricht met zijn kleinzoon, wat leidde tot een taakstraf van 100 uren. De rechtbank oordeelde dat het taakstrafverbod niet van toepassing was, gezien de omstandigheden van de zaak.

De benadeelde partij, het slachtoffer, had zich gevoegd in de procedure, maar de rechtbank verklaarde de vordering niet-ontvankelijk omdat er geen schadebedragen waren opgegeven. De rechtbank baseerde haar beslissing op de relevante artikelen van het Wetboek van Strafrecht en sprak de verdachte vrij van het primair tenlastegelegde feit, terwijl het bewezenverklaarde feit werd gesanctioneerd met een taakstraf.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Strafrecht
Zittingsplaats: Middelburg
parketnummer: 02-261869-22
vonnis van de meervoudige kamer van 29 juni 2023
in de strafzaak tegen
[verdachte01]
geboren op [geboortedatum01] 1946 te [geboorteplaats01]
wonende te [adres01] , [postcode01] [plaats01]
raadsvrouw mr. J.E. de Glopper, advocaat te Goes

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 15 juni 2023, waarbij de officier van justitie, mr. M. Jansen, en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte zijn kleinzoon [slachtoffer01] heeft aangerand dan wel dat hij ontucht heeft gepleegd met [slachtoffer01] .

3.De voorvragen

De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.

4.De beoordeling van het bewijs

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie is van mening dat de primair tenlastegelegde aanranding niet bewezen kan worden verklaard. Wel acht zij wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het plegen van ontucht met [slachtoffer01] . Zij baseert zich daarbij op de verklaringen van [slachtoffer01] en op de verklaring van verdachte zelf.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging is van mening dat de rechtbank niet tot een bewezenverklaring kan komen van het primair tenlastegelegde. Er was namelijk geen sprake van dwang richting [slachtoffer01] en uit de verklaringen van [slachtoffer01] blijkt ook niet dat hij dwang heeft ervaren. Ook kan niet gekomen worden tot een bewezenverklaring van het subsidiair tenlastegelegde, omdat niet aangetoond kan worden dat [slachtoffer01] aan de zorg of waakzaamheid van verdachte was toevertrouwd. De feitelijke verzorging van [slachtoffer01] ligt bij zijn ouders. Gelet hierop dient verdachte dan ook integraal vrijgesproken te worden.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1
De bewijsmiddelen
Indien hoger beroep wordt ingesteld zullen de bewijsmiddelen worden uitgewerkt en opgenomen in een bijlage die aan het vonnis zal worden gehecht.
4.3.2
De bijzondere overwegingen omtrent het bewijs
De rechtbank stelt op grond van het dossier en het verhandelde ter zitting vast dat [slachtoffer01] op 21 februari 2022 zijn opa, verdachte, heeft gevraagd om hem met de auto naar zijn vader te brengen om een telefoonoplader op te halen. [slachtoffer01] was op dat moment een minderjarige jongen van 16 jaar met een taalontwikkelingsachterstand en autisme. Verdachte heeft het verzoek van [slachtoffer01] ingewilligd en heeft hem in zijn auto meegenomen naar de vader van [slachtoffer01] . Op de terugweg, wanneer zij weer bijna thuis zijn, stopt verdachte op een parkeerterrein in [plaats01] . Naar aanleiding van een gesprek tussen verdachte en [slachtoffer01] over seks is er namelijk sprake van seksuele opwinding bij [slachtoffer01] en hij begint zich af te trekken in de auto van verdachte. Op enig moment pakt verdachte de penis van [slachtoffer01] vast en trekt hem af – naar verdachte zegt, om [slachtoffer01] te helpen – waarna [slachtoffer01] het weer van verdachte overneemt.
De rechtbank is van oordeel dat geen sprake is geweest van dwang en dat om die reden de primair tenlastegelegde aanranding niet bewezen kan worden verklaard. De verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.
Anders dan de verdediging is de rechtbank wel van oordeel dat de minderjarige [slachtoffer01] aan de feitelijke zorg en waakzaamheid van verdachte, zijn opa, was toevertrouwd toen hij [slachtoffer01] vervoerde naar zijn vader en terug naar huis. In die hoedanigheid heeft verdachte aan de penis van [slachtoffer01] gezeten en zich daarmee schuldig gemaakt een het plegen van ontucht, zoals subsidiair tenlastegelegd is.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
subsidiair:
op 21 februari 2022 te [plaats01] , gemeente [plaats02] ontucht heeft gepleegd met de aan zijn zorg, opleiding en/of waakzaamheid toevertrouwde minderjarige [slachtoffer01] , geboren op [geboortedatum02] 2005, door de penis van die [slachtoffer01] te betasten.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

5.De strafbaarheid

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Dit levert het in de beslissing genoemde strafbare feit op.
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.

6.De strafoplegging

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie is van mening dat het taakstrafverbod van artikel 22b van het Wetboek van Strafrecht (hierna Sr) van toepassing is. Zij vordert aan verdachte op te leggen een gevangenisstraf van 9 maanden waarvan 6 maanden met een proeftijd van 3 jaren.
6.2
Het standpunt van de verdediging
Indien de rechtbank toch tot een bewezenverklaring komt, wordt verzocht rekening te houden met de persoonlijke omstandigheden van verdachte, waaronder zijn leeftijd, zijn gezondheidsklachten en het gegeven dat binnen de familie een oplossing is gezocht. Ook is aangevoerd dat verdachte hulp heeft gezocht en een traject bij [naam01] heeft doorlopen. Tot slot is ook verzocht om met de rol van [slachtoffer01] zelf rekening te houden.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Verdachte heeft in zijn auto ontuchtige handelingen gepleegd bij zijn zestienjarige kleinzoon [slachtoffer01] door hem af te trekken. Dit is een ernstig feit, met voor [slachtoffer01] en zijn familie verstrekkende gevolgen. Verdachte heeft door zijn handelingen de grenzen van [slachtoffer01] en wat sociaal-ethisch geaccepteerd is overschreden. Gebleken is dat [slachtoffer01] ook thans nog last heeft van wat er tussen hem en zijn opa is voorgevallen.
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank acht geslagen op de omstandigheid dat verdachte op oprechte wijze zijn spijt heeft betuigd en dat hij meteen hulp heeft gezocht bij [naam01] . Daar heeft hij met goed gevolg een behandeling doorlopen. Verdachte heeft laten zien dat hij inziet dat hij niet juist heeft gehandeld.
De rechtbank neemt ook mee dat de familieverhoudingen danig verstoord zijn geraakt en dat verdachte door zijn daad veel kwijt is geraakt. Verdachte heeft geen contact meer met zijn kleinzoon [slachtoffer01] en met een aantal andere van zijn (klein)kinderen.
Op grond van dit alles is de rechtbank van oordeel dat het opleggen aan verdachte van een taakstraf van 100 uren passend en geboden is. Anders dan de officier van justitie is de rechtbank van oordeel dat het taakstrafverbod niet van toepassing is. Er is weliswaar sprake van een inbreuk op de lichamelijke integriteit van het slachtoffer maar, gelet op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde feit is gepleegd, kan niet worden geoordeeld dat die inbreuk zodanig is dat het taakstrafverbod aan de orde is.

7.De benadeelde partij

Het [slachtoffer01] heeft zich als benadeelde partij gevoegd en [naam02] (vader van het slachtoffer) heeft als zijn wettelijk vertegenwoordiger een schadevergoedingsformulier ingediend. De rechtbank constateert echter dat er geen bedragen op dat formulier zijn ingevuld en ook op zitting niet zijn genoemd, zodat de omvang van de schade niet kan worden vastgesteld.
Verdere behandeling van de vordering levert naar het oordeel van de rechtbank een onevenredige belasting van het strafgeding op, zodat de vordering van de benadeelde partij niet-ontvankelijk zal worden verklaard. De vordering kan bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.

8.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 9, 22c, 22d en 249 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

9.De beslissing

De rechtbank:
Vrijspraak
-
spreekt verdachte vrijvan het primair tenlastegelegde feit;
Bewezenverklaring
- verklaart het tenlastegelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezenverklaarde het volgende strafbare feit oplevert:
Ontucht plegen met een aan zijn zorg, opleiding of waakzaamheid toevertrouwde
minderjarige;
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot
een taakstraf van 100 uren;
- beveelt dat indien verdachte de taakstraf niet naar behoren verricht,
vervangende hechteniszal worden toegepast van
50 dagen;
Benadeelde partijen
- verklaart de benadeelde partij [slachtoffer01] niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de vordering bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht;
- veroordeelt de benadeelde partij [slachtoffer01] in de kosten van verdachte, tot nu toe begroot op nihil.
Dit vonnis is gewezen door mr. J. Bergen, voorzitter, mr. A.B. Scheltema Beduin en mr. T. Kemper, rechters, in tegenwoordigheid van mr. M.R. Tafazzul, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 29 juni 2023.
De jongste rechter en de griffier zijn niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.