ECLI:NL:RBZWB:2023:4444

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
6 juni 2023
Publicatiedatum
27 juni 2023
Zaaknummer
C/02/409165/ JE RK 23-748
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Rekestprocedure
Rechters
  • mr. de Beer
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ondertoezichtstelling van minderjarigen wegens ernstige bedreiging in ontwikkeling

Op 6 juni 2023 heeft de kinderrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een zaak betreffende de ondertoezichtstelling van twee minderjarigen, [minderjarige01] en [minderjarige02]. De Raad voor de Kinderbescherming heeft verzocht om deze ondertoezichtstelling voor de duur van twaalf maanden, met uitvoerbaarverklaring bij voorraad. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de ontwikkeling van de minderjarigen ernstig wordt bedreigd door de onveilige opvoedingsomgeving, veroorzaakt door spanningen tussen de ouders, incidenten van huiselijk geweld en de problematiek van de vader, waaronder middelengebruik. Tijdens de mondelinge behandeling is gebleken dat de ouders niet in staat zijn om op constructieve wijze met elkaar te communiceren, wat leidt tot een onveilige situatie voor de kinderen.

De kinderrechter heeft de zorgen van de Raad gedeeld en benadrukt dat de ouders de verantwoordelijkheid voor de verzorging en opvoeding van de kinderen onvoldoende accepteren. Er is een noodzaak voor hulpverlening, waaronder Individuele Psychosociale Therapie (IPT), om de ouders te ondersteunen in het verbeteren van hun communicatie en het creëren van een veilige omgeving voor de kinderen. De kinderrechter heeft de ondertoezichtstelling goedgekeurd en de GI (Gecertificeerde Instelling) de regie gegeven over de hulpverlening. De beslissing is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 6 juni 2023, met de beschikking die uitvoerbaar is verklaard bij voorraad.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Familie- en Jeugdrecht
Locatie Middelburg
Zaaknummer: C/02/409165/ JE RK 23-748
Datum uitspraak: 6 juni 2023

Beschikking van de kinderrechter over een ondertoezichtstelling

in de zaak van

RAAD VOOR DE KINDERBESCHERMING,

locatie Middelburg, hierna te noemen: de Raad,
betreffende

[minderjarige01] , geboren op [geboortedatum01] 2012 te [geboorteplaats01] ,

hierna te noemen: [minderjarige01] .

[minderjarige02] , geboren op [geboortedatum02] 2014 te [geboorteplaats01] ,

hierna te noemen: [minderjarige02] .
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:

[de moeder01] ,

hierna te noemen: de moeder,
wonende te [woonplaats01] ,
advocaat: mr. M. Krijger te Goes,

[de vader01] ,

hierna te noemen: de vader,
wonende te [woonplaats02] .
De kinderrechter merkt als informant aan:
STICHTING JEUGDBESCHERMING WEST ZEELAND, hierna te noemen de Gecertificeerde Instelling (de GI), gevestigd te Middelburg.

Het procesverloop

Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het verzoek met bijlage(n) van de Raad van 2 mei 2023, ingekomen bij de griffie op 2 mei 2023.
Op 6 juni 2023 heeft de kinderrechter de zaak tijdens de mondelinge behandeling met gesloten deuren behandeld.
Verschenen zijn:
- de moeder, bijgestaan door haar advocaat;
- de vader, bijgestaan door zijn advocaat;
- een vertegenwoordiger van de Raad.

De feiten

Het ouderlijk gezag over [minderjarige01] en [minderjarige02] wordt uitgeoefend door de ouders.
[minderjarige01] en [minderjarige02] wonen bij de moeder.

Het verzoek

De Raad verzoekt de ondertoezichtstelling van [minderjarige01] en [minderjarige02] voor de duur van twaalf maanden, met uitvoerbaarverklaring bij voorraad.

Het standpunt van de Raad en van de belanghebbende(n)

De Raad voert in het verzoek en tijdens de mondelinge behandeling aan dat hij zich grote zorgen maakt om [minderjarige01] en [minderjarige02] . Er zijn zorgen over hun sociaal-emotionele ontwikkeling vanwege spanningen in de relatie tussen de ouders, het incident van huiselijk geweld tussen hen, de geschiedenis van middelengebruik van de vader en het verschil van mening tussen de ouders over welke zorgregeling het meest passend is. [minderjarige01] en [minderjarige02] groeien op in een onrustige en onveilige opvoedingsomgeving. De oorzaak hiervan is de persoonlijke problematiek van vader (middelengebruik) van waaruit communicatieproblemen tussen de ouders zijn ontstaan die vervolgens over zijn gegaan van verbaal tot fysiek geweld. Er is sprake van een ernstig verstoorde communicatie tussen de ouders die lijkt te verharden. Na het contactverbod dat aan de vader is opgelegd hebben ouders in het geheel geen contact meer met elkaar gehad. [minderjarige01] en [minderjarige02] ervaren onvoldoende rust in de thuissituatie. Ook maakt de Raad zich zorgen over het tijdelijk verlies van contact tussen de kinderen en vader. De moeder vertrouwt vader niet en wil niet meewerken aan uitbreiding van de omgang die volgens [Jeugdhulp01] onbegeleid kan plaatsvinden. De Raad adviseert voor zowel de vader als de moeder inzet van IPT. De doelen waaraan gewerkt moet worden luiden:
- [minderjarige01] en [minderjarige02] kunnen erop vertrouwen dat zij niet meer geconfronteerd worden met spanningen tussen ouders en ondervinden geen last meer van de meningsverschillen of ruzies tussen de ouders;
- [minderjarige01] en [minderjarige02] ervaren ruimte om de band met beide ouders te onderhouden en hun loyaliteit naar beide ouders vorm te geven;
-Ouders zijn in staat om voldoende vertrouwen in elkaar te stellen om een ongedwongen contact tussen [minderjarige01] en [minderjarige02] en hun vader te laten bestaan
- ouders accepteren benodigde hulpverlening en houden zich aan gemaakte (hulpverlenings)afspraken
-ouders hebben een constructieve communicatie in het belang van [minderjarige01] en [minderjarige02]
-ouders zijn in staat om hun rol als ouder samen vorm te geven zonder conflicten of geweld
-ouders ontvangen psycho-educatie over wat loyaliteit en een scheiding met kinderen doen
-ouders spreken neutraal, en niet negatief over elkaar.
Ouders hebben beide een andere visie op wat nodig is in de omgang tussen de vader en de kinderen. De moeder wenst dat de omgang begeleid blijft en de vader wil zo snel als mogelijk is onbegeleide omgang met [minderjarige01] en [minderjarige02] . De GI dient hierin de regie te nemen en kan ook informatie inwinnen bij [Jeugdhulp01] , die nu ook al betrokken is.
Door en namens de vader wordt tijdens de mondelinge behandeling aangevoerd dat hij geen verweer voert tegen het verzoek tot ondertoezichtstelling van [minderjarige01] en [minderjarige02] . De vader wil graag dat er toegewerkt wordt naar onbegeleide omgang tussen hem en de kinderen. Sinds het begin van het jaar vindt er via [Jeugdhulp01] 1 uur per week begeleide omgang tussen hen plaats maar dat is te weinig. Moeder weigert mee te werken aan verdere uitbreiding van de omgang. Vader mist de kinderen en de kinderen geven aan dat ze hem ook missen. Vader hoopt dat door middel van de ondertoezichtstelling verdere stappen kunnen worden gemaakt in de uitbreiding van de omgang.
Door en namens de moeder wordt tijdens de mondelinge behandeling aangevoerd dat ze het eens is met het verzoek tot ondertoezichtstelling. Het is begrijpelijk dat vader de kinderen graag wil zien en de kinderen willen vader ook graag zien, maar dat moet wel op een veilige manier gebeuren. De moeder hoopt dat er goede begeleiding komt vanuit de GI waardoor de veiligheid gewaarborgd wordt tijdens de omgang en ook dat er afspraken komen over de communicatie tussen ouders. De moeder ervaart nog veel spanning en angst richting de vader dus daar moet ook hulpverlening op worden ingezet. Het maken van een veiligheidsplan en een veiligheidstaxatie is een vereiste. Moeder zal op korte termijn starten met een traject van traumatherapie. Ook zal zij haar medewerking verlenen aan hulpverlening in het kader van IPT.

De beoordeling

Op basis van de stukken en de mondelinge behandeling is de kinderrechter van oordeel dat is voldaan aan het wettelijke criterium genoemd in artikel 1:255 van het Burgerlijk Wetboek. De kinderrechter is van oordeel dat [minderjarige01] en [minderjarige02] ernstig in hun ontwikkeling worden bedreigd, dat de ouders de zorg die in verband met het wegnemen van deze bedreiging onvoldoende accepteren maar de verwachting gerechtvaardigd is dat zij de verantwoordelijkheid voor de verzorging en de opvoeding van [minderjarige01] en [minderjarige02] , met behulp van de in te zetten hulpverlening, binnen een voor hen aanvaardbare termijn weer in staat zijn te dragen. Net als de Raad maakt de kinderrechter zich zorgen over de sociaal-emotionele ontwikkeling van [minderjarige01] en [minderjarige02] vanwege de spanningen in de relatie tussen de ouders. [minderjarige01] en [minderjarige02] groeien op in een onrustige en onveilige opvoedingsomgeving. De oorzaak hiervan zijn de communicatieproblemen tussen de ouders die zijn ontstaan naar aanleiding van verbaal en fysiek geweld dat tussen de ouders heeft plaatsgevonden. Er is sprake van een ernstig verstoorde communicatie tussen de ouders die lijkt te verharden. Het tijdelijk verlies van contact tussen de minderjarigen en vader baart de kinderrechter ook zorgen. De minderjarigen missen hun vader maar het lukt de ouders niet zelf om afspraken te maken over (hervatting van) de omgang. [minderjarige01] en [minderjarige02] moeten erop kunnen vertrouwen dat er geen ruzies of meningsverschillen meer plaatsvinden tussen de ouders. Ook moeten zij de ruimte gaan ervaren dat ze een onbelast contact met ieder van de ouders mogen hebben. Ouders daarentegen moeten elkaar weer leren vertrouwen om zo een onbelast contact tussen [minderjarige01] en [minderjarige02] en hun vader vorm te kunnen geven. Zij moeten leren om weer op een constructieve wijze met elkaar te communiceren en hun rol als ouders weer samen vorm te geven. Net als de Raad acht de kinderrechter hiervoor de inzet van IPT bij zowel de vader als de moeder thuis, noodzakelijk. De kinderrechter vindt het goed van de moeder dat zij gaat beginnen aan een traject van traumatherapie, zodat zij daarmee kan werken aan het verwerken van de heftige gebeurtenissen uit het verleden. Het is aan de GI om te beoordelen of een vorm van psycho-educatie benodigd is voor de ouders. De GI dient in deze zaak strak de regie te pakken, zeker gelet op het feit dat de ouders lijnrecht tegenover elkaar staan als het gaat om de (hervatting van de) omgang tussen de vader en de minderjarigen. Gelet op de door de Raad gestelde doelen is een ondertoezichtstelling voor de duur van twaalf maanden benodigd.
Dit leidt tot de volgende beslissing.

De beslissing

De kinderrechter:
stelt [minderjarige01] en [minderjarige02] onder toezicht van Stichting jeugdbescherming West Zeeland met ingang van 6 juni 2023 en tot 6 juni 2024;
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beslissing is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 6 juni 2023 door mr. de Beer, kinderrechter, in tegenwoordigheid van mr. Duerink-Bottinga, als griffier.
Deze beslissing is schriftelijk vastgesteld op 23 juni 2023.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en de belanghebbende(n) aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch.