ECLI:NL:RBZWB:2023:44

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
5 januari 2023
Publicatiedatum
5 januari 2023
Zaaknummer
AWB- 21_1866
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen niet-ontvankelijk verklaring van bezwaar door college van burgemeester en wethouders

In deze zaak heeft eiser beroep ingesteld tegen het besluit van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Tilburg, waarin zijn bezwaar tegen een eerdere beslissing niet-ontvankelijk is verklaard. De rechtbank heeft de zaak behandeld op 21 december 2022, maar zowel eiser als verweerder zijn niet verschenen. Eiser heeft in februari 2021 een klacht ingediend bij het college, waarin hij verzocht om onderzoek naar zijn situatie en om hulp bij het vinden van werk. Hij heeft aangegeven dat hij de afgelopen jaren regelmatig zijn baan heeft verloren en dat hij in een ernstige situatie verkeert. Het college heeft in maart 2021 gereageerd op de klacht, maar heeft aangegeven dat zij niet in staat zijn om een baan voor eiser te creëren, hoewel zij wel ondersteuning kunnen bieden bij het vinden van passend werk.

Eiser heeft bezwaar gemaakt tegen de reactie van het college, maar het college heeft dit bezwaar kennelijk niet-ontvankelijk verklaard, omdat de brief van maart 2021 niet als een besluit in de zin van de Algemene wet bestuursrecht kan worden aangemerkt. De rechtbank heeft geoordeeld dat de brief een reactie op een klacht is en niet gericht is op rechtsgevolg. Hierdoor heeft de rechtbank geconcludeerd dat het college het bezwaar van eiser terecht niet-ontvankelijk heeft verklaard. De rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard, wat betekent dat eiser geen gelijk heeft gekregen en ook geen proceskostenvergoeding ontvangt.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Zittingsplaats Breda
Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 21/1866 WET

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 5 januari 2023 in de zaak tussen

[naam eiser] , uit [plaatsnaam] , eiser,

en

Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Tilburg (verweerder)

(gemachtigde: [naam gemachtigde] ).

Inleiding

Eiser heeft beroep ingesteld tegen het besluit van 8 april 2021 (bestreden besluit) waarin het college zijn bezwaar niet-ontvankelijk heeft verklaard.
De rechtbank heeft het beroep behandeld op de zitting van 21 december 2022. Eiser en verweerder zijn, met voorafgaande kennisgeving, niet verschenen.
1.
Feiten
Eiser heeft op 20 februari 2021 een klacht bij het college ingediend. Hij is van mening dat het college onderzoek moet doen naar zijn situatie en voor hem een baan dient te creëren. De afgelopen drie jaar heeft hij iedere 5 tot 6 weken ten onrechte zijn baan verloren en hij is inmiddels in een situatie komen te verkeren die naar zijn mening onder het strafrecht valt als poging tot moord.
Bij brief van 8 maart 2021 heeft het college op eisers klacht gereageerd. Aan eiser is meegedeeld dat noch de gemeente, noch het UWV in staat is om voor hem een baan te creëren. Wel kunnen beide instanties eiser helpen bij het vinden van passend werk. Zolang eiser een uitkering van het UWV ontvangt, kan eiser daar terecht voor hulp bij het vinden van werk. Aan eiser is uitgelegd onder welke omstandigheden hij een bijstandsuitkering kan aanvragen bij de gemeente.
Tegen deze brief heeft eiser bezwaar gemaakt. Hij heeft afgezien van een hoorzitting.
In het bestreden besluit is het bezwaar kennelijk niet-ontvankelijk verklaard. Volgens het college is de brief van 8 maart 2021 niet gericht op rechtsgevolg en is het daarmee geen besluit in de zin van artikel 1:3 van de Algemene wet bestuursrecht. Er zal niet inhoudelijk op de bezwaren worden ingegaan.
2.
Beroepsgronden
Eiser voert aan dat er sprake is van een beperking van vrijheid en poging tot moord omdat de gemeente zijn toegang tot werk blokkeert. Het is belangrijk voor eiser als direct slachtoffer en voor de samenleving in het algemeen dat de zaak wordt onderzocht.
3.
Beoordeling door de rechtbank
De rechtbank is van oordeel dat de brief waartegen eiser zijn bezwaar heeft gericht, niet kan worden aangemerkt als een besluit in de zin van artikel 1:3, eerste lid, van de Awb. De brief is een reactie op een klacht die eiser heeft ingediend, en is niet gericht op rechtsgevolg. Het college heeft de klacht van eiser onderzocht en heeft zijn bevindingen en conclusies aan eiser meegedeeld. De brief van 8 maart 2021 bevat daarom, zoals ook blijkt uit de vaste rechtspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State [1] geen besluit in de zin van artikel 1:3, eerste lid, van de Awb.
Dit betekent dat het college het bezwaar van eiser tegen de brief van 8 maart 2021 terecht niet-ontvankelijk heeft verklaard.
3.
Conclusie en gevolgen
Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat eiser geen gelijk krijgt van de rechtbank. Hij krijgt ook geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. V.M. Schotanus, rechter, in aanwezigheid van mr. J.M. van Sambeek, griffier, op 5 januari 2023 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.

Voetnoten

1.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 10 maart 2004, ECLI:NL:RVS:2004:AO5219