ECLI:NL:RBZWB:2023:4374

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
23 juni 2023
Publicatiedatum
23 juni 2023
Zaaknummer
02-032089-23 en 03-030929-22 (ttz.gev.)
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak en bewezenverklaring van drugshandel en -bezit met gevangenisstraf

In de strafzaak tegen de verdachte, geboren in 2000 en gedetineerd in Nieuwegein, heeft de rechtbank Zeeland-West-Brabant op 23 juni 2023 uitspraak gedaan. De verdachte werd beschuldigd van het bezit van 25,4 gram heroïne en de verlengde uitvoer van 2960 gram heroïne. Tijdens de zitting op 9 juni 2023 heeft de officier van justitie, mr. S.A.J. Louwers, de feiten gepresenteerd, waarbij de verdachte werd betrapt op het gooien van heroïne uit zijn autoraam tijdens een achtervolging door de politie. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op 31 januari 2023 op weg was naar de Belgische grens en dat hij de drugs in zijn voertuig vervoerde. De verdediging heeft betoogd dat de verdachte niet verantwoordelijk was voor de heroïne in de auto, maar de rechtbank oordeelde dat de verdachte wel degelijk wetenschap had van de drugs. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van het bezit van 25,4 gram heroïne, maar hem schuldig bevonden aan de verlengde uitvoer en het vervoeren van 2960 gram heroïne. De rechtbank heeft een gevangenisstraf van 28 maanden opgelegd, met aftrek van het voorarrest, en heeft de ernst van de feiten en de rol van de verdachte in de drugshandel in overweging genomen. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer en is openbaar gemaakt.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Strafrecht
Zittingsplaats: Breda
parketnummer: 02/032089-23 en 03/030929-22 (ttz.gev.)
vonnis van de meervoudige kamer van 23 juni 2023
in de strafzaak tegen
[verdachte01] ,
geboren op [geboortedatum01] 2000 te [geboorteplaats01] ,
adres te [adres01] , [postcode01] [plaats01] ,
gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting te Nieuwegein,
raadsman mr. T. Sönmez, advocaat te Rotterdam.

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 9 juni 2023, waarbij de officier van justitie, mr. S.A.J. Louwers, en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.
Ter zitting zijn overeenkomstig artikel 285 van het Wetboek van Strafvordering de zaken onder voormelde parketnummers gevoegd.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.
De verdenkingen komen er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan:
03/030929-22:het bezit van 25,5 gram heroïne;
02/032089-23:de verlengde uitvoer van 2960 gram heroïne (feit 1) en het vervoeren van 2960 gram heroïne (feit 2).

3.De voorvragen

De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.

4.De beoordeling van het bewijs

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht het tenlastegelegde feit onder parketnummer 03/030929-22 wettig en overtuigend bewezen. Het voertuig was van verdachte. De drugs zaten in een tasje op de achterbank van dat voertuig. Het is vaste rechtspraak dat in rechte ervan uitgegaan wordt dat de eigenaar van een voertuig weet wat zich in zijn voertuig bevindt, tenzij sprake is van sterke contra-indicaties daarvoor. De verklaring van verdachte, dat het tasje mogelijk van de jongen is geweest die is meegereden en dat hij niet wist wat daarin zat, is niet nader onderbouwd en ook niet geconcretiseerd en is daarmee onaannemelijk. Ook zijn er meerdere drugsgerelateerde goederen in de auto aangetroffen, wat de overtuiging sterkt dat verdachte wetenschap heeft gehad van de heroïne op de achterbank. Ook heeft verdachte hier beschikkingsmacht over gehad.
De officier van justitie acht de tenlastegelegde feiten onder parketnummer 02/032089-23 eveneens wettig en overtuigend bewezen. Op grond van de processen-verbaal van bevindingen van de verbalisanten en de dashcambeelden kan worden vastgesteld dat verdachte drie pakketten van ieder twee blokken heroïne uit zijn autoraam heeft gegooid. Dit betrof een totale hoeveelheid van 2980 gram. Verdachte was op weg naar België, hetgeen ook blijkt uit de openstaande navigatie op de inbeslaggenomen telefoon. De verklaring van verdachte, dat hij op weg was naar Prinsenbeek, is niet aannemelijk. Er is sprake van eendaadse samenloop voor de feiten 1 en 2.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bepleit dat verdachte moet worden vrijgesproken van het tenlastegelegde feit onder parketnummer 03/030929-22. Verdachte heeft bekend dat de Gucci tas, met daarin 100 pillen, van hem was. Dit bleek achteraf geen XTC te zijn, maar dit wist verdachte destijds niet. De Louis Vuitton tas, waarin de heroïne is gevonden, is niet van verdachte. De andere persoon in de auto, [naam01] , heeft verklaard dat die tas van hem was. Verdachte heeft geen wetenschap van de inhoud van die tas gehad, dan wel beschikkingsmacht daaroveren moet worden vrijgesproken van dit feit.
De raadsman heeft bepleit dat verdachte eveneens moet worden vrijgesproken van de tenlastegelegde feiten onder parketnummer 02/032089-23. Verdachte heeft verklaard dat hij de op de vluchtstrook aangetroffen tassen met kleding uit het raam van zijn auto heeft gegooid, maar heeft alle betrokkenheid bij de op de vluchtstrook aangetroffen blokken heroïne ontkend. De verbalisanten hebben gezien dat verdachte iets uit het raam van de auto heeft gegooid, maar dit betreft overduidelijk niet de aangetroffen blokken heroïne. Tussen het moment dat wordt gezien dat verdachte goederen uit zijn auto gooit en het moment van aantreffen van de blokken op de weg, zit bovendien 17 minuten tijd en niet valt uit te sluiten dat iemand anders in die tijd bij het zien van alle politievoertuigen de blokken uit zijn autoraam heeft gegooid. Indien de rechtbank wel van oordeel is dat verdachte betrokkenheid heeft gehad bij de blokken heroïne, kan niet worden bewezen dat verdachtes opzet was gericht op de uitvoer van de drugs, aangezien hij heeft verklaard dat hij op weg was naar een afspraak in Prinsenbeek.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1
De bewijsmiddelen
De bewijsmiddelen zijn in bijlage II aan dit vonnis gehecht.
4.3.2
De bijzondere overwegingen met betrekking tot het bewijs
03/030929-22
De rechtbank stelt op grond van het dossier vast, dat er op 22 september 2021 omstreeks 16:30 uur bij de politie een anonieme melding is binnengekomen dat er in de Prinses Beatrixstraat te Roermond in een zwarte Volkswagen Polo twee mannen zaten, die aan het dealen waren. Volgens de melding was de auto voorzien van het [kenteken01] , waarbij voor de melder de letter na de [letter01] niet zichtbaar was. Ter plaatse troffen de verbalisanten in een Volkswagen Polo met [kenteken01] [naam01] op de bestuurdersstoel aan en verdachte op de bijrijdersstoel. Verdachte was eigenaar van de Volkswagen Polo. Door de verbalisanten is tijdens de doorzoeking op de achterbank van de auto een zwarte heuptas van Louis Vuitton aangetroffen met daarin 25,40 gram (bruto) heroïne. Voorts is op de achterbank een heuptas aangetroffen van Gucci met daarin pillen. In de kofferbak werden drugsgerelateerde goederen, te weten een weegschaal, een lepel en sealtjes, aangetroffen. Verdachte heeft verklaard dat de tas van het merk Gucci met daarin pillen aan hem toebehoorde. [naam01] heeft verklaard dat de Louis Vuitton tas, waarin de heroïne is aangetroffen, van hem, [naam01] , was.
Om tot een bewezenverklaring te kunnen komen voor het aanwezig hebben van drugs, is vereist dat verdachte wetenschap van en beschikkingsmacht had over die drugs. Behoudens contra-indicaties geldt, dat ervan uit mag worden gegaan dat iemand wetenschap heeft van de spullen die zich in zijn eigen auto bevinden. In deze zaak is sprake van zo’n contra-indicatie, namelijk dat de ontkennende verklaring van verdachte wordt ondersteund door de verklaring van [naam01] . [naam01] heeft namelijk verklaard dat de tas waarin de heroïne is aangetroffen van hem en dus niet van verdachte was. Deze tas lag gesloten op de achterbank, waardoor de inhoud niet met het blote oog zichtbaar was. De anonieme melding zag weliswaar op dealen, maar niet concreet op het dealen in heroïne en kan daarom ook betrekking hebben gehad op de pillen, waarvan verdachte heeft verklaard dat hij dacht dat het xtc-pillen waren en dat die wel van hem waren. De rechtbank is van oordeel dat het dossier onvoldoende aanknopingspunten bevat aan de hand waarvan kan worden vastgesteld dat verdachte wetenschap heeft gehad van en de beschikkingsmacht heeft gehad over de aangetroffen heroïne in de tas van [naam01] . Nu de opzet op het aanwezig hebben van de drugs niet kan worden bewezen, zal verdachte worden vrijgesproken van het tenlastegelegde feit.
02/032089-23
Vaststelling van de feiten
De rechtbank stelt op grond van de in de bijlage genoemde bewijsmiddelen de volgende feiten en omstandigheden vast. Op 31 januari 2023 omstreeks 18:45 uur reed verdachte in een Opel Corsa met [kenteken02] over de A16 ter hoogte van Zevenbergschen Hoek in de richting van de Belgische grens. Later, bij aanhouding, bleek verdachte de enige inzittende van de Opel Corsa te zijn. De politie wilde verdachte controleren op grond van artikel 160 Wegenverkeerswet 1994 en gaf hem een volgteken. Verdachte volgde in eerste instantie het politievoertuig richting de afslag Prinsenbeek, maar ongeveer 20 meter voor het puntstuk veranderde verdachte plotseling van rijrichting en reed hij terug de A16 op. [verbalisant01] reed verdachte achterna. De verbalisant zag dat er direct na het puntstuk bij de afslag Prinsenbeek een voorwerp uit de auto gegooid werd, dat op de vluchtstrook terecht kwam. Verbalisant zag ook dat ongeveer 30 meter verder opnieuw iets uit het raam van de auto werd gegooid. Dit was een witkleurig voorwerp dat ook op de vluchtstrook terechtkwam. Toen dit voorwerp in contact kwam met de grond kwam er een witte poederachtige damp/stofpluim vanaf. Op de plek waar verdachte voor de eerste keer iets uit het voertuig heeft gegooid zijn twee tassen met kleding en schoenen aangetroffen. Op de plek waar verdachte voor de tweede keer iets uit het voertuig heeft gegooid, A16 hectometerpaal 58.9 gemeente Breda, zijn drie pakketten met ieder twee blokken heroïne aangetroffen. De totale hoeveelheid hiervan bedroeg 2960 gram (netto). Verdachte heeft bekend dat hij de tassen met kleding en schoenen uit zijn voertuig heeft gegooid.
Alternatieve scenario
Het door de verdediging geschetste alternatieve scenario, dat niet verdachte maar iemand anders, vanuit een andere auto, de blokken heroïne uit zijn/haar auto heeft gegooid bij het zien van de politie, wordt weerlegd door de bevindingen van de verbalisant ten tijde van de achtervolging, de beschrijving van de dashcambeelden door de politie en het aantreffen van de heroïne op de plek waar verdachte voor de tweede keer iets uit zijn raam heeft gegooid. [verbalisant01] werd die dag gefilmd voor het RTL-programma “Landelijke Eenheid in actie”. De rechtbank heeft ter zitting zowel de dashcambeelden van de politie als de camerabeelden van het RTL-programma “Landelijke Eenheid in actie” bekeken en beschreven en onderschrijft hetgeen is geverbaliseerd over de webcambeelden. De rechtbank heeft namelijk ook op de webcambeelden waargenomen dat de bestuurder van de grijze Opel Corsa op twee verschillende plekken iets uit zijn raam heeft gegooid. Verdachte heeft verklaard dat hij de bestuurder was van deze Opel Corsa en dat hij alleen in de auto zat.
De eerste keer is te zien dat uit de Opel Corsa van verdachte iets uit het raam aan de bijrijderszijde wordt gegooid, dat uit elkaar valt bij het raken van de vluchtstrook. Op die plek bleken tassen met kleding en schoenen te liggen, Verdachte heeft bekend die tassen uit het raam te hebben gegooid. De rechtbank heeft vervolgens waargenomen, dat verdachte voor de tweede keer iets uit het raam gooit, precies onder het verkeersbord met daarop vermeld de afslag richting de A58. De rechtbank heeft ook gezien dat hetgeen gegooid is uiteenvalt en dat er bij contact van dit voorwerp met de vluchtstrook een witte pluim/stofwolk omhoog komt. Precies onder het voornoemde verkeersbord worden door de verbalisanten de blokken heroïne aangetroffen. Gelet op het voorgaande kan worden vastgesteld dat verdachte, voordat hij deze uit het raam gooide, 2960 gram heroïne in zijn auto heeft vervoerd, waardoor verdachte zich in ieder geval schuldig heeft gemaakt aan feit 2.
Verlengde uitvoer
Vervolgens is het de vraag of sprake is van verlengde uitvoer in de zin van artikel 1 vijfde lid van de Opiumwet, ten laste gelegd onder feit 1. Onder verlengde uitvoer wordt verstaan het buiten het grondgebied van Nederland brengen. Het buiten het grondgebied van Nederland brengen, omvat naar vaste rechtspraak en gezien artikel 1 lid 5 van de Opiumwet, alle handelingen die betrekking hebben op de middelen die de Nederlandse grens zijn gepasseerd of waarvan het de bedoeling is dat ze over de grens worden gebracht. Om tot een bewezenverklaring te kunnen komen voor verlengde uitvoer is dan ook niet vereist dat de drugs Nederland daadwerkelijk hebben verlaten.
De rechtbank is van oordeel dat op grond van de bewijsmiddelen kan worden afgeleid dat verdachte de bedoeling had om met de drugs naar België te rijden en dus buiten het grondgebied van Nederland te brengen. Verdachte reed, voordat de verbalisanten hem wilden controleren, op de snelweg A16 richting de Belgische grens. Nadat de politie hem staande probeerde te houden, heeft verdachte zijn snelheid verhoogd tot een zeer hoge snelheid van ongeveer 170 kilometer per uur om met die snelheid verder richting de grens te rijden. Nadat het de verbalisanten was gelukt om verdachte staande te houden, is door een verbalisant vastgesteld, dat de navigatie op de telefoon van verdachte was ingesteld op de eindbestemming: [adres02] . Dit was in de buurt van Walibi België.
Daarbij komt dat de rechtbank het door verdachte geschetste scenario, dat hij een afspraak had in Prinsenbeek, volstrekt ongeloofwaardig acht. Verdachte heeft daarmee geen verklaring gegeven voor de instelling van zijn navigatie. Het is zeer onwaarschijnlijk dat iemand die een afspraak heeft in Prinsenbeek een adres in België gebruikt op zijn navigatie omdat hij dan in ieder geval langs Prinsenbeek komt. Desgevraagd kon verdachte ook niet aangeven hoe hij had moeten rijden om naar de plek in Prinsenbeek te gaan waar die afspraak zou zijn. Volgens zijn verklaring zou hij de navigatie hebben gebruikt om op de rechte snelweg vanaf Rotterdam Prinsenbeek te vinden en vervolgens heeft hij niet de weg in Prinsenbeek, die hij duidelijk niet kende, ingevoerd maar stond er een adres in België open. Verdachte heeft bij de politie verklaard dat hij niet zo goed wist waar hij moest zijn omdat hij Prinsenbeek niet echt kende. Ter zitting heeft verdachte verklaard dat hij bij het tankstation [naam02] in Prinsenbeek moest zijn en dat hij de route uit zijn hoofd kende omdat hij daar vaker was geweest. Bij doorvragen bleek dit niet het geval. Dit alles komt de rechtbank volstrekt ongeloofwaardig voor. Ook overigens heeft verdachte de gestelde afspraak op geen enkele wijze aannemelijk gemaakt. Verdachte wil/kan verder niet zeggen met wie hij daar een afspraak had, waarom hij een afspraak had en hoe deze afspraak tot stand was gekomen. Het had onder de gegeven omstandigheden op de weg van verdachte gelegen om hierover meer duidelijkheid te scheppen, maar ondanks het feit dat hij inmiddels al bijna vijf maanden in detentie verblijft, kan of wil hij hierover niet meer details geven. Bij het ontbreken van een concrete en aannemelijke verifieerbare verklaring van verdachte, kan het niet anders dan dat verdachte deze vage verklaring heeft afgelegd om te verhullen dat hij met de drugs op weg was naar België. Op basis van de route die verdachte heeft gereden voordat hij in de gaten had dat de politie hem wilde controleren, de eindbestemming ingesteld op zijn navigatie en het ontbreken van een concrete en verifieerbare verklaring voor een bestemming in Prinsenbeek, komt de rechtbank tot het oordeel dat sprake is van verlengde uitvoer in de zin van artikel 1 vijfde lid van de Opiumwet.
Conclusie
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de (verlengde) uitvoer van 2960 gram heroïne (feit 1). Verdachte heeft zich hierdoor ook schuldig gemaakt aan het vervoeren van die hoeveelheid heroïne (feit 2).
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
02/032089-23
feit 1op 31 januari 2023 te gemeente Breda opzettelijk buiten het grondgebied van Nederland heeft gebracht als bedoeld in artikel 1 lid 5 van de Opiumwet 2960 gram heroïne, zijnde heroïne, een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I;
feit 2op 31 januari 2023 te gemeente Breda opzettelijk heeft vervoerd 2960 gram heroïne, zijnde heroïne, een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

5.De strafbaarheid

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Dit levert de in de beslissing genoemde strafbare feiten op.
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.

6.De strafoplegging

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd aan verdachte een gevangenisstraf op te leggen voor de duur van 30 maanden. De officier van justitie heeft als uitgangspunt de richtlijnen van het openbaar ministerie en de LOVS-oriëntatiepunten genomen. In strafmatigende zin heeft de officier van justitie rekening gehouden met de jonge leeftijd van verdachte en het feit dat hij een zogenoemde first-offender is.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft, indien de rechtbank tot een bewezenverklaring komt, verzocht om rekening te houden met de jonge leeftijd van verdachte, het feit dat hij geen relevante veroordelingen op zijn strafblad heeft staan en met de beperkte rol die verdachte heeft gehad in de gehele drugsketen.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan de (verlengde) uitvoer en het vervoeren van een forse hoeveelheid, 2960 gram, heroïne. Er is sprake van eendaadse samenloop. Genoemde feiten zijn ernstig. Heroïne werkt sterk verslavend en is zeer schadelijk voor de gezondheid van de gebruikers ervan. Bovendien heeft de handel in harddrugs veel gerelateerde vermogens- en andere criminaliteit tot gevolg. Door de uitvoer van harddrugs naar het buitenland worden de internationale handel in verdovende middelen en alle nadelige effecten daarvan in stand gehouden. Daarbij gaat het onder meer om criminele geldstromen die verweven raken met de reguliere economie en fysiek geweld als gevolg van conflicten tussen criminele personen en/of groepen. Bovendien is het plegen van dit soort delicten schadelijk voor de reputatie van Nederland in het buitenland. Verdachte kan als exporteur van de harddrugs mede verantwoordelijk worden gehouden voor deze gevolgen.
De rechtbank neemt het verdachte kwalijk dat hij zowel bij de politie als ter zitting geen enkele verantwoordelijkheid heeft genomen voor zijn handelen. Verdachte blijft ontkennen dat hij de blokken heroïne uit zijn auto heeft gegooid, terwijl de aan verdachte op zitting getoonde beelden het tegendeel laten zien. Het beeld dat de rechtbank van verdachte ter zitting heeft gekregen, sluit aan bij hetgeen de reclassering over hem heeft geschreven. De reclassering omschrijft verdachte als een persoon die zich sociaal wenselijk en berekenend opstelt in het verstrekken van informatie. Verdachte zegt open te staan voor hulpverlening, maar lijkt dit enkel te aanvaarden op de (praktische) gebieden waar hij dat nodig vindt. Geprobeerd is om een hulpverleningstraject op te starten, maar verdachte reageert niet meer op pogingen vanuit de hulpverlening om met hem in contact te komen. De reclassering heeft geadviseerd om bij een veroordeling het volwassenstrafrecht toe te passen, nu er geen mogelijkheden worden gezien voor pedagogische beïnvloeding. De rechtbank neemt dat advies over.
Bij de bepaling van de op te leggen straf heeft de rechtbank acht geslagen op de LOVS-oriëntatiepunten. Voor de uitvoer van een hoeveelheid heroïne liggende tussen de 2000 en 3000 gram wordt in de oriëntatiepunten uitgegaan van 24 tot 30 maanden onvoorwaardelijke gevangenisstraf. In deze zaak bedraagt de bewezenverklaarde hoeveelheid 2960 gram, een hoeveelheid die nagenoeg overeenkomt met het in deze staffel genoemde maximum. Het uitgangspunt is daarmee een gevangenisstraf voor de duur van 30 maanden voor iemand die zich niet eerder schuldig heeft gemaakt aan soortgelijke feiten, de zogenoemde first-offender. Hier valt verdachte onder.
De rechtbank heeft in strafmatigende zin de jonge leeftijd van verdachte meegenomen. Ook heeft zij rekening gehouden met het feit dat sprake is van eendaadse samenloop tussen de feiten 1 en 2. De rechtbank ziet geen ruimte om in strafverminderende zin de beperkte rol van verdachte in de gehele drugsketen mee te nemen, zoals door de verdediging is verzocht, nu zij deze beperkte rol niet kan vaststellen omdat hierover niets door verdachte is verklaard.
Alles afwegend is de rechtbank van oordeel dat een gevangenisstraf voor de duur van 28 maanden met aftrek van het voorarrest passend en geboden is.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat aan de verdachte voorwaardelijke invrijheidstelling wordt verleend als bedoeld in artikel 6:2:10 van het Wetboek van Strafvordering.

7.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 55, 63 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen
2 en 10 van de Opiumwet, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

8.De beslissing

De rechtbank:
Vrijspraak 03/030929-22
-
vernietigt de eerder uitgevaardigde strafbeschikkingin de zaak met parketnummer 03/030929-22;
-
spreekt verdachte vrijvan het tenlastegelegde feit onder parketnummer 03/030929-22;
Bewezenverklaring 02/032089-23
- verklaart het tenlastegelegde
bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezenverklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:

opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder A van de Opiumwet gegeven verbod (feit 1), in eendaadse samenloop gepleegd met het opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder B van de Opiumwet gegeven verbod (feit 2);

- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot
een gevangenisstraf van 28 maanden;
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf.
Dit vonnis is gewezen door mr. W.A.H.A. Schnitzler-Strijbos, voorzitter,
mr. M.E.I. Beudeker en mr. C. Hofman, rechters, in tegenwoordigheid van mr. J.C.M. de Haas en V.C.S. Jurres-Bos, griffiers, en is uitgesproken ter openbare zitting op 23 juni 2023.
De oudste en jongste rechter en de griffier mr. Jurres-Bos zijn niet in de gelegenheid dit vonnis te ondertekenen.