4.3.2De bijzondere overwegingen met betrekking tot het bewijs
03/030929-22
De rechtbank stelt op grond van het dossier vast, dat er op 22 september 2021 omstreeks 16:30 uur bij de politie een anonieme melding is binnengekomen dat er in de Prinses Beatrixstraat te Roermond in een zwarte Volkswagen Polo twee mannen zaten, die aan het dealen waren. Volgens de melding was de auto voorzien van het [kenteken01] , waarbij voor de melder de letter na de [letter01] niet zichtbaar was. Ter plaatse troffen de verbalisanten in een Volkswagen Polo met [kenteken01] [naam01] op de bestuurdersstoel aan en verdachte op de bijrijdersstoel. Verdachte was eigenaar van de Volkswagen Polo. Door de verbalisanten is tijdens de doorzoeking op de achterbank van de auto een zwarte heuptas van Louis Vuitton aangetroffen met daarin 25,40 gram (bruto) heroïne. Voorts is op de achterbank een heuptas aangetroffen van Gucci met daarin pillen. In de kofferbak werden drugsgerelateerde goederen, te weten een weegschaal, een lepel en sealtjes, aangetroffen. Verdachte heeft verklaard dat de tas van het merk Gucci met daarin pillen aan hem toebehoorde. [naam01] heeft verklaard dat de Louis Vuitton tas, waarin de heroïne is aangetroffen, van hem, [naam01] , was.
Om tot een bewezenverklaring te kunnen komen voor het aanwezig hebben van drugs, is vereist dat verdachte wetenschap van en beschikkingsmacht had over die drugs. Behoudens contra-indicaties geldt, dat ervan uit mag worden gegaan dat iemand wetenschap heeft van de spullen die zich in zijn eigen auto bevinden. In deze zaak is sprake van zo’n contra-indicatie, namelijk dat de ontkennende verklaring van verdachte wordt ondersteund door de verklaring van [naam01] . [naam01] heeft namelijk verklaard dat de tas waarin de heroïne is aangetroffen van hem en dus niet van verdachte was. Deze tas lag gesloten op de achterbank, waardoor de inhoud niet met het blote oog zichtbaar was. De anonieme melding zag weliswaar op dealen, maar niet concreet op het dealen in heroïne en kan daarom ook betrekking hebben gehad op de pillen, waarvan verdachte heeft verklaard dat hij dacht dat het xtc-pillen waren en dat die wel van hem waren. De rechtbank is van oordeel dat het dossier onvoldoende aanknopingspunten bevat aan de hand waarvan kan worden vastgesteld dat verdachte wetenschap heeft gehad van en de beschikkingsmacht heeft gehad over de aangetroffen heroïne in de tas van [naam01] . Nu de opzet op het aanwezig hebben van de drugs niet kan worden bewezen, zal verdachte worden vrijgesproken van het tenlastegelegde feit.
02/032089-23
Vaststelling van de feiten
De rechtbank stelt op grond van de in de bijlage genoemde bewijsmiddelen de volgende feiten en omstandigheden vast. Op 31 januari 2023 omstreeks 18:45 uur reed verdachte in een Opel Corsa met [kenteken02] over de A16 ter hoogte van Zevenbergschen Hoek in de richting van de Belgische grens. Later, bij aanhouding, bleek verdachte de enige inzittende van de Opel Corsa te zijn. De politie wilde verdachte controleren op grond van artikel 160 Wegenverkeerswet 1994 en gaf hem een volgteken. Verdachte volgde in eerste instantie het politievoertuig richting de afslag Prinsenbeek, maar ongeveer 20 meter voor het puntstuk veranderde verdachte plotseling van rijrichting en reed hij terug de A16 op. [verbalisant01] reed verdachte achterna. De verbalisant zag dat er direct na het puntstuk bij de afslag Prinsenbeek een voorwerp uit de auto gegooid werd, dat op de vluchtstrook terecht kwam. Verbalisant zag ook dat ongeveer 30 meter verder opnieuw iets uit het raam van de auto werd gegooid. Dit was een witkleurig voorwerp dat ook op de vluchtstrook terechtkwam. Toen dit voorwerp in contact kwam met de grond kwam er een witte poederachtige damp/stofpluim vanaf. Op de plek waar verdachte voor de eerste keer iets uit het voertuig heeft gegooid zijn twee tassen met kleding en schoenen aangetroffen. Op de plek waar verdachte voor de tweede keer iets uit het voertuig heeft gegooid, A16 hectometerpaal 58.9 gemeente Breda, zijn drie pakketten met ieder twee blokken heroïne aangetroffen. De totale hoeveelheid hiervan bedroeg 2960 gram (netto). Verdachte heeft bekend dat hij de tassen met kleding en schoenen uit zijn voertuig heeft gegooid.
Alternatieve scenario
Het door de verdediging geschetste alternatieve scenario, dat niet verdachte maar iemand anders, vanuit een andere auto, de blokken heroïne uit zijn/haar auto heeft gegooid bij het zien van de politie, wordt weerlegd door de bevindingen van de verbalisant ten tijde van de achtervolging, de beschrijving van de dashcambeelden door de politie en het aantreffen van de heroïne op de plek waar verdachte voor de tweede keer iets uit zijn raam heeft gegooid. [verbalisant01] werd die dag gefilmd voor het RTL-programma “Landelijke Eenheid in actie”. De rechtbank heeft ter zitting zowel de dashcambeelden van de politie als de camerabeelden van het RTL-programma “Landelijke Eenheid in actie” bekeken en beschreven en onderschrijft hetgeen is geverbaliseerd over de webcambeelden. De rechtbank heeft namelijk ook op de webcambeelden waargenomen dat de bestuurder van de grijze Opel Corsa op twee verschillende plekken iets uit zijn raam heeft gegooid. Verdachte heeft verklaard dat hij de bestuurder was van deze Opel Corsa en dat hij alleen in de auto zat.
De eerste keer is te zien dat uit de Opel Corsa van verdachte iets uit het raam aan de bijrijderszijde wordt gegooid, dat uit elkaar valt bij het raken van de vluchtstrook. Op die plek bleken tassen met kleding en schoenen te liggen, Verdachte heeft bekend die tassen uit het raam te hebben gegooid. De rechtbank heeft vervolgens waargenomen, dat verdachte voor de tweede keer iets uit het raam gooit, precies onder het verkeersbord met daarop vermeld de afslag richting de A58. De rechtbank heeft ook gezien dat hetgeen gegooid is uiteenvalt en dat er bij contact van dit voorwerp met de vluchtstrook een witte pluim/stofwolk omhoog komt. Precies onder het voornoemde verkeersbord worden door de verbalisanten de blokken heroïne aangetroffen. Gelet op het voorgaande kan worden vastgesteld dat verdachte, voordat hij deze uit het raam gooide, 2960 gram heroïne in zijn auto heeft vervoerd, waardoor verdachte zich in ieder geval schuldig heeft gemaakt aan feit 2.
Verlengde uitvoer
Vervolgens is het de vraag of sprake is van verlengde uitvoer in de zin van artikel 1 vijfde lid van de Opiumwet, ten laste gelegd onder feit 1. Onder verlengde uitvoer wordt verstaan het buiten het grondgebied van Nederland brengen. Het buiten het grondgebied van Nederland brengen, omvat naar vaste rechtspraak en gezien artikel 1 lid 5 van de Opiumwet, alle handelingen die betrekking hebben op de middelen die de Nederlandse grens zijn gepasseerd of waarvan het de bedoeling is dat ze over de grens worden gebracht. Om tot een bewezenverklaring te kunnen komen voor verlengde uitvoer is dan ook niet vereist dat de drugs Nederland daadwerkelijk hebben verlaten.
De rechtbank is van oordeel dat op grond van de bewijsmiddelen kan worden afgeleid dat verdachte de bedoeling had om met de drugs naar België te rijden en dus buiten het grondgebied van Nederland te brengen. Verdachte reed, voordat de verbalisanten hem wilden controleren, op de snelweg A16 richting de Belgische grens. Nadat de politie hem staande probeerde te houden, heeft verdachte zijn snelheid verhoogd tot een zeer hoge snelheid van ongeveer 170 kilometer per uur om met die snelheid verder richting de grens te rijden. Nadat het de verbalisanten was gelukt om verdachte staande te houden, is door een verbalisant vastgesteld, dat de navigatie op de telefoon van verdachte was ingesteld op de eindbestemming: [adres02] . Dit was in de buurt van Walibi België.
Daarbij komt dat de rechtbank het door verdachte geschetste scenario, dat hij een afspraak had in Prinsenbeek, volstrekt ongeloofwaardig acht. Verdachte heeft daarmee geen verklaring gegeven voor de instelling van zijn navigatie. Het is zeer onwaarschijnlijk dat iemand die een afspraak heeft in Prinsenbeek een adres in België gebruikt op zijn navigatie omdat hij dan in ieder geval langs Prinsenbeek komt. Desgevraagd kon verdachte ook niet aangeven hoe hij had moeten rijden om naar de plek in Prinsenbeek te gaan waar die afspraak zou zijn. Volgens zijn verklaring zou hij de navigatie hebben gebruikt om op de rechte snelweg vanaf Rotterdam Prinsenbeek te vinden en vervolgens heeft hij niet de weg in Prinsenbeek, die hij duidelijk niet kende, ingevoerd maar stond er een adres in België open. Verdachte heeft bij de politie verklaard dat hij niet zo goed wist waar hij moest zijn omdat hij Prinsenbeek niet echt kende. Ter zitting heeft verdachte verklaard dat hij bij het tankstation [naam02] in Prinsenbeek moest zijn en dat hij de route uit zijn hoofd kende omdat hij daar vaker was geweest. Bij doorvragen bleek dit niet het geval. Dit alles komt de rechtbank volstrekt ongeloofwaardig voor. Ook overigens heeft verdachte de gestelde afspraak op geen enkele wijze aannemelijk gemaakt. Verdachte wil/kan verder niet zeggen met wie hij daar een afspraak had, waarom hij een afspraak had en hoe deze afspraak tot stand was gekomen. Het had onder de gegeven omstandigheden op de weg van verdachte gelegen om hierover meer duidelijkheid te scheppen, maar ondanks het feit dat hij inmiddels al bijna vijf maanden in detentie verblijft, kan of wil hij hierover niet meer details geven. Bij het ontbreken van een concrete en aannemelijke verifieerbare verklaring van verdachte, kan het niet anders dan dat verdachte deze vage verklaring heeft afgelegd om te verhullen dat hij met de drugs op weg was naar België. Op basis van de route die verdachte heeft gereden voordat hij in de gaten had dat de politie hem wilde controleren, de eindbestemming ingesteld op zijn navigatie en het ontbreken van een concrete en verifieerbare verklaring voor een bestemming in Prinsenbeek, komt de rechtbank tot het oordeel dat sprake is van verlengde uitvoer in de zin van artikel 1 vijfde lid van de Opiumwet.
Conclusie
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de (verlengde) uitvoer van 2960 gram heroïne (feit 1). Verdachte heeft zich hierdoor ook schuldig gemaakt aan het vervoeren van die hoeveelheid heroïne (feit 2).