ECLI:NL:RBZWB:2023:4347

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
22 juni 2023
Publicatiedatum
23 juni 2023
Zaaknummer
AWB- 23_2918 VV
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beëindiging van de voorziening voor huishoudelijke hulp vanuit de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo)

Op 22 juni 2023 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een zaak betreffende een verzoek om voorlopige voorziening. Verzoeker, die bezwaar had gemaakt tegen een besluit van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Moerdijk, vroeg om een voorlopige maatregel in verband met de beëindiging van zijn huishoudelijke hulp op basis van de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo). Het bestreden besluit was genomen op 23 mei 2023.

De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat er geen zitting heeft plaatsgevonden, zoals toegestaan onder artikel 8:83, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Verzoeker diende een toelichting in op zijn spoedeisend belang, maar de voorzieningenrechter oordeelde dat verzoeker onvoldoende had aangetoond dat hij niet tijdelijk zelf de huishoudelijke hulp kon betalen. Uit de overgelegde bankafschriften bleek dat verzoeker over € 1.500,-- aan spaargeld beschikte, wat volgens de voorzieningenrechter voldoende zou moeten zijn om tijdelijk de hulp zelf te bekostigen.

De voorzieningenrechter benadrukte dat de procedure voor voorlopige voorzieningen bedoeld is om in afwachting van de uitkomst van een bezwaar- of beroepsprocedure een voorlopige maatregel te treffen, waarbij de spoedeisendheid van groot belang is. Aangezien verzoeker niet voldoende bewijs had geleverd van een spoedeisend belang, werd het verzoek om voorlopige voorziening afgewezen. De uitspraak werd openbaar gemaakt via geanonimiseerde publicatie op de website van de rechtspraak.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 23/2918 WMO VV

uitspraak van 22 juni 2023 van de voorzieningenrechter in de zaak tussen

[naam verzoeker], te [woonplaats verzoeker], verzoeker,

en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Moerdijk,verweerder.

Procesverloop

Verzoeker heeft bezwaar gemaakt tegen het besluit van 23 mei 2023 (bestreden besluit) van het college inzake de beëindiging van de voorziening voor huishoudelijke hulp vanuit de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo). Hij heeft de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.
Op grond van artikel 8:83, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) is een zitting achterwege gebleven.

Overwegingen

1. Op grond van artikel 8:81, eerste lid, van de Awb kan de voorzieningenrechter van de rechtbank die bevoegd is of kan worden in de hoofdzaak, op verzoek een voorlopige voorziening treffen indien onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, dat vereist.
De voorzieningenrechter stelt voorop dat de voorlopige voorzieningenprocedure is bedoeld om in afwachting van de uitkomst van een bezwaar- of beroepsprocedure een voorlopige maatregel te treffen. Daarom speelt bij de beoordeling van een verzoek om voorlopige voorziening de spoedeisendheid een belangrijke rol.
2. De griffier heeft bij brief van 24 mei 2023 aan verzoeker gevraagd een toelichting te geven op het spoedeisend belang. Daarbij is onder andere aan verzoeker gevraagd of het voor hem mogelijk is om tijdelijk de huishoudelijke hulp zelf te betalen.
Met zijn brief van 25 mei 2023 heeft verzoeker een besluit van 13 april 2023, een zorgovereenkomst en afschriften van zijn betaal- en spaarrekening overgelegd.
3. Uit het besluit van 13 april 2023 blijkt dat verzoeker laatstelijk 2,5 uur per week ondersteuning vanuit de Wmo ontving. Verzoeker heeft niet toegelicht waarom het voor hem niet mogelijk is om tijdelijk de huishoudelijke hulp zelf te betalen. Uit de bankafschriften blijkt dat verzoeker € 1.500,-- aan spaargeld heeft. Gelet op dit bedrag zou het voor eiser mogelijk moeten zijn om tijdelijk de huishoudelijke hulp zelf te betalen. Omdat verzoeker verder geen nadere toelichting heeft gegeven, is onvoldoende gebleken dat hij een spoedeisend belang heeft. Het verzoek zal daarom worden afgewezen.

Beslissing

De voorzieningenrechter wijst het verzoek om voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. V.M. Schotanus, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. A.J.M. van Hees, griffier, op 22 juni 2023 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier voorzieningenrechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.