ECLI:NL:RBZWB:2023:4347
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Beëindiging van de voorziening voor huishoudelijke hulp vanuit de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo)
Op 22 juni 2023 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een zaak betreffende een verzoek om voorlopige voorziening. Verzoeker, die bezwaar had gemaakt tegen een besluit van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Moerdijk, vroeg om een voorlopige maatregel in verband met de beëindiging van zijn huishoudelijke hulp op basis van de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo). Het bestreden besluit was genomen op 23 mei 2023.
De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat er geen zitting heeft plaatsgevonden, zoals toegestaan onder artikel 8:83, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Verzoeker diende een toelichting in op zijn spoedeisend belang, maar de voorzieningenrechter oordeelde dat verzoeker onvoldoende had aangetoond dat hij niet tijdelijk zelf de huishoudelijke hulp kon betalen. Uit de overgelegde bankafschriften bleek dat verzoeker over € 1.500,-- aan spaargeld beschikte, wat volgens de voorzieningenrechter voldoende zou moeten zijn om tijdelijk de hulp zelf te bekostigen.
De voorzieningenrechter benadrukte dat de procedure voor voorlopige voorzieningen bedoeld is om in afwachting van de uitkomst van een bezwaar- of beroepsprocedure een voorlopige maatregel te treffen, waarbij de spoedeisendheid van groot belang is. Aangezien verzoeker niet voldoende bewijs had geleverd van een spoedeisend belang, werd het verzoek om voorlopige voorziening afgewezen. De uitspraak werd openbaar gemaakt via geanonimiseerde publicatie op de website van de rechtspraak.