ECLI:NL:RBZWB:2023:4345

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
23 juni 2023
Publicatiedatum
23 juni 2023
Zaaknummer
02/270473-22
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van (sport)masseur voor verkrachting tijdens massage

Op 23 juni 2023 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een (sport)masseur, die beschuldigd werd van verkrachting. De verdachte heeft tijdens een massage op 30 oktober 2021 in Breda, terwijl het slachtoffer naakt op een massagetafel lag, onverhoeds zijn vingers in de vagina van de aangeefster geduwd. De rechtbank heeft vastgesteld dat de aangeefster, die zich in een kwetsbare positie bevond, niet in staat was om zich tegen deze handeling te verzetten. De rechtbank oordeelde dat de verklaring van de aangeefster consistent en gedetailleerd was, en dat deze werd ondersteund door verklaringen van getuigen en WhatsApp-berichten tussen de verdachte en de aangeefster. De verdachte ontkende opzettelijk te hebben gehandeld en stelde dat het een ongeluk was, maar de rechtbank oordeelde dat er voldoende bewijs was voor verkrachting. De rechtbank legde de verdachte een gevangenisstraf van zes maanden op en kende een schadevergoeding van €750 toe aan de benadeelde partij, vermeerderd met wettelijke rente. De rechtbank oordeelde dat de verdachte strafbaar was en dat er geen feiten of omstandigheden waren die zijn strafbaarheid uitsloten.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Strafrecht
Zittingsplaats: Breda
parketnummer: 02/270473-22
vonnis van de meervoudige kamer van 23 juni 2023
in de strafzaak tegen
[verdachte01] ,
geboren op [geboortedatum01] 1969 te [geboorteplaats01] ,
wonende te [woonadres01]
raadsman mr. M.C.J. Heinen, advocaat te Roosendaal.

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 9 juni 2023, waarbij de officier van justitie, mr. M.P. de Graaf, en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt. Tevens is tijdens de zitting de vordering behandeld van de benadeelde partij [slachtoffer01] en heeft [slachtoffer01] het spreekrecht uitgeoefend.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte, als (sport)masseur, tijdens een massage zijn cliënte [slachtoffer01] heeft verkracht, dan wel dat hij met die cliënte ontucht heeft gepleegd.

3.De voorvragen

De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.

4.De beoordeling van het bewijs

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte mevrouw [slachtoffer01] heeft verkracht door onverhoeds zijn vingers in haar vagina te duwen toen hij haar aan het masseren was. [slachtoffer01] lag geheel naakt op haar buik op een massagetafel en kon zich daardoor niet acuut tegen deze handeling verzetten. De officier van justitie baseert zich daarbij in de eerste plaats op de verklaring van [slachtoffer01] die hij consistent, gedetailleerd en authentiek acht. Voorts baseert de officier van justitie zich op de verklaringen van de toenmalige vriend, de moeder en de peetoom van [slachtoffer01] , waarin onder meer verklaard wordt over de gemoedstoestand van [slachtoffer01] vrijwel direct na het gebeurde. Ook baseert de officier van justitie zich op de WhatsApp-berichten die na het gebeurde tussen [slachtoffer01] en verdachte zijn verstuurd en tot slot op de verklaring van verdachte dat [slachtoffer01] geheel naakt op haar buik op de massagetafel lag en dat hij tijdens de massage met zijn handen haar vagina heeft aangeraakt.
De officier van justitie acht niet bewezen dat de dwang gelegen was in de afhankelijkheidsrelatie of de vertrouwensrelatie.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging is van mening dat de rechtbank zowel voor het primair als het subsidiair tenlastegelegde feit niet tot een bewezenverklaring kan komen en verzoekt verdachte vrij te spreken wegens gebrek aan wettig en overtuigend bewijs. De verklaring van [slachtoffer01] dat verdachte tijdens de massage zijn vingers in haar vagina heeft geduwd, is onbetrouwbaar en vindt geen steun in andere bewijsmiddelen. De verklaringen van de getuigen zijn gebaseerd op dezelfde bron ( [slachtoffer01] ) en zijn onvoldoende redengevend voor het wettig en overtuigend bewijs. De WhatsApp-gesprekken tussen [slachtoffer01] en verdachte vormen ook geen steunbewijs voor de verklaring van [slachtoffer01] , omdat in die berichten het tenlastegelegde niet bekend en/of besproken wordt. Op basis van het dossier kan volgens de verdediging niet worden vastgesteld dat er meer is gebeurd dan het per ongeluk aanraken van de vagina door verdachte. Ten aanzien van deze handeling heeft de verdediging bepleit – kort gezegd – dat er geen sprake was van een seksuele bedoeling en dat aldus geen sprake was van ontuchtig handelen, hetgeen volgens de verdediging dient te leiden tot vrijspraak.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1
De bewijsmiddelen
De bewijsmiddelen zijn in bijlage II aan dit vonnis gehecht.
4.3.2
De bijzondere overwegingen met betrekking tot het bewijs
Het juridisch kader
In zedenzaken doet zich vaak de situatie voor dat bij het incident maar twee personen aanwezig waren, namelijk de aangever en de verdachte. Veelal staat de beschuldigende verklaring van de aangever tegenover de ontkennende verklaring van de verdachte. Rechtstreekse getuigen van de gebeurtenissen zijn er vaak niet. Wanneer de verdachte ontkent, is er maar één getuige van de relevante handelingen zelf, namelijk de aangever.
In artikel 342, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering is bepaald dat de rechter het bewijs dat iemand een strafbaar feit heeft gepleegd niet uitsluitend kan baseren op de verklaring van één getuige. Ook als die verklaring betrouwbaar wordt geacht, is die enkele verklaring onvoldoende om tot een bewezenverklaring te komen. Er moet dus meer bewijs zijn; iets dat die verklaring ondersteunt. Die ondersteuning hoeft niet te gelden voor alle onderdelen van de tenlastelegging. Het gaat erom dat in elk geval een deel van de feiten en omstandigheden die in de belastende verklaring worden genoemd ondersteuning vindt in één of meer bewijsmiddelen. Het ondersteunende bewijsmateriaal mag niet in een te ver verwijderd verband staan met de verklaring van de aangever en moet bovendien uit een andere bron komen.
Vanuit voornoemd kader overweegt de rechtbank in de onderhavige zaak als volgt.
Wat niet ter discussie staatOp 30 oktober 2021 had aangeefster [slachtoffer01] een afspraak voor een ontspanningsmassage bij verdachte. Daarbij moest [slachtoffer01] al haar kleding, ook haar slipje, uittrekken. Toen zij geheel naakt op haar buik op de massagetafel lag, masseerde verdachte onder meer de binnenkant van haar bovenbenen.
Betrouwbaarheid van de verklaring van aangeefster [slachtoffer01]heeft verklaard dat verdachte op een gegeven moment de binnenkant van haar bovenbenen masseerde en daarbij in eerste instantie met zijn hand bij haar vagina kwam en daarna zijn vinger(s) in haar vagina duwde. Zij schrok hiervan en zei tegen verdachte dat dit niet de bedoeling was.
[slachtoffer01] heeft verklaard dat zij als reactie bevroor. Verdachte ging verder met de massage. Na afloop van de massage zei zij tegen verdachte dat hij te ver was gegaan. Verdachte zei daarop dat hij ook niet wist wat er was gebeurd.
Verdachte heeft op zitting bevestigd dat hij tijdens het masseren van de binnenkant van de bovenbenen van [slachtoffer01] met zijn handen de vagina van [slachtoffer01] heeft aangeraakt, maar ontkent dat hij dit opzettelijk heeft gedaan. Het gebeurde per ongeluk. Verdachte ontkent dat hij zijn vingers in de vagina van [slachtoffer01] heeft geduwd.
De rechtbank is van oordeel dat [slachtoffer01] consistent en gedetailleerd heeft verklaard over wat haar is overkomen op 30 oktober 2021. Zij heeft niet alleen over details verklaard en specifiek de door verdachte bij haar verrichte handelingen en de volgorde daarvan beschreven, maar ook verklaard over wat dit met haar deed, zoals dat zij volledig overrompeld was en uit angst bevroor. De verklaring van [slachtoffer01] komt op de rechtbank authentiek en geloofwaardig over. De rechtbank betrekt daarbij de verklaringen van de toenmalige vriend, de moeder en de peetoom van [slachtoffer01] , aan wie [slachtoffer01] nog diezelfde dag en één à twee weken later over het gebeurde heeft verteld. Zo blijkt uit de verklaring van de toenmalige vriend van [slachtoffer01] dat zij hem meteen na de massage heeft gebeld en zeer geëmotioneerd heeft verteld dat verdachte tijdens de massage zijn vinger(s) in haar vagina had geduwd. Datzelfde heeft zij later die dag ook aan haar moeder verteld en één à twee weken later aan haar peetoom. Toen ze dit vertelde, was ze aan het shaken en huilen. De rechtbank stelt vast dat hetgeen de toenmalige vriend, de moeder en de peetoom van [slachtoffer01] hebben verklaard over wat zij hebben vernomen (namelijk dat verdachte met zijn vinger(s) in haar vagina is geweest) overeenkomt met de inhoud van de aangifte. Ook de emotionele gemoedstoestand waarin [slachtoffer01] zich (vlak) na het gebeurde bevond, wordt door hen bevestigd (in het geval van alle drie de getuigen was zij emotioneel toen ze het verhaal aan hen vertelde). De rechtbank ziet op grond van de inhoud van het dossier geen aanleiding te twijfelen aan de betrouwbaarheid van de gedetailleerde verklaring van [slachtoffer01] en acht deze verklaring redengevend voor het bewijs.
Voldoende steunbewijs
Naar het oordeel van de rechtbank vindt de verklaring van [slachtoffer01] daarnaast voldoende steun in andere bewijsmiddelen.
Verdachte en [slachtoffer01] hebben op de dag van de massage en ook op latere data nog contact gehad via WhatsApp. Een uitdraai van dit gesprek maakt onderdeel uit van het dossier. Verdachte zegt in dit gesprek onder andere dat hij niet begrijpt wat er gebeurde maar het niet meer kan terugdraaien, dat hij zichzelf nooit zal vergeven, dat het hem nooit gebeurt, ook al wordt het hem soms gevraagd, en dat hij een mentaal wrak is, maar dat dat zijn eigen schuld is. Verdachte schrijft voorts dat hij weet dat hij haar pijn heeft gedaan. In het gesprek is te zien dat verdachte ook regelmatig berichten die hij in eerste instantie gestuurd heeft, daarna weer verwijdert. Voorts schrijft verdachte dat hij er liever niet via WhatsApp over praat.
De rechtbank leidt uit de berichten af dat er op 30 oktober 2021 ‘iets’ is gebeurd tussen verdachte en [slachtoffer01] . De inhoud van het berichtenverkeer is moeilijk anders uit te leggen dan dat dat ‘iets’ gebeurtenissen van seksuele aard moeten zijn geweest. [slachtoffer01] schrijft dezelfde dag ‘dat het écht niet kon’ en ze niet begrijpt waarom hij dat deed. Verdachte reageert daarop ‘dat hij haar helemaal snapt’ en ‘dat hij ook niet weet wat hem bezielde’. Verdachte schrijft weliswaar niet expliciet dat hij zijn vinger(s) in de vagina van [slachtoffer01] heeft geduwd, maar zegt ook niet dat hij per ongeluk de vagina van [slachtoffer01] heeft aangeraakt. Als dit laatste het geval was geweest, dan was te verwachten dat verdachte in een uitgebreid WhatsApp-bericht over het gebeurde hierover iets zou zeggen. Verdachte verklaart bij de politie en ter zitting dat hij per ongeluk de vagina van [slachtoffer01] heeft aangeraakt. Uit de in de WhatsApp gemaakte opmerkingen van verdachte ‘dat hij het nooit eerder deed, ook niet als het hem gevraagd werd’ en ‘niet te weten wat hem bezielde’, leidt de rechtbank echter af dat het om meer ging dan een aanraking die per ongeluk was. De rechtbank is kortom van oordeel dat de inhoud van de WhatsApp-berichten aansluit bij de verklaring van [slachtoffer01] en deze ondersteunt.
De verklaring van [slachtoffer01] wordt ook ondersteund door de verklaring van verdachte zelf. Verdachte heeft verklaard dat [slachtoffer01] al haar kleding, ook haar slipje, moest uittrekken en dat zij op haar buik op de massagetafel moest gaan liggen. Vervolgens heeft hij de binnenkant van de bovenbenen van [slachtoffer01] gemasseerd en met zijn handen haar vagina aangeraakt.
De rechtbank stelt aldus op basis van de hierboven genoemde bewijsmiddelen vast dat verdachte zijn vinger(s) in de vagina van [slachtoffer01] heeft geduwd.
Sprake van dwang?
De vraag is vervolgens of kan worden bewezen dat verdachte [slachtoffer01] heeft gedwongen om deze seksuele handeling te ondergaan en haar dus heeft verkracht. Van dwang – in de zin van het in artikel 242 van het Wetboek van Strafrecht bedoelde dwingen – kan sprake zijn als een slachtoffer zich redelijkerwijs niet tegen een onverhoeds (onverwachts) handelen van verdachte heeft kunnen verzetten.
De rechtbank is van oordeel dat verdachte [slachtoffer01] heeft gedwongen om de seksuele handeling te dulden. Verdachte heeft [slachtoffer01] verzocht al haar kleding, ook haar slipje, uit te trekken. Daarmee heeft hij haar in een kwetsbare positie gebracht. Zij kwam geheel naakt op de massagetafel in zijn massagesalon te liggen. Zij lag op haar buik en kon daardoor niet zien wat er gebeurde. Tijdens de massage heeft verdachte zijn handen verplaatst naar en in de vagina van [slachtoffer01] . [slachtoffer01] had deze handeling van verdachte niet verwacht, omdat zij geen seksuele intenties had. Zij wilde deze seksuele handeling ook niet ondergaan. De door verdachte gecreëerde setting en het onverhoeds brengen van zijn vinger(s) in haar vagina hebben haar echter in de situatie gebracht dat zij hiertegen geen (directe) weerstand kon bieden. Hierdoor heeft zij tegen haar wil in de seksuele handeling van verdachte moeten dulden. Verdachte is hiermee onmiskenbaar een grens van [slachtoffer01] overgegaan en hij had dit niet alleen kunnen, maar ook moeten weten, mede gelet op zijn jarenlange ervaring als beroepsmatig masseur.
Conclusie
Gelet op het voorgaande acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan verkrachting, zoals hierna onder 4.4. weergegeven.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
op 30 oktober 2021 te Breda door andere feitelijkheden [slachtoffer01] heeft gedwongen tot het ondergaan van een of meer handelingen die bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer01] ,
immers heeft hij, verdachte, onverhoeds zijn vinger(s) in de vagina van die [slachtoffer01] geduwd.
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

5.De strafbaarheid

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Dit levert het in de beslissing genoemde strafbare feit op.
Verdachte is strafbaar, nu niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.

6.De strafoplegging

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie vordert aan verdachte op te leggen een gevangenisstraf van 15 maanden.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging verzoekt bij een bewezenverklaring rekening te houden met het feit dat verdachte een first offender is, dat op alle leefgebieden sprake is van stabiliteit en dat er geen aanwijzingen zijn voor persoonlijkheidsproblematiek, seksueel deviant gedrag en/of problematisch middelengebruik en een straf zonder bijzondere voorwaarden op te leggen.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
De aard en ernst van het feit
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan de verkrachting van [slachtoffer01] door tijdens het geven van een massage onverhoeds zijn vinger(s) in haar vagina te duwen. [slachtoffer01] lag op dat moment geheel naakt op haar buik op de massagetafel in zijn massagesalon en bevond zich daarmee in een uiterst kwetsbare positie.
Door zijn onverhoeds en grensoverschrijdend handelen heeft verdachte misbruik gemaakt van zijn positie als (sport)masseur en van het vertrouwen dat [slachtoffer01] in hem – als professional – had. Het behoeft daarnaast bovendien geen betoog dat verdachte met zijn handelen een zeer ernstige inbreuk heeft gemaakt op de lichamelijke integriteit van [slachtoffer01] . Het is algemeen bekend dat slachtoffers van dit soort delicten nog langdurig de nadelige, psychische gevolgen daarvan (kunnen) ondervinden. Uit de ter zitting voorgelezen slachtofferverklaring van [slachtoffer01] blijkt dat zij erg lijdt onder de gevolgen van het handelen van verdachte en daarvoor psychische hulp heeft moeten zoeken. Zij kwam al jaren bij de massagesalon van verdachte. Zij had niet verwacht dat verdachte dit bij haar zou doen. Hij heeft haar vertrouwen ernstig beschaamd. Verdachte heeft bij dit alles kennelijk niet stilgestaan en heeft enkel zijn eigen seksuele behoeften vooropgesteld. De rechtbank neemt dit verdachte uitermate kwalijk.
De persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte
Bij het bepalen van de strafmaat houdt de rechtbank rekening met het strafblad van verdachte. Daaruit blijkt dat hij niet eerder is veroordeeld voor een strafbaar feit.
Ook slaat de rechtbank acht op de inhoud van het rapport van de reclassering van 16 mei 2023 dat over verdachte is opgesteld. Uit dit rapport volgt onder meer dat, gelet op de ontkennende houding van verdachte, geen uitspraak kan worden gedaan over eventuele criminogene factoren. Verdachte lijkt zijn leven op orde te hebben. Er zijn verschillende beschermende factoren: verdachte heeft een baan, er is geen sprake van problematisch middelengebruik en er is sprake van een pro-sociaal netwerk. Er lijkt geen sprake te zijn van een persoonlijkheidsstoornis of seksueel deviant gedrag. Om die reden wordt geadviseerd een straf zonder bijzondere voorwaarden op te leggen.
Op te leggen straf
Gelet op de aard en de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan, zoals hiervoor uiteengezet, is de rechtbank van oordeel dat met niets anders kan worden volstaan dan oplegging van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf. Wat betreft de hoogte van deze op te leggen gevangenisstraf komt de rechtbank tot een kortere duur dan door de officier van justitie is geëist. Dit heeft er mee te maken dat verdachte een blanco strafblad heeft, dat hij geen geweld heeft gebruikt of met geweld heeft gedreigd en dat hij weliswaar misbruik heeft gemaakt van de situatie, maar dat hij er meteen mee is opgehouden toen [slachtoffer01] er iets van zei.
Alles afwegend is de rechtbank van oordeel dat een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van zes maanden passend en geboden is.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de verdachte in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma als bedoeld in artikel 4 van de Penitentiaire beginselenwet.

7.De benadeelde partij

De benadeelde partij [slachtoffer01] vordert een schadevergoeding van € 2.000,00 aan immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De rechtbank heeft hiervoor overwogen dat bewezen kan worden verklaard dat verdachte het tenlastegelegde feit heeft gepleegd. Dit betekent ook dat verdachte onrechtmatig heeft gehandeld tegenover de benadeelde partij en dat hij verplicht is de schade van de benadeelde partij te vergoeden.
Immateriële schade
De benadeelde partij heeft aangevoerd dat zij nadelige (psychische) gevolgen heeft ondervonden van het bewezenverklaarde handelen van verdachte. Zij voelt zich onveilig en angstig en kampt met slaapproblemen, stress en vermoeidheid. Zij is hiervoor ook onder behandeling bij een psycholoog.
De rechtbank is van oordeel dat, hoewel de aanwezigheid van psychisch letsel niet is aangetoond/onderbouwd met (medische) stukken, de aard en de ernst van de normschending door verdachte in dit geval meebrengen dat de relevante nadelige gevolgen daarvan voor de benadeelde partij zo voor de hand liggen, dat sprake is van een aantasting in persoon op andere wijze dan door lichamelijk letsel of aantasting in haar eer of goede naam. Dit betekent dat de immateriële schade voor vergoeding in aanmerking komt. Gelet op alle omstandigheden en de bedragen die in vergelijkbare gevallen zijn toegekend, acht de rechtbank vergoeding van een bedrag van € 750,00 billijk.
Voor het overige zal de rechtbank de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren in haar vordering. Dat deel van de vordering kan bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Wettelijke renteDe gevorderde wettelijke rente zal worden toegewezen vanaf het tijdstip waarop het feit is gepleegd, te weten 30 oktober 2021.
SchadevergoedingsmaatregelDe rechtbank zal daarnaast de schadevergoedingsmaatregel opleggen tot betaling van het toegekende schadebedrag. Dit betekent dat het CJIB de inning zal verzorgen en dat bij niet betaling gijzeling kan worden toegepast als dwangmiddel.

8.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 36f en 242 van het Wetboek van Strafrecht zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

9.De beslissing

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het tenlastegelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezenverklaarde het volgende strafbare feit oplevert:
verkrachting;
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot
een gevangenisstraf van 6 maanden;
Benadeelde partijen
- veroordeelt verdachte tot betaling aan
de benadeelde partij [slachtoffer01]van
€ 750,00aan immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente, vanaf 30 oktober 2021 tot aan de dag der voldoening;
- veroordeelt verdachte in de kosten van de benadeelde partij tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot nu toe begroot op nihil;
- verklaart de benadeelde partij
in het overige gedeelte van de vordering niet-ontvankelijken bepaalt dat de vordering voor dat gedeelte bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht;
- legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het [slachtoffer01] , € 750,00 te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente, vanaf 30 oktober 2021 tot aan de dag der voldoening.
- bepaalt dat bij niet betaling 15 dagen gijzeling kan worden toegepast, met dien verstande dat toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft;
- bepaalt dat bij voldoening van de schadevergoedingsmaatregel de betalingsverplichting aan de benadeelde partij vervalt en omgekeerd.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.J.H. van der Linden, voorzitter, mr. W.A.H.A. Schnitzler-Strijbos en mr. C. Hofman, rechters, in tegenwoordigheid van mr. S.D.M. Bos, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 23 juni 2023.
Mr. Hofman is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.