In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Zeeland-West-Brabant, is op 8 juni 2023 uitspraak gedaan in een rekestprocedure betreffende de erkenning en omgangsregeling van een minderjarige, geboren in 2015. De man, de biologische vader van de minderjarige, had verzocht om vervangende toestemming voor erkenning en een omgangsregeling. De rechtbank heeft in eerdere tussenbeschikkingen, waaronder die van 2 maart 2023, de Raad voor de Kinderbescherming ingeschakeld om advies te geven over de situatie van de minderjarige, die extreem veel angst en spanning ervaart ten aanzien van zijn vader. De Raad adviseerde om de verzoeken van de man af te wijzen, omdat de erkenning en omgang ernstige nadelen zouden opleveren voor de geestelijke ontwikkeling van de minderjarige. Tijdens de mondelinge behandeling op 26 mei 2023 heeft de man besloten zijn verzoeken in te trekken, in het belang van de minderjarige, die rust en duidelijkheid nodig heeft voor zijn behandeling. De rechtbank heeft vastgesteld dat de man zijn verzoeken heeft ingetrokken, waardoor deze niet meer ter beoordeling voorliggen en heeft de verzoeken afgewezen. De rechtbank benadrukt het belang van de toezegging van de man om geen contact te zoeken met de vrouw en de minderjarige, en adviseert de vrouw om in overleg te gaan met betrokken hulpverleners over de communicatie met de minderjarige.