ECLI:NL:RBZWB:2023:4326

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
22 juni 2023
Publicatiedatum
22 juni 2023
Zaaknummer
AWB- 22_5180 en 22_5415 en 22_5720 en 22_5826 en 22_5858
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Omgevingsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen omgevingsvergunning voor bouwen van paviljoens en kappen van bomen op landgoed

Op 22 juni 2023 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een zaak waarin eisers beroep hebben ingesteld tegen een besluit van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente [plaatsnaam]. Dit besluit betreft de verleende omgevingsvergunning voor het bouwen van twee paviljoens met elk 16 woningen en een parkeerkelder, alsook het vellen van drie bomen op landgoed [naam vergunninghoudster]. De eisers, waaronder bewoners van de nabijgelegen mannen- en vrouwenvleugels, hebben hun bezwaren geuit over de gevolgen van de bouwplannen, waaronder parkeerproblemen, geluidsoverlast en inbreuk op de privacy. De rechtbank heeft vastgesteld dat het college de aanvraag volgens de juiste procedures heeft behandeld en dat de omgevingsvergunning niet in strijd is met een goede ruimtelijke ordening. De rechtbank heeft de argumenten van de eisers, zoals de salamitactiek en de illegale kap van bomen, weerlegd en geconcludeerd dat de bouwplannen voldoen aan de geldende wet- en regelgeving. De beroepen van de eisers zijn ongegrond verklaard, en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn op de hoogte gesteld van hun recht om binnen zes weken hoger beroep in te stellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Bestuursrecht
zaaknummers: BRE 22/5180, 22/5415, 22/5720, 22/5826 en 22/5858 WABO

uitspraak van 22 juni 2023 van de meervoudige kamer in de zaak tussen

1. [naam eiser 1]te [plaatsnaam] , eiser sub 1;
2. [naam eiser 2] ,te [plaatsnaam] , eiser sub 2;
3. [naam eiser 3] en [naam eiser 4] ,te [plaatsnaam] , eisers sub 3,
gemachtigde mr. M. Godderij;
4. [naam eiser 5] ,te [plaatsnaam] , eiser sub 4;
5. [naam eiser 6] en 31 anderenallen te [plaatsnaam] , eisers sub 5,
gemachtigde mr. M.C.H. van de Sande-van de Ven
en

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente [plaatsnaam] , verweerder.

Als derde partij heeft aan het geding deelgenomen:
[naam vergunninghoudster], te [plaatsnaam] , vergunninghoudster,
gemachtigde: mr. C.J.M. van Baerle.

Procesverloop

Eisers hebben beroep ingesteld tegen het besluit van het college van 1 november 2022, gepubliceerd op 8 november 2022 (bestreden besluit) over de aan derde partij verleende omgevingsvergunning voor het bouwen van 2 paviljoens met elk 16 woningen en een parkeerkelder en het vellen van 3 bomen op een nader aangeduid perceel op landgoed [naam vergunninghoudster] te [plaatsnaam] .
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden in [plaatsnaam] op 11 mei 2023. Eisers sub 1, sub 2 en sub 4 zijn in persoon verschenen. Eisers sub 5 hebben zich laten vertegenwoordigen door hun gemachtigden mr. M.C.H. van de Sande-Van de Ven en mr. R.E.M. Koolen. Eisers sub 3 zijn, met kennisgeving, niet verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. S.M. Schipper en [naam vertegenwoordiger 1] . Derde partij heeft zich laten vertegenwoordigen door haar gemachtigden mr. C.J.M. van Baerle en [naam vertegenwoordiger 2] .

Overwegingen

1. Het voormalige sanatorium [naam vergunninghoudster] is halverwege de vorige eeuw gebouwd en beschikte, voor zover hier van belang, over een hoofdgebouw met een mannenvleugel en vrouwenvleugel. Naast deze twee vleugels waren klassenpaviljoens voor mannen resp. vrouwen gebouwd (ook wel eindvleugels genoemd). De gebouwen op landgoed [naam vergunninghoudster] zijn aangewezen als rijksmonument.
Op 12 november 2021 heeft derde partij omgevingsvergunning gevraagd voor het bouwen van twee nieuwe paviljoens met elk 16 woningen en een parkeerkelder en voor het vellen van drie bomen op landgoed [naam vergunninghoudster] te [plaatsnaam] . Deze nieuwe paviljoens komen op de plaats van de voormalige klassenpaviljoens.
Het college heeft op 14 april 2022 kenbaar gemaakt dat hij voornemens is om de gevraagde omgevingsvergunning te verlenen, waarbij deze vergunning betrekking zal hebben op
1. het bouwen (artikel 2.1, eerste lid, onder a, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo);
2. het uitvoeren van een werk (artikel 2.1, eerste lid, onder b, van de Wabo);
3. het gebruiken van gronden en bouwwerken in strijd met het bestemmingsplan (artikel 2.1, eerste lid, onder c, van de Wabo);
4. het kappen van 3 bomen (artikel 2.2, eerste lid, onder g, van de Wabo);
5. het verstoren, verplaatsen of in enig opzicht wijzigen van een rijksmonument (artikel 2.1, eerste lid, onder f, van de Wabo).
Het college heeft de aanvraag voorbereid volgens de uniforme openbare voorbereidingsprocedure (uov) als bedoeld in artikel 3.10, eerste lid, van de Wabo in samenhang met afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
Aan de zuidkant van de paviljoens geldt een maximale goothoogte van 3 meter,
aan de noordkant een maximale bouwhoogte van 6 meter en in het middengedeelte een maximale bouwhoogte van 9 meter. De goothoogte aan de zuidzijde wordt 4,06 meter vanwege de balustrades van de terrassen en door het plaatsen van privacyschermen wordt de bouwhoogte aan de noordzijde ongeveer 7,80 meter. Ook wordt er buiten het bouwvlak gebouwd en wordt de inrit naar de parkeergarage aangelegd in de bestemming “Groen”. Deze afwijkingen worden vergund met toepassing van artikel 2.12, eerste lid, sub a, onder 2°, van de Wabo, in samenhang met artikel 4, eerste lid en vierde lid, van Bijlage II van het Besluit omgevingsrecht (Bor).
Het ontwerpbesluit om de gevraagde omgevingsvergunning te verlenen heeft met ingang van 14 april 2022 gedurende 6 weken ter inzage gelegen. Gedurende deze termijn hebben eisers hun zienswijze naar voren gebracht. Eisers zijn bewoners van de vrouwen- en mannenvleugel, die grenzen aan de nieuw te bouwen paviljoens.
Deze zienswijzen hebben het college tot het inzicht gebracht dat de ondergrondse parkeergarages alleen vergund kunnen worden met toepassing van artikel 2.12, eerste lid, sub a, onder 3°, van de Wabo. Ten behoeve van deze afwijking is een ruimtelijke onderbouwing opgesteld.
Vervolgens is opnieuw een ontwerpbesluit om de gevraagde omgevingsvergunning te verlenen ter inzage gelegd, ditmaal van 11 augustus 2022 t/m 22 september 2022.
Eisers hebben wederom hun zienswijze naar voren gebracht.
Bij het bestreden besluit heeft het college, onder weerlegging van de zienswijzen, de gevraagde omgevingsvergunning verleend.
2. Eisers hebben betoogd dat de omgevingsvergunning leidt tot grote parkeerproblemen. De ondergrondse parkeerplaats onder het hoofdgebouw (met ongeveer 630 parkeerplaatsen) is niet gerealiseerd zodat eisers elk maar één parkeerplaats op eigen terrein hebben. Met het bestreden besluit zijn twee parkeergarages vergund onder de paviljoens, maar die zijn in strijd met het bestemmingsplan. Daarnaast ontbreekt het vereiste advies van de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed. Voorts blijkt niet dat het waterschap op de hoogte was van de afwijking van het bestemmingsplan terwijl de laatste tijd steeds vaker sprake is van hoog water. Volgens eisers hanteert het college een salamitactiek omdat telkens afzonderlijk een omgevingsvergunning in afwijking van het bestemmingsplan wordt verleend en de cumulatieve effecten van deze nieuwe bouwplannen niet onderzocht zijn.
Eisers sub 3 hebben daarnaast aangevoerd dat adequaat akoestisch onderzoek ontbreekt omdat niet blijkt van onderzoek naar de toename van geluidsoverlast die ingevolge de afwijkingen ten behoeve van de parkeergarages te verwachten valt. Daarnaast voorzien zij ook problemen op het gebied van de hydrologie omdat de aanleg van de ondergrondse parkeergarages zonder meer zal leiden tot een plaatselijke verhoging van de grondwaterstand.
Eisers sub 1, sub 2 en sub 4 hebben daarnaast aangevoerd dat het nieuwe oostelijke paviljoen (op de bouwtekeningen aangeduid als gebouw C) hoger wordt dan het bestemmingsplan toelaat en dat de privacy van de bewoners van de mannenvleugel wordt aangetast (inkijk in de tuinen). Verder vrezen zij geluidsoverlast, trillingsoverlast en scheurvorming door de bouw van de ondergrondse parkeergarage omdat de woningen in de mannenvleugel daar gevoelig voor zijn. Eiser sub 4 heeft daarnaast aangevoerd dat de inrit naar de parkeergarages onveilig zijn en niet op de meest logische plaats zijn geprojecteerd.
Ten slotte hebben eisers sub 1, sub 2 en sub 4 aangevoerd dat het voorheen aanwezige oostelijke klassenpaviljoen illegaal is gesloopt, dat de drie bomen illegaal zijn gekapt en dat de verkeersveiligheid aangetast wordt.
3. Ingevolge het ter plaatse geldende bestemmingsplan ‘ [naam vergunninghoudster] ’ rust op de locaties waar de nieuwe paviljoens met ondergrondse parkeerkelders geprojecteerd zijn de bestemming ‘Gemengd – 2’ met de dubbelbestemming ‘Waarde – Attentiegebied ecologische hoofdstructuur’ en – alleen voor wat betreft de oostelijke locatie – de dubbelbestemming ‘Waarde – Archeologie’. Een deel van de entree naar de parkeerkelders ligt in de bestemming ‘Groen’.
Ingevolge artikel 4.1 van de planregels zijn de als ‘Gemengd – 2’ aangewezen gronden bestemd voor woningen en zorgeenheden.
Voor de afwijkingen van het bestemmingsplan is ingevolge artikel 2.12, eerste lid, van de Wabo vereist dat het niet in strijd mag zijn met een goede ruimtelijke ordening en – voor wat betreft de parkeergarages – dat de motivering kan steunen op een goede ruimtelijke onderbouwing.

Het aantal parkeerplaatsen.

4. Het benodigde aantal parkeerplaatsen is vastgesteld aan de hand van de Nota Parkeernormen Breda 2021. De norm voor een eengezinswoning/grondgebonden woning (groter dan 90 m2 bvo) is 1,8 parkeerplaats per woning.
4.1
Op [naam vergunninghoudster] worden parkeerplaatsen aangelegd langs de (nieuwe) ontsluitingsweg en er worden parkeergarages onder de appartementencomplexen aangelegd. Voor de 32 woningen in de twee paviljoens worden 64 parkeerplaatsen gerealiseerd, in iedere parkeerkelder 32. De rechtbank stelt vast dat daarmee wordt voldaan aan de parkeernorm.
4.2
Eisers sub 5 hebben ter zitting betoogd dat voor de 32 nieuwe woningen een omrekenfactor van toepassing is die maakt dat in dit geval een strengere parkeernorm gehanteerd zou moeten worden, maar zij hebben dit niet onderbouwd. Blijkens de Nota Parkeernormen Breda 2021 is de door het college gehanteerde norm van 1,8 de hoogste parkeernorm voor woningen in Breda en is dit de van toepassing zijnde norm voor de 32 woningen in de twee paviljoens. Eisers ervaren nu al een parkeerprobleem op [naam vergunninghoudster] , maar volgens vaste rechtspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (AbRS), bijvoorbeeld de uitspraak van 14 september 2022 (ECLI:NL:RVS:2022:2690), hoeft bij de beoordeling of wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid alleen rekening te worden gehouden met de toename van de parkeerbehoefte als gevolg van het realiseren van het bouwplan. Een eventueel bestaand tekort kan als regel buiten beschouwing worden gelaten. Dit houdt in dat slechts rekening moet worden gehouden met de toename van parkeerbehoefte als gevolg van het realiseren van het bouwplan ten opzichte van de al bestaande parkeerbehoefte vanwege het te verbouwen pand.

De ondergrondse parkeergarages.

5. In de “Ruimtelijke Onderbouwing ondergrondse parkeergarages klassenpaviljoens
[naam vergunninghoudster] ” van 8 augustus 2022 wordt ingegaan op onder meer de omgevingsaspecten “Water”, “Bodem”, “Parkeren en verkeer” en “Geluid”.
5.1
Eisers zijn van mening dat de bouwplannen afwijken van de plannen zoals die voorlagen ten tijde van de koop van hun eigen woning. Volgens hen is sprake van een salamitactiek door steeds weer een omgevingsvergunning voor het afwijken te verlenen en zou er eigenlijk een nieuw bestemmingsplan moeten worden vastgesteld. De rechtbank stelt allereerst voorop dat elk bouwplan op zijn eigen merites moet worden beoordeeld en kan het college daarnaast volgen in het verweer dat het bestemmingsplan “ [naam vergunninghoudster] ” is opgesteld naar aanleiding van de eerdere plannen van Vitalis, waarin ruimte geboden zou worden aan ongeveer 365 woningen. Dit bestemmingsplan en het gegeven dat [naam vergunninghoudster] een rijksmonument is, vormen nog steeds het toetsingskader voor de bouwplannen, zij het dat op onderdelen afgeweken moet worden. Dit is ook gebeurd voor de twee paviljoens, die met drie bouwlagen uitsteken boven de zichtlijnen van de oorspronkelijke paviljoens en hoger zijn dan de eerder geplande kleinschalige woningen voor senioren. De nieuwe paviljoens zijn echter lager dan de beide vleugels en passen als nieuwe eindvleugels in het aflopende profiel van [naam vergunninghoudster] . De adviezen van de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed en van de gemeentelijke Commissie Ruimtelijke Kwaliteit zijn positief over het vervangen van de vervallen klassenpaviljoens door de voorgestelde nieuwbouw.
5.2
In de ruimtelijke onderbouwing wordt onderkend dat het Markdal in hydrologisch opzicht een gevoelig gebied is, met name aan de kant van de mannenvleugel. Daarom is voor het totale plan [naam vergunninghoudster] een waterhuishoudkundig plan inclusief rioolplan opgesteld. Dit plan is afgestemd met en akkoord bevonden door het waterschap Brabantse Delta, aldus de ruimtelijke onderbouwing. Eisers hebben deze bevindingen niet bestreden met een deskundig tegenrapport. Voorts overweegt de rechtbank dat de parkeergarages onder het hoofdgebouw en onder de beide vleugels onderdeel uitmaakten van het ontwerpbestemmingsplan dat door het waterschap is beoordeeld en dat aan de omgevingsvergunning voor het bouwen van de nieuwe parkeergarages het voorschrift is verbonden dat vóór aanvang van de bouw ter plaatse hydrologisch onderzoek moet plaatsvinden. Ten slotte overweegt de rechtbank in dit verband dat het college ter zitting heeft verklaard dat het waterschap op dinsdag 9 mei 2023 heeft bevestigd dat het bouwplan geen probleem vormt. Weliswaar is dit oordeel van het waterschap niet op papier gezet maar de rechtbank heeft in het licht van het vorenstaande geen reden om te twijfelen aan de instemming van het waterschap.
5.3
Met betrekking tot de door eisers gevreesde geluidsoverlast overweegt de rechtbank dat ten behoeve van het bestemmingsplan “ [naam vergunninghoudster] ” op 29 december 2009 een akoestisch onderzoek wegverkeer is uitgevoerd. Dit onderzoek is op 4 november 2011 geactualiseerd. Blijkens de ruimtelijke onderbouwing voldoet de te verwachten geluidsbelasting op de gevels van de woningen die gerealiseerd worden op landgoed [naam vergunninghoudster] aan de voorkeursgrenswaarde uit de Wet geluidhinder. Daarbij is aangegeven dat voor het geluid op de interne wegen van het landgoed geen wettelijke voorschriften gelden gezien de maximale snelheid. Gelet op deze bevindingen acht de rechtbank nieuw akoestisch onderzoek niet aangewezen.

De inrit naar de parkeergarages.

6. De ingangen van de parkeergarages lopen over de bestemming “Groen” en het desbetreffende artikel 7.1 van de planregels laat hooguit verhardingen in de vorm van fiets- en voetpaden toe. Naar het oordeel van de rechtbank is in het bestreden besluit de locatie van de ingangen toereikend gemotiveerd. Ze zijn geprojecteerd in de aansluiting tussen de vleugels en de klassenpaviljoens. Aan de zijde van de mannenvleugel vormen de beschikbare ruimte, de landschappelijke aanleg en de natuurwaarden direct langs de Mark obstakels om de ingang van de parkeergarage aan de buitenzijde aan te projecteren. Die ruimte is er wel aan de buitenzijde van de vrouwenvleugel, maar de symmetrie in de opbouw van hoofdgebouw, vleugels en paviljoens zou worden doorbroken als beide inritten op een verschillende locatie toegang tot de parkeergarages zouden geven. Daar komt bij dat de thans gekozen locatie een kortere route naar de parkeergarage is dan een route die naar het uiteinde van een paviljoen zou moeten lopen.

De overige afwijkingen van het bestemmingsplan.

7. Het bouwplan wijkt ook af van de toegelaten maximale bouwhoogte van 3 meter aan de zuidzijde van de nieuwe paviljoens. De woningen hebben aan die zijde op de eerste verdieping een terras en de ingevolge het Bouwbesluit verplichte balustrade brengt de goothoogte op 4,06 meter. Aan de noordzijde komen de terrassen op de tweede verdieping. Het bestemmingsplan laat daar een bouwhoogte van 6 meter toe, maar door de balustrade komt de bouwhoogte daar op 7,06 meter. Daarnaast worden tussen de balkons privacyschermen geplaatst met een maximale hoogte van 1,80 meter, maar tegen deze afwijking hebben eisers geen bezwaar. Het gaat hen met name om de dakterrassen.
7.1
Door de afwijking ten behoeve van de balustrade hebben de bewoners van de nieuwe paviljoens vanaf hun terras zicht op de tuinen van eisers. Dit is een inbreuk op de privacy van de eisers die daar hun tuin hebben. In het bestreden besluit wordt op dit punt overwogen dat de hoogte van 4,06 meter stedenbouwkundig gezien passend is bij de maat en de schaal van het gebouw in de open landschappelijke omgeving. Daarnaast is door het college aangegeven dat de bouw rekening houdt met de afstand die ingevolge het civiele recht in acht moet worden genomen.
7.2
De rechtbank stelt vast dat de dakterrassen een inbreuk op de privacy van een aantal bewoners van de mannen – en vrouwenvleugel maakt. Naar het oordeel van de rechtbank kan echter niet gezegd worden dat die inbreuk zodanig is dat het college bij afweging van de betrokken belangen geen doorslaggevend gewicht heeft kunnen toekennen aan de woonbelangen van de nieuwe bewoners. Daarbij is in aanmerking genomen dat op grond van het bestemmingsplan op landgoed [naam vergunninghoudster] in totaal 365 woningen kunnen worden gerealiseerd. Het college heeft zich daarom op het standpunt kunnen stellen dat de toevoeging van 32 nieuwe woningen met terrassen het woon- en leefklimaat van de huidige bewoners niet onevenredig aantast.

De resterende beroepsgronden.

8. Eisers hebben gesteld dat er een nulmeting gedaan moet worden om de effecten op schade, scheurvorming, verzakking en geluidsoverlast tijdens de bouw gedaan in kaart te brengen. Verder hebben zij er op gewezen dat de drie bomen illegaal zijn gekapt en dat het voormalige klassepaviljoen aan de mannenvleugel is gesloopt zonder de vereiste vergunning.
8.1
Eisers moet worden nagegeven dat de bomen illegaal zijn gekapt en dat het klassepaviljoen illegaal is gesloopt. Dat is echter niet terug te draaien en inmiddels heeft het college aan de in geding zijnde omgevingsvergunning een herplantplicht verbonden. Op de tekening behorend bij de omgevingsvergunning is ingetekend waar de nieuwe bomen geplant moeten worden. Voorts is het volledige bouwplan, inclusief de sloop van het klassepaviljoen, alsnog positief beoordeeld door de Rijkscommissie voor Cultureel Erfgoed.
8.2
Gelet hierop bestaat er geen aanleiding meer voor het college om hiertegen nog handhavend op te treden. Een handhavingsaspect past ook niet in de beoordeling van een aanvraag om omgevingsvergunning, zoals hier aan de orde. Dit geldt ook voor de door eisers gewenste nulmeting. Dat is een aspect dat zijn beslag kan krijgen bij de feitelijke uitvoering van de omgevingsvergunning.

Conclusie.

9. Het vorenstaande leidt de rechtbank tot de conclusie dat het bouwplan niet in strijd is met een goede ruimtelijke ordening. De beroepen van eisers zijn ongegrond. Gegeven deze uitkomst is er geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Beslissing

De rechtbank verklaart de beroepen ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. E.J. Govaers, voorzitter, en mr. T. Peters en mr. P.B. van Onzenoort, leden, in aanwezigheid van mr. P.H.M. Verdonschot, griffier, op 22 juni 2023 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
P.H.M. Verdonschot, griffier E.J. Govaers, voorzitter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.