Uitspraak
1.Onderzoek van de zaak
2.De tenlastelegging
3.De voorvragen
4.De beoordeling van het bewijs
5.De benadeelde partij
6.De beslissing
spreekt verdachte vrijvan het primair en subsidiair ten laste gelegde feit;
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
In de strafzaak tegen de verdachte, die werd beschuldigd van verkrachting en seksueel binnendringen van de benadeelde partij, heeft de rechtbank Zeeland-West-Brabant op 23 juni 2023 uitspraak gedaan. De zaak werd inhoudelijk behandeld op 9 juni 2023, waarbij de officier van justitie, mr. I.M. Peters, en de verdediging hun standpunten naar voren brachten. De tenlastelegging betrof zowel primair verkrachting als subsidiair seksueel binnendringen bij de benadeelde partij, die volgens de aanklacht niet in staat was weerstand te bieden door een gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis van haar geestvermogens.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig was en dat de officier van justitie ontvankelijk was in de vervolging. Tijdens de beoordeling van het bewijs heeft de officier van justitie betoogd dat er voldoende bewijs was om de verdachte schuldig te verklaren, onder andere gebaseerd op de aangifte van de benadeelde partij en verklaringen van getuigen. De verdediging daarentegen stelde dat er geen wettig bewijs was en dat de verklaringen van de getuigen niet voldoende steun boden voor de aangifte.
De rechtbank heeft geconcludeerd dat er onvoldoende wettig bewijs was om de verdachte schuldig te verklaren. De verklaring van de benadeelde partij werd als niet onbetrouwbaar beschouwd, maar er ontbrak steunbewijs om de aangifte te onderbouwen. De rechtbank sprak de verdachte vrij van het ten laste gelegde feit en verklaarde de benadeelde partij niet-ontvankelijk in haar vordering tot schadevergoeding, aangezien de verdachte was vrijgesproken van het feit waaruit de schade zou zijn ontstaan. De kosten van de verdachte werden begroot op nihil.