ECLI:NL:RBZWB:2023:43

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
5 januari 2023
Publicatiedatum
5 januari 2023
Zaaknummer
AWB- 21_2672 en 21_2673
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bestuursrechtelijke procedure inzake niet-ontvankelijkheid van bezwaarschriften tegen besluiten van het college van burgemeester en wethouders van Tilburg

Op 5 januari 2023 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke zaak tussen een eiser en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Tilburg. De eiser had beroep ingesteld tegen twee besluiten van 17 juni 2021, waarbij zijn bezwaren kennelijk niet-ontvankelijk waren verklaard. De rechtbank heeft de zaak behandeld op de zitting van 21 december 2022, maar zowel eiser als verweerder zijn niet verschenen. De eiser had eerder bezwaar gemaakt tegen een zestal besluiten van 8 maart 2021 en een besluit van 12 maart 2021, maar het college gaf aan dat deze besluiten niet bekend waren in hun administratie. Eiser werd verzocht om duidelijkheid te verschaffen over de besluiten waartegen hij bezwaar maakte, maar dit is niet gebeurd. De rechtbank concludeert dat het college bevoegd was om de bezwaarschriften niet-ontvankelijk te verklaren, omdat eiser niet kon aantonen tegen welke besluiten hij bezwaar had gemaakt. De beroepen zijn ongegrond verklaard, wat betekent dat eiser geen gelijk heeft gekregen en ook geen proceskostenvergoeding ontvangt.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Zittingsplaats Breda
Bestuursrecht
zaaknummers: BRE 21/2672 WET en BRE 21/2673 WET

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 5 januari 2023 in de zaak tussen

[naam eiser] , uit [woonplaats] , eiser

en
Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Tilburg(het college),
(gemachtigde: [naam gemachtigde] ).

Inleiding

Eiser heeft beroep ingesteld tegen een tweetal bestreden besluiten van 17 juni 2021 waarbij het college zijn bezwaren kennelijk niet-ontvankelijk heeft verklaard. De besluiten met de data en kenmerken zoals door eiser genoemd, zijn bij het college niet bekend.
De rechtbank heeft het beroep behandeld op de zitting van 21 december 2022. Eiser en verweerder zijn, met voorafgaande kennisgeving, niet verschenen.
1.
Feiten
Op 13 maart 2021 heeft eiser bezwaar gemaakt tegen een zestal besluiten van 8 maart 2021 met de volgende kenmerken: KMM3382861V58238L0KM, KMM3380587V86849L0KM, KMM3380610V87477L0KM, KMM3380612V87510L0KM, KMM3385270V54501L0KM, KMM3382744V13344L0KM. Eiser heeft daarbij verzocht om tussenkomst in de zaak. Hij wacht nog steeds op informatie over het creëren van een speciale werkplek voor hem.
Op diezelfde dag heeft eiser nogmaals bezwaar gemaakt, namelijk tegen een besluit van 12 maart 2021 van het Klantcontactcentrum Werk, Inkomen en Zorg met het kenmerk KMM3385494V64431L0KM.
Bij brieven van 21 mei 2021 heeft het college eiser laten weten dat de besluiten die eiser in zijn bezwaarschriften noemt, niet bij het college bekend zijn. Eiser is tot 4 juni 2021 in de gelegenheid gesteld om duidelijk te maken tegen welke besluiten hij bezwaar maakt, bijvoorbeeld door een kopie van de betreffende besluiten over te leggen.
In reactie van 29 mei 2021 heeft eiser laten weten dat hij alle documenten op tijd en correct heeft verstrekt en dat hij een heronderzoek wenst.
In de bestreden besluiten zijn de bezwaren kennelijk niet-ontvankelijk verklaard.
2.
Beoordeling door de rechtbank
Artikel 6:5, eerste lid, aanhef en onder c, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) bepaalt dat een bezwaarschrift een omschrijving van het besluit waartegen het bezwaar is gericht dient te bevatten.
Artikel 6:6 van de Awb bepaalt dat, indien niet is voldaan aan artikel 6:5 van de Awb, het bezwaar niet-ontvankelijk kan worden verklaard, mits de indiener de gelegenheid heeft gehad het verzuim te herstellen binnen een hem daartoe gestelde termijn.
Het college heeft eiser bij brieven van 21 mei 2021 laten weten dat in verweerders administratie geen besluiten bekend zijn van 8 en 12 maart 2021 met de door eiser genoemde kenmerken. Het is voor verweerder dan ook niet duidelijk tegen welke besluiten eiser bezwaar maakt. Daarom heeft verweerder eiser verzocht duidelijk te maken tegen welke besluiten hij bezwaar maakt, bijvoorbeeld door kopieën van de besluiten ver te leggen.
De rechtbank stelt vast dat eiser dit – ook in beroep – niet heeft gedaan. Eiser heeft zich op standpunt gesteld dat hij alle informatie heeft ingeleverd, maar de rechtbank heeft de besluiten waartegen eiser bezwaar heeft gemaakt, niet terug kunnen vinden in het dossier. Het is dan ook niet vast te stellen tegen welke besluiten eiser heeft bedoeld bezwaar te maken. De rechtbank is van oordeel dat hieruit volgt dat het college bevoegd was de bezwaarschriften niet-ontvankelijk te verklaren.
3.
Conclusie en gevolgen
De beroepen zijn ongegrond. Dat betekent dat eiser geen gelijk krijgt van de rechtbank. Hij krijgt ook geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart de beroepen ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. V.M. Schotanus, rechter, in aanwezigheid van mr. J.M. van Sambeek, griffier, op 5 januari 2023 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.