ECLI:NL:RBZWB:2023:429

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
24 januari 2023
Publicatiedatum
26 januari 2023
Zaaknummer
AWB- 22_5144
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen niet tijdig beslissen op aanvraag op grond van de Wet open overheid

In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant, gedateerd 24 januari 2023, wordt het beroep van eiser behandeld tegen het niet tijdig beslissen door de minister van Justitie en Veiligheid op zijn aanvraag van 30 augustus 2022, zoals bedoeld in artikel 4.1 van de Wet open overheid (Woo). Eiser heeft op 3 november 2022 beroep ingesteld, nadat de beslistermijn was verstreken. De rechtbank stelt vast dat het beroepschrift voldoet aan de vereisten van artikel 6:12 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), waardoor het beroep rechtsgeldig is.

De rechtbank heeft geen zitting gehouden, omdat dit niet nodig was volgens artikel 8:54 van de Awb. De minister heeft op 23 november 2022 alsnog op de aanvraag beslist. De rechtbank oordeelt dat het beroep van eiser tegen het niet tijdig beslissen ook geacht wordt te zijn gericht tegen dit besluit. Eiser heeft echter geen inhoudelijke standpunten ingediend over het Woo-verzoek en heeft niet gereageerd op een brief van de rechtbank waarin hem werd gevraagd of hij het eens was met de beslissing van de minister. Hierdoor gaat de rechtbank ervan uit dat eiser het niet eens is met het besluit van 23 november 2022.

De rechtbank besluit het beroep tegen het niet tijdig beslissen niet-ontvankelijk te verklaren en verwijst het beroep tegen het besluit van 23 november 2022 naar de minister ter behandeling als bezwaar. Eiser heeft terecht beroep ingesteld, maar er zijn geen proceskosten voor vergoeding in aanmerking gekomen, en het griffierecht hoeft niet vergoed te worden omdat dit nog niet was voldaan. De uitspraak is openbaar gemaakt en een afschrift is verzonden aan de betrokken partijen.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 22/5144

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 24 januari 2023 in de zaak tussen

[naam eiser] , uit [plaatsnaam] , eiser

en

de minister van Justitie en Veiligheid, verweerder.

Inleiding

Deze uitspraak gaat over het beroep dat eiser heeft ingesteld omdat verweerder volgens hem niet op tijd heeft beslist op de aanvraag van 30 augustus 2022 als bedoeld in artikel 4.1 van de Wet open overheid (Woo).

Overwegingen

De rechtbank nodigt partijen niet uit voor een zitting, omdat dat op grond van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in deze zaak niet nodig is.
Als een bestuursorgaan niet op tijd beslist op een aanvraag of bezwaarschrift, kan de betrokkene daartegen in beroep gaan. Voordat hij beroep kan instellen, moet de betrokkene per brief aan het bestuursorgaan laten weten dat binnen twee weken alsnog beslist moet worden op zijn aanvraag of bezwaar (de zogenoemde ingebrekestelling). Als er na die twee weken nog steeds geen besluit is, dan kan de betrokkene beroep instellen. Dit staat (onder andere) in artikel 6:12 van de Awb.
Partijen zijn het erover eens dat de beslistermijn voor de aanvraag was verstreken voordat eiser op 3 november 2022 beroep heeft ingesteld bij de rechtbank. De rechtbank stelt vast dat het beroepschrift tegen het niet tijdig beslissen op de aanvraag voldoet aan de vereisten zoals gesteld in artikel 6:12, tweede lid, van de Awb. Dit brengt mee dat eiser rechtsgeldig beroep heeft ingesteld tegen het niet tijdig beslissen.
Verweerder heeft op 23 november 2022 alsnog beslist op de aanvraag. Met toepassing van artikel 6:20, derde lid, van de Awb wordt het beroep van eiser tegen het niet tijdig beslissen mede geacht te zijn gericht tegen dit besluit.
Niet gebleken is dat eiser nog belang heeft bij een inhoudelijke beoordeling van het niet tijdig nemen van een besluit door verweerder. Het beroep tegen het niet tijdig beslissen op zijn aanvraag zal daarom niet-ontvankelijk worden verklaard.
Bij brief van 8 december 2022 heeft de rechtbank aan eiser de vraag voorgelegd of hij het al dan niet eens is met de beslissing van verweerder. Daarbij heeft de rechtbank aangegeven dat als er niet binnen de gestelde termijn van twee weken gereageerd wordt, de rechtbank ervan uit gaat dat eiser het niet eens is met het besluit. In dat geval wordt het beroep verder behandeld op grond van het eerder ingediende beroepschrift.
Eiser heeft tot op heden niet op deze brief gereageerd, zodat de rechtbank ervan uit gaan dat eiser het niet eens is met het besluit van 23 november 2022.
Nu eiser nog geen inhoudelijke standpunten ten aanzien van het Woo-verzoek heeft ingediend, ziet de rechtbank aanleiding het beroep voor zover gericht tegen het alsnog genomen besluit van 23 november 2022 te verwijzen naar verweerder ter behandeling als bezwaar (artikel 6:20, vierde lid, van de Awb).
Dit betekent dat de rechtbank het beroepschrift ingevolge artikel 6:15 van de Awb als bezwaarschrift zal doorzenden aan het bestuursorgaan onder gelijktijdige mededeling hiervan aan de afzender. Nu dit beroepschrift reeds in bezit is van verweerder zal de rechtbank hem dit niet opnieuw toezenden en volstaan met deze mededeling.
Eiser heeft terecht beroep ingesteld tegen het niet tijdig beslissen op zijn aanvraag. Verweerder hoeft echter niet het griffierecht te vergoeden omdat het griffierecht (nog) niet was voldaan.
Er zijn geen voor vergoeding in aanmerking komende proceskosten.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep tegen het niet tijdig beslissen niet-ontvankelijk;
- verwijst het beroep tegen het besluit van 23 november 2022 naar verweerder ter behandeling als bezwaar.
Deze uitspraak is gedaan door mr. drs. E.J. Govaers, rechter, in aanwezigheid van D. Alblas, griffier, op 24 januari 2023 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven. Als u graag een zitting wilt waarin u uw verzetschrift kunt toelichten, kunt u dit in uw verzetschrift vermelden.