ECLI:NL:RBZWB:2023:4285

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
21 juni 2023
Publicatiedatum
21 juni 2023
Zaaknummer
AWB- 23_2778 VV
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om voorlopige voorziening inzake intrekking en terugvordering bijstandsuitkering op grond van de Participatiewet

Op 21 juni 2023 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een zaak tussen een verzoekster en het dagelijks bestuur van Orionis Walcheren. De verzoekster had bezwaar gemaakt tegen een besluit van Orionis van 1 mei 2023, waarin haar bijstandsuitkering op grond van de Participatiewet werd ingetrokken en teruggevorderd. De verzoekster vroeg de voorzieningenrechter om een voorlopige voorziening te treffen met betrekking tot dit besluit. De behandeling van het verzoek vond plaats op 6 juni 2023 via videobellen, waarbij de verzoekster aanwezig was met haar gemachtigde, terwijl Orionis werd vertegenwoordigd door mr. N.M. Feijtel.

De voorzieningenrechter heeft overwogen dat indien iemand een verzoek om voorlopige voorziening indient, het griffierecht betaald moet worden. Als het griffierecht niet of niet tijdig wordt betaald, kan de voorzieningenrechter het verzoek niet-ontvankelijk verklaren, tenzij het niet betalen aan de verzoekster niet kan worden toegerekend. De griffier had de verzoekster op 15 mei 2023 aangemaand om het griffierecht te betalen, met de waarschuwing dat het verzoek niet-ontvankelijk zou worden verklaard bij uitblijven van betaling. Tijdens de zitting bleek dat de verzoekster het griffierecht niet had voldaan en dat de termijn hiervoor was verstreken. De voorzieningenrechter gaf de verzoekster de kans om alsnog te betalen of bewijsstukken in te dienen die betalingsonmacht aantoonden, maar de verzoekster heeft hiervan geen gebruik gemaakt.

Uiteindelijk heeft de voorzieningenrechter het verzoek om voorlopige voorziening niet-ontvankelijk verklaard, en er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door mr. V.M. Schotanus, in aanwezigheid van griffier mr. M.I.P. Buteijn, en is openbaar uitgesproken op 21 juni 2023. Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open, conform de relevante artikelen van de Algemene wet bestuursrecht.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 23/2778 PW VV

uitspraak van 21 juni 2023 van de voorzieningenrechter in de zaak tussen

[naam verzoekster] (verzoekster), te [woonplaats verzoekster],

gemachtigde: [naam gemachtigde],
en

het dagelijks bestuur van Orionis Walcheren (Orionis), verweerder.

Procesverloop

Verzoekster heeft bezwaar gemaakt tegen het besluit van Orionis van 1 mei 2023 over de intrekking en terugvordering van haar bijstandsuitkering op grond van de Participatiewet. Verzoekster heeft de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen met betrekking tot dit besluit.
Het verzoek is middels videobellen behandeld op een zitting van 6 juni 2023. Verzoekster is verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde. Orionis werd vertegenwoordigd door mr. N.M. Feijtel.

Overwegingen

1. Iemand die een verzoek om voorlopige voorziening indient, moet griffierecht betalen. Als het griffierecht niet of niet tijdig wordt betaald, verklaart de voorzieningenrechter het verzoek niet-ontvankelijk. Dat is alleen anders als het niet of niet tijdig betalen van het griffierecht de betrokkene niet kan worden toegerekend [1] .
2. De griffier heeft verzoekster bij aangetekende nota van 15 mei 2023 verzocht om het griffierecht te betalen, met de mededeling dat het verzoek niet-ontvankelijk zal worden verklaard als betaling niet binnen twee weken geschied. De griffier heeft voorafgaand aan de zitting geconstateerd dat het verschuldigde griffierecht door verzoekster niet is voldaan, en dat de termijn om dit te doen was verstreken. De voorzieningenrechter heeft dit op de zitting aan de orde gesteld, en verzoekster in de gelegenheid gesteld om het griffierecht zo spoedig mogelijk na de zitting alsnog te voldoen, dan wel bewijsstukken in te dienen die aannemelijk maken dat sprake is van betalingsonmacht. Verzoekster heeft geen gebruik gemaakt van deze gelegenheid, en hiervoor ook geen redenen aangedragen. Vanwege het uitblijven van de betaling verklaart de voorzieningenrechter het verzoek niet-ontvankelijk.
3. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De voorzieningenrechter verklaart het verzoek om een voorlopige voorziening
niet-ontvankelijk
Deze uitspraak is gedaan door mr. V.M. Schotanus, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. M.I.P. Buteijn, griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 21 juni 2023.
griffier voorzieningenrechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:
Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.

Voetnoten

1.Zie artikel 8:82, derde lid, van de Awb in samenhang met artikel 8:41, zesde lid, van de Awb.