ECLI:NL:RBZWB:2023:4285
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Voorlopige voorziening
- V.M. Schotanus
- M.I.P. Buteijn
- Rechtspraak.nl
Verzoek om voorlopige voorziening inzake intrekking en terugvordering bijstandsuitkering op grond van de Participatiewet
Op 21 juni 2023 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een zaak tussen een verzoekster en het dagelijks bestuur van Orionis Walcheren. De verzoekster had bezwaar gemaakt tegen een besluit van Orionis van 1 mei 2023, waarin haar bijstandsuitkering op grond van de Participatiewet werd ingetrokken en teruggevorderd. De verzoekster vroeg de voorzieningenrechter om een voorlopige voorziening te treffen met betrekking tot dit besluit. De behandeling van het verzoek vond plaats op 6 juni 2023 via videobellen, waarbij de verzoekster aanwezig was met haar gemachtigde, terwijl Orionis werd vertegenwoordigd door mr. N.M. Feijtel.
De voorzieningenrechter heeft overwogen dat indien iemand een verzoek om voorlopige voorziening indient, het griffierecht betaald moet worden. Als het griffierecht niet of niet tijdig wordt betaald, kan de voorzieningenrechter het verzoek niet-ontvankelijk verklaren, tenzij het niet betalen aan de verzoekster niet kan worden toegerekend. De griffier had de verzoekster op 15 mei 2023 aangemaand om het griffierecht te betalen, met de waarschuwing dat het verzoek niet-ontvankelijk zou worden verklaard bij uitblijven van betaling. Tijdens de zitting bleek dat de verzoekster het griffierecht niet had voldaan en dat de termijn hiervoor was verstreken. De voorzieningenrechter gaf de verzoekster de kans om alsnog te betalen of bewijsstukken in te dienen die betalingsonmacht aantoonden, maar de verzoekster heeft hiervan geen gebruik gemaakt.
Uiteindelijk heeft de voorzieningenrechter het verzoek om voorlopige voorziening niet-ontvankelijk verklaard, en er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door mr. V.M. Schotanus, in aanwezigheid van griffier mr. M.I.P. Buteijn, en is openbaar uitgesproken op 21 juni 2023. Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open, conform de relevante artikelen van de Algemene wet bestuursrecht.