ECLI:NL:RBZWB:2023:4271

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
23 juni 2023
Publicatiedatum
21 juni 2023
Zaaknummer
02-309309-21 en 02-136362-19 (vord. tul)
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aanwezigheid van harddrugs en voorbereidingshandelingen voor de productie van MDMA met betrekking tot meerdere verdovende middelen en munitie

Op 23 juni 2023 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die zich schuldig heeft gemaakt aan meerdere feiten met betrekking tot harddrugs en munitie. De verdachte, geboren in 1998 en gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting te Middelburg, werd bijgestaan door raadsman mr. Z. Yeral. De zaak werd inhoudelijk behandeld op 9 juni 2023, waarbij de officier van justitie, mr. J.J. Peerboom, en de verdediging hun standpunten naar voren brachten. De tenlastelegging omvatte onder andere het aanwezig hebben van MDMA, het plegen van voorbereidingshandelingen voor de productie van MDMA, en het voorhanden hebben van kogelpatronen.

De rechtbank oordeelde dat de verdachte samen met anderen op 11 november 2021 een bestelbus had gehuurd en deze had gebruikt voor het vervoeren van stoffen die bestemd waren voor de productie van MDMA. De rechtbank achtte het wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan het aanwezig hebben van MDMA en het voorbereiden van de productie daarvan. Daarnaast werd de verdachte ook schuldig bevonden aan het afleveren en verstrekken van andere verdovende middelen, zoals cocaïne en heroïne, en het voorhanden hebben van 24 kogelpatronen.

De rechtbank legde een gevangenisstraf van dertien maanden op, met aftrek van voorarrest, en verklaarde dat de in beslag genomen voorwerpen onttrokken aan het verkeer zouden worden. De vordering tot tenuitvoerlegging van een eerder opgelegde voorwaardelijke straf werd toegewezen, omdat de verdachte zich tijdens de proeftijd schuldig had gemaakt aan nieuwe strafbare feiten. De rechtbank benadrukte de ernst van de feiten en de impact op de volksgezondheid, en oordeelde dat er geen aanleiding was voor een voorwaardelijke straf.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Strafrecht
Zittingsplaats: Middelburg
parketnummers: 02/309309-21 en 02/136362-19 (vord. tul)
vonnis van de meervoudige kamer van 23 juni 2023
in de strafzaak tegen
[verdachte01]
geboren op [geboortedatum01] 1998 te [geboorteplaats01] ,
wonende te [postcode01] [plaats01] , [adres01] ,
uit anderen hoofde gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting te Middelburg,
raadsman mr. Z. Yeral, advocaat te Roosendaal.

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 9 juni 2023, waarbij de officier van justitie mr. J.J. Peerboom en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.
Ter zitting is ook de vordering tot tenuitvoerlegging behandeld met bovenvermeld parketnummer.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is gewijzigd overeenkomstig artikel 313 en 314a van het Wetboek van Strafvordering. De tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan:
1) het samen met anderen bereiden, bewerken, verwerken en vervaardigen of aanwezig hebben van MDMA en methamfetamine;
2) het samen met anderen plegen van voorbereidingshandelingen voor het bereiden, bewerken, verwerken, verkopen, afleveren, verstrekken en vervoeren van MDMA en methamfetamine;
3) het telen, bereiden, bewerken, verwerken, verkopen, afleveren, verstrekken en vervoeren of aanwezig hebben van cocaïne, heroïne en XTC-pillen;
4) het verkopen, afleveren, verstrekken en vervoeren of aanwezig hebben van hennep;
5) het voorhanden hebben van 24 kogelpatronen.
Daarnaast zijn als ad info-feiten gevoegd de verdenkingen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan:
6) het veroorzaken van gevaar op de weg;
7) het rijden met een ongeldig verklaard rijbewijs en
8) het weigeren van een bloedproef.

3.De voorvragen

De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.

4.De beoordeling van het bewijs

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de onder 1 tot en met 5 ten laste gelegde feiten en baseert zich daarbij op de bewijsmiddelen in het dossier. Ten aanzien van feit 1 stelt hij zich op het standpunt dat alleen tot een bewezenverklaring van het aanwezig hebben van MDMA kan worden gekomen en vordert hij partiële vrijspraak van het overige onder feit 1 tenlastegelegde.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging is van mening dat de rechtbank niet tot een bewezenverklaring kan komen van de feiten 1 en 2. Er is geen sprake van opzet, ook niet in voorwaardelijke zin. Ook voor medeplegen is onvoldoende bewijs. Ten aanzien van de feiten 3 en 4 is er onvoldoende bewijs voor het dealen.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1
De bewijsmiddelen
De bewijsmiddelen zijn in bijlage II aan dit vonnis gehecht.
4.3.2
De bijzondere overwegingen met betrekking tot het bewijs
Feit 1
Gelet op de in de bijlage genoemde bewijsmiddelen stelt de rechtbank het volgende vast.
Op 11 november 2021 heeft verdachte een bestelbus, een VW Crafter, gehuurd in het bijzijn van [medeverdachte01] . Zij zijn vervolgens gezamenlijk met de bestelbus naar een garagebox aan de Veilingdreef in Bergen op Zoom gereden. Bij deze garagebox stapten er drie personen uit de bestelbus, waaronder verdachte en [medeverdachte01] . Zij hebben bij de garagebox lege vaten in de bestelbus geladen, die qua kleur en vorm overeenkomen met de een dag later in de bestelbus aangetroffen volle vaten. Vervolgens zijn de drie personen weer in de bestelbus gestapt en hebben zij bij [tankstation] in Krabbendijke een tussenstop gemaakt. Daarna is de bestelbus naar het [adres02] in [plaats02] gereden. De door verdachte ter zitting afgelegde verklaring dat hij na het bezoek aan het tankstation met zijn eigen auto, die in de buurt van het verhuurbedrijf stond, is weggegaan, is in strijd met de objectieve gegevens die voortkomen uit de GPS-tracker in de bestelbus. De bestelbus is namelijk niet vanuit het tankstation teruggereden naar het verhuurbedrijf. De rechtbank schuift deze verklaring dan ook terzijde en stelt vast dat verdachte samen met [medeverdachte01] en de derde inzittende bij de woning aan [adres02] in [plaats02] is geweest.
Bij de woning in [plaats02] bevond zich een loods. Deze loods is later onderzocht, waarbij een sterke zoete anijsachtige geur werd opgemerkt, die werd herkend als de geur van een drugslaboratorium. Ook werden er PMK, zijnde één van de grondstoffen van MDMA, en PMK-gerelateerde stoffen aangetroffen.
De bestelbus werd op 12 november 2021 door het verhuurbedrijf opgehaald van de locatie waar deze was achtergelaten. In de bestelbus stonden tientallen vaten en er hing een zoete anijsachtige geur. In de vaten werden PMK, methylamine en een lage concentratie MDMA aangetroffen en ook werden goederen aangetroffen die gebruikt kunnen worden bij de vervaardiging van synthetische drugs en precursoren. Verder werd er afval aangetroffen dat past bij afval van de omzetting naar een precursor en ook gebruikersgoederen, zoals drukmeters, waterstofgasdrukventielen en krachtstroomaansluitingen.
De rechtbank stelt vast dat de bestelbus leeg was toen deze een dag eerder aan verdachte werd verhuurd. Vervolgens zijn daar in Bergen op Zoom door verdachte, [medeverdachte01] en een derde persoon lege vaten in geladen, die overeenkomen met de vaten die een dag later gevuld met PMK en een hoeveelheid MDMA in de bestelbus werden aangetroffen. Na het inladen van de vaten zijn zij met de bestelbus bij de loods in [plaats02] geweest, in welke loods vervolgens PMK werd aangetroffen en zich naar alle waarschijnlijkheid een inmiddels ontmanteld drugslaboratorium bevond. Verdachte heeft daar een ongeloofwaardige en deels aantoonbaar onjuiste verklaring over afgelegd. De rechtbank stelt dan ook vast dat het niet anders kan zijn dan dat verdachte samen met [medeverdachte01] en de derde persoon in de loods in [plaats02] de later in de vaten aangetroffen vloeistoffen in de bestelbus heeft ingeladen.
De rechtbank acht gelet op het voorgaande wettig en overtuigend bewezen dat verdachte samen met [medeverdachte01] en de derde aanwezige persoon een hoeveelheid MDMA aanwezig heeft gehad, zoals ten laste is gelegd onder feit 1. Voor de overige onder feit 1 ten laste gelegde handelingen bevat het dossier onvoldoende bewijs. De rechtbank zal verdachte van dat gedeelte van de tenlastelegging dan ook vrijspreken.
Nu op basis van de bewijsmiddelen kan worden afgeleid dat verdachte, [medeverdachte01] en de derde persoon voortdurend in elkaars gezelschap verkeerden, en een aannemelijke verklaring van verdachte daarover is uitgebleven, acht de rechtbank bewezen dat het feit in vereniging is gepleegd.
Feit 2
Zoals hiervoor is overwogen, heeft verdachte op 11 november 2021 een bestelbus, een VW Crafter, gehuurd in het bijzijn van [medeverdachte01] . In deze bestelbus zijn een dag later PMK, methylamine, drukmeters, waterstofgasdrukventielen en krachtstroomaansluitingen aangetroffen, waarvan de rechtbank op grond van de hiervoor vastgestelde feiten en omstandigheden vaststelt dat het niet anders kan zijn dan dat verdachte dit samen met [medeverdachte01] en de derde persoon in de loods in [plaats02] in de bestelbus heeft ingeladen. De rechtbank is van oordeel dat, gelet op de hoeveelheid en de aard van de in de bestelbus aangetroffen goederen, het niet anders kan dan dat deze goederen in onderling samenhang bezien, bestemd waren voor de productie van MDMA en dat de verdachten dit ook wisten. De goederen waren ook afkomstig van een locatie waar zich naar alle waarschijnlijkheid een drugslaboratorium had bevonden.
De rechtbank stelt gelet op het voorgaande vast dat verdachte samen met [medeverdachte01] en de derde aanwezige persoon goederen die bestemd zijn tot de productie van MDMA voorhanden heeft gehad. De rechtbank acht dan ook wettig en overtuigend bewezen dat zij zich schuldig hebben gemaakt aan het voorbereiden dan wel bevorderen van de productie van MDMA, zoals ten laste is gelegd onder feit 2.
Gelet op de gezamenlijke uitvoering door verdachte, [medeverdachte01] en de derde persoon komt de rechtbank tot een bewezenverklaring van medeplegen.
Feiten 3 en 4
Gelet op de in de bijlage genoemde bewijsmiddelen acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het afleveren, verstrekken en vervoeren van cocaïne, heroïne en hennep en het opzettelijk aanwezig hebben van de in de tenlastelegging genoemde hoeveelheden cocaïne, heroïne en amfetamine. De rechtbank baseert zich daarbij met name op de tapgesprekken uit de telefoon van verdachte, waaruit blijkt dat verdachte als chauffeur fungeerde bij het verstrekken van verdovende middelen aan klanten. Verdachte verklaarde ter zitting dat hij de betreffende telefoon in gebruik had.
Feit 5
Gelet op de in de bijlage genoemde bewijsmiddelen, waaronder de bekennende verklaring van verdachte, komt de rechtbank tot een bewezenverklaring van hetgeen ten laste is gelegd onder feit 5.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
1.
op 11 november 2021 te [plaats02] , gemeente Noord-Beveland, tezamen en in vereniging met anderen, opzettelijk aanwezig heeft gehad een hoeveelheid van een materiaal bevattende MDMA, zijnde MDMA een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I;
2.
op 11 november 2021 te [plaats02] , gemeente Noord-Beveland, tezamen en in vereniging met anderen, om een feit, bedoeld in het derde of vierde lid van artikel 10 van de Opiumwet,
te weten het opzettelijk bereiden, bewerken, verwerken, verkopen, afleveren, verstrekken, vervoeren van een hoeveelheid MDMA, zijnde MDMA een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, voor te bereiden en/of te bevorderen
- daarbij behulpzaam te zijn en daartoe gelegenheid en middelen te verschaffen, en
- zich en anderen middelen tot het plegen van die feiten heeft getracht te verschaffen, en
- voorwerpen en vervoermiddelen en stoffen voorhanden heeft gehad, waarvan hij, verdachte en zijn mededaders wisten dat zij bestemd waren tot het plegen van die delicten,
immers, hebben hij, verdachte en zijn mededaders toen aldaar
* een bestelbus (VW Crafter) gehuurd en
* hoeveelheden Piperonyl-Methyl-Keton ook wel PMK genaamd en hoeveelheden Methylamine en productieapparatuur en gebruikersgoederen zoals drukmeters en
waterstofgasdrukventielen en krachtstroom-aansluitingen voorhanden gehad, waarvan verdachte en zijn mededaders wisten dat die bestemd waren tot het plegen van die feiten;
3.
in de periode van 14 november 2021 tot en met 7 januari 2022 in Nederland,
- ( telkens) opzettelijk meerdere gebruikershoeveelheden cocaïne en heroïne, zijnde cocaïne en heroïne, een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst 1, heeft afgeleverd en verstrekt en vervoerd en aanwezig heeft gehad en
- op 7 januari
2022te Kloetinge, in de gemeente Goes, opzettelijk aanwezig heeft gehad,
133 gripzakjes bevattende cocaïne
27 gripzakjes bevattende heroïne en
10 pillen bevattende amfetamine,
zijnde cocaïne, heroïne en amfetamine, (telkens) een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst 1;
4.
in de periode van 14 november 2021 tot en met 7 januari 2022 in Nederland, meermalen (telkens) opzettelijk heeft afgeleverd en verstrekt en vervoerd, meerdere
gebruikershoeveelheid(en) hennep, zijnde hennep (telkens) een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II;
5.
op 11 januari 2022 te Bergen op Zoom, munitie in de zin van art. 1 onder 4° van de Wet wapens en munitie, te weten munitie als bedoeld in categorie III, te weten 24 kogelpatronen (merk Eley, kaliber .22 Lr) voorhanden heeft gehad.
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

5.De strafbaarheid

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Dit levert de in de beslissing genoemde strafbare feiten op.
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.

6.De strafoplegging

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie stelt zich op het standpunt dat de onder 6 en 8 ad info ten laste gelegde feiten niet kunnen worden meegenomen, bij gebrek aan voldoende bewijs. Het onder feit 7 ad info tenlastegelegde kan wel worden meegenomen. Hij vordert aan verdachte op te leggen een gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden met aftrek van voorarrest.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging merkt op dat het onder feit 7 ad info ten laste gelegde feit kan worden meegenomen, maar de onder 6 en 8 ad info ten laste gelegde feiten bij gebrek aan voldoende bewijs niet. Verzocht wordt geen langere onvoorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen dan hetgeen verdachte reeds in voorarrest heeft doorgebracht. Hiernaast kan een voorwaardelijke straf worden opgelegd met daaraan verbonden de door de reclassering geadviseerde voorwaarden. Verdachte is bereid zich aan deze voorwaarden te houden.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan meerdere strafbare feiten met betrekking tot verdovende middelen. Zo heeft hij zich samen met anderen bezig gehouden met voorbereidingshandelingen die zagen op de productie van MDMA. Daarnaast heeft verdachte een rol gehad in de handel in hard- en softdrugs door cocaïne, heroïne en hennep af te leveren aan klanten. Uit de bewijsmiddelen volgt dat deze handel in georganiseerd verband heeft plaatsgevonden. Verdachte heeft ten behoeve van die handel ook meerdere hoeveelheden drugs aanwezig gehad. Door zijn handelen heeft verdachte een bijdrage geleverd aan de instandhouding van het criminele drugscircuit in het land. Door harddrugs wordt de volksgezondheid ernstig bedreigd. Van bedoeld circuit gaat een sterk ondermijnende en maatschappelijk ontwrichtende werking uit. Ten slotte leiden drugs veelal, direct en indirect, tot vele vormen van criminaliteit. Verdachte heeft hiervoor kennelijk geen oog gehad en zich slechts door eigen financieel gewin laten leiden. Wel heeft de rechtbank oog voor de ondergeschikte rol die verdachte in het geheel lijkt te hebben gespeeld. Verdachte lijkt een loopjongen te zijn geweest.
Daarnaast heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan het voorhanden hebben van munitie, te weten 24 kogelpatronen.
De rechtbank heeft bij de strafbepaling rekening gehouden met het volgende door verdachte bekende en onder 7 ad informandum op de dagvaarding vermelde strafbare feit:
het op of omstreeks 22 oktober 2022 te Vlissingen rijden met ongeldig verklaard rijbewijs
(art 9 lid 2 WVW94).
Hetgeen voor het overige ad informandum is aangeboden is buiten beschouwing gebleven, nu deze feiten niet door verdachte worden bekend.
De rechtbank houdt rekening met het feit dat ten aanzien van feiten 1 en 2 sprake is van eendaadse samenloop.
De rechtbank heeft bij de strafoplegging acht geslagen op het strafblad van verdachte, waaruit blijkt dat verdachte vaker is veroordeeld, ook voor Opiumwetfeiten. Ook heeft verdachte deze feiten gepleegd terwijl hij in een proeftijd liep. Verder is artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht van toepassing.
Daarnaast houdt de rechtbank rekening met het reclasseringsrapport dat over verdachte is opgemaakt. Hieruit komt naar voren dat er bij verdachte een zorgwekkend delictpatroon wordt gezien, waarin verdachte voortdurend met politie en justitie in aanraking komt voor diverse delicten. In het schorsingstoezicht ontbrak het verdachte aan intrinsieke motivatie en inzet om aan de bijzondere voorwaarden te voldoen. Er worden risicofactoren gezien op het gebied van dagbesteding en financiën, omdat verdachte zegt een financieel motief te hebben gehad voor hetgeen hij bekent. Ook ontbrak het hem aan structurele dagbesteding en een vast inkomen ten tijde van de feiten. Tevens worden risico’s op het gebied van het psychosociaal functioneren en de houding van verdachte vermoed. Enige mate van sociaalwenselijkheid wordt niet uitgesloten. Er worden zorgsignalen gesignaleerd op verschillende leefgebieden waarop het inzetten van interventies van belang wordt geacht. De uitvoerbaarheid en haalbaarheid van interventies wordt echter als laag geschat. Het risico op recidive wordt ingeschat als hoog. Geadviseerd wordt een straf zonder bijzondere voorwaarden op te leggen. Er worden geen mogelijkheden gezien om met interventies of toezicht de risico’s te beperken of het gedrag te veranderen. Mocht verdachte toch worden veroordeeld tot een voorwaardelijke sanctie, worden als voorwaarden geadviseerd een meldplicht bij de reclassering en ambulante behandeling.
Gelet op de ernst van de feiten en de inhoud van het reclasseringsadvies ziet de rechtbank geen reden om een andere straf dan een geheel onvoorwaardelijke gevangenisstraf aan verdachte op te leggen. De rechtbank ziet geen aanknopingspunten voor vormen van gedragsbeïnvloeding als onderdeel van bijzondere voorwaarden bij een (deels) voorwaardelijke straf. De rechtbank is van oordeel dat een gevangenisstraf voor de duur van dertien maanden met aftrek van voorarrest passend en geboden is.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat aan de verdachte voorwaardelijke invrijheidstelling wordt verleend als bedoeld in artikel 6:2:10 van het Wetboek van Strafvordering.

7.Het beslag

7.1
De onttrekking aan het verkeer
De hierna in de beslissing genoemde in beslag genomen voorwerpen zijn vatbaar voor onttrekking aan het verkeer.
Gebleken is dat feit 5 is begaan met betrekking tot deze voorwerpen.
Verder zijn de voorwerpen van zodanige aard dat het ongecontroleerde bezit daarvan
in strijd is met de wet en het algemeen belang.

8.De vordering tot tenuitvoerlegging

De officier van justitie heeft gevorderd dat de voorwaardelijke straf van twee maanden gevangenisstraf die aan verdachte is opgelegd bij vonnis van de politierechter van
15 november 2019 onder parketnummer 02/136362-19 ten uitvoer zal worden gelegd.
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering niet tijdig is gedaan en dus moet worden afgewezen. Subsidiair wordt verzocht om niet te komen tot gehele toewijzing van de vordering, maar tot verlenging van de proeftijd dan wel gedeeltelijke toewijzing en omzetting in een taakstraf.
De rechtbank stelt vast dat de vordering tot tenuitvoerlegging is ingediend op 24 maart 2022. Nog daargelaten dat die binnen de proeftijd, die loopt tot 31 mei 2023, is ingediend, is sinds 1 januari 2020 artikel 6:6:21 van het Wetboek van Strafvordering van toepassing. In dit artikel is niet geregeld binnen welke termijn een officier van justitie een vordering tot tenuitvoerlegging van een voorwaardelijk opgelegde straf moet indienen. De officier van justitie is daarom ontvankelijk in zijn vordering.
Verder stelt de rechtbank vast dat verdachte zich voor het einde van de proeftijd schuldig heeft gemaakt aan een nieuw strafbaar feit en daarmee de algemene voorwaarde heeft overtreden. Gelet hierop zal de vordering tot tenuitvoerlegging worden toegewezen. De rechtbank ziet geen aanleiding om van het uitgangspunt van gehele toewijzing van de vordering af te wijken in het voordeel van verdachte.

9.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 36b, 36c, 47, 55, 57 en 63 van het Wetboek van Strafrecht, de artikelen 2, 3, 10, 10a en 11 van de Opiumwet, de artikelen 26 en 55 van de Wet wapens en munitie en de artikelen 9 en 176 van de Wegenverkeerswet 1994, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

10.De beslissing

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het tenlastegelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezenverklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
eendaadse samenloop van:
feit 1:opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2, onder C, van de Opiumwet gegeven verbod, in vereniging gepleegd en
feit 2:een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, voorbereiden of bevorderen door voorwerpen en stoffen voorhanden te hebben,
waarvan hij weet dat zij bestemd zijn tot het plegen van dat feit, in vereniging gepleegd;
feit 3:opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2, onder B, van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd
en
opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2, onder C, van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd;
feit 4:opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3, onder B, van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd;
feit 5:handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie;
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot
een gevangenisstraf van 13 (dertien) maanden;
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf;
Beslag
- verklaart onttrokken aan het verkeer de inbeslaggenomen voorwerpen, te weten:
23 stuks munitie (omschrijving: G2417518, 3 gripzakjes met patronen);
Vordering tenuitvoerlegging
- gelast dat de voorwaardelijke straf die bij vonnis d.d. 15 november 2019 is opgelegd in de zaak onder parketnummer 02/136362-19
ten uitvoer zal worden gelegd, te weten
2 (twee) maanden gevangenisstraf;
Voorlopige hechtenis
- heft het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis op.
Dit vonnis is gewezen door mr. H. Skalonjic, voorzitter, mr. G.H. Nomes en mr. M.A.H. Kempen, rechters, in tegenwoordigheid van mr. C.E.A.M. van der Ven - van de Riet, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 23 juni 2023.