ECLI:NL:RBZWB:2023:4270

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
22 juni 2023
Publicatiedatum
21 juni 2023
Zaaknummer
02/261856-22
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontucht en seksuele verleiding van een minderjarige door een volwassene

In deze strafzaak heeft de rechtbank Zeeland-West-Brabant op 22 juni 2023 uitspraak gedaan tegen een verdachte die op 18 januari 2020 ontucht heeft gepleegd met de twaalfjarige dochter van zijn toenmalige vriendin. De verdachte heeft het meisje verleid om seksueel getinte foto's van zichzelf te maken en deze naar hem te sturen in ruil voor cadeautjes. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan ontuchtige handelingen en seksuele verleiding van een minderjarige. De rechtbank oordeelde dat de verdachte wettig en overtuigend schuldig was aan de tenlastegelegde feiten, waarbij de verklaringen van het slachtoffer en de verdachte, alsook de inhoud van hun communicatie via Discord, als bewijs zijn gebruikt. De verdachte is veroordeeld tot een taakstraf van 100 uur en een voorwaardelijke gevangenisstraf van twee maanden met een proeftijd van twee jaar. De rechtbank heeft ook rekening gehouden met de impact van de feiten op het slachtoffer en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder zijn blanco strafblad en de diagnose van Asperger. De rechtbank heeft de vordering van de benadeelde partij gedeeltelijk toegewezen, waarbij een schadevergoeding van € 214,20 voor materiële schade en € 1.500,00 voor immateriële schade is vastgesteld. De rechtbank heeft de verdachte ook verplicht om de schadevergoeding te betalen, met de mogelijkheid van gijzeling bij niet-betaling.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT JM 19/06 JB 19/6 ASB 20/6
Strafrecht
Zittingsplaats: Middelburg
parketnummer: 02/261856-22
vonnis van de meervoudige kamer van 22 juni 2023
in de strafzaak tegen
[verdachte01]
geboren op [geboortedatum01] 1982 te [geboorteplaats01]
wonende te ( [postcode01] ) [plaats01] , [adres01]
raadsvrouw mr. N. Wouters, advocaat te Middelburg

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 8 juni 2023, waarbij de officier van justitie, mr. R.C.P. Rammeloo, en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte
feit 1:op 18 januari 2020 ontucht heeft gepleegd met [slachtoffer01] die toen 12 jaar oud was;
feit 2:in de periode van 1 januari 2020 tot en met 16 april 2020 [slachtoffer01] , die toen 12 á 13 jaar oud was, heeft bewogen tot het uitvoeren van ontuchtige handelingen, door haar te vragen foto’s van zichzelf te maken en naar hem toe te sturen waarop zij (gedeeltelijk) ontkleed was, althans dat verdachte dit heeft geprobeerd.

3.De voorvragen

De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.

4.De beoordeling van het bewijs

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht feit 1 wettig en overtuigend bewezen en baseert zich daarbij met name op de verklaring van [slachtoffer01] , de verklaring van verdachte en de inhoud van de Discord-gesprekken tussen verdachte en [slachtoffer01] .
Naar zijn mening kan ook feit 2, in de primaire variant, wettig en overtuigend worden bewezen verklaard en hij verwijst daarvoor hoofdzakelijk naar de bekennende verklaring van verdachte en de Discord-gesprekken.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw is van mening dat de rechtbank niet tot een bewezenverklaring kan komen van feit 1. De raadsvrouw stelt dat niet ter discussie staat dat verdachte een arm om [slachtoffer01] heeft heen geslagen, maar niet kan worden vastgesteld dat verdachte de borst van [slachtoffer01] heeft aangeraakt. Verdachte heeft dat ook ontkend. In dit verband wordt de verklaring van [slachtoffer01] als onbetrouwbaar aangemerkt. Evenmin heeft verdachte de seksuele intentie gehad om een ontuchtige handeling te verrichten. Het gevoel dat [slachtoffer01] aan de omhelzing heeft overgehouden mag niet de doorslag geven bij de beantwoording van de vraag of hier sprake is geweest van een ontuchtige handeling. De raadsvrouw heeft daarom vrijspraak bepleit van feit 1.
Ten aanzien van feit 2 stelt de raadsvrouw zich op het standpunt dat in elk geval de subsidiaire variant, de poging tot seksuele verleiding van een minderjarige, kan worden bewezen. De raadsvrouw refereert zich aan het oordeel van de rechtbank of de gestuurde foto’s als ontuchtig kunnen worden aangemerkt. Niet kan worden bewezen het bestanddeel “dat misbruik is gemaakt van een uit feitelijke verhoudingen vloeiend overwicht”, omdat daarvan geen sprake is geweest. Het leeftijdsverschil tussen [slachtoffer01] en verdachte is weliswaar evident en werd door hen benoemd, maar [slachtoffer01] communiceerde met verdachte als met een leeftijdsgenoot.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1
De bewijsmiddelen
De bewijsmiddelen zijn in bijlage II aan dit vonnis gehecht.
4.3.2
De bijzondere overwegingen met betrekking tot het bewijs
feit 1:
Op basis van de opgenomen bewijsmiddelen is de rechtbank van oordeel dat de tenlastegelegde ontucht met [slachtoffer01] , bestaande uit het betasten/aanraken van haar borst, wettig en overtuigend kan worden bewezen.
[slachtoffer01] heeft verklaard dat zij op een avond in januari 2020 thuis naast verdachte op de bank in de woonkamer zat en dat zij samen naar een film op de televisie keken. Op enig moment sloeg verdachte zijn arm om haar heen. Vervolgens betastte hij met zijn hand haar borst. Zowel [slachtoffer01] als verdachte hebben verklaard dat verdachte die avond dronken was. Verdachte heeft verklaard dat hij destijds met zijn hand enkel in de buurt van haar borst was geweest, maar deze niet heeft aangeraakt. De rechtbank acht dat echter niet geloofwaardig. Uit het dossier blijkt dat verdachte meermalen zijn excuses heeft aangeboden aan [slachtoffer01] en haar moeder. Voorts heeft de rechtbank acht geslagen op het gesprek van 21 maart 2020 tussen [slachtoffer01] en verdachte op het digitaal platform Discord, waarin zij beiden refereren naar de gebeurtenis in januari 2020. [slachtoffer01] zegt: “En toen je aan me je weet wel wat zat?” Verdachte reageert daarop met: “Combinatie van factoren denk ik? Ik had ook veel bier op (helaas). En ik had het idee dat het verder wel gezellig was… Dus ik dacht dan zegt ze wel nee of doet ze mijn hand weg maar ja ik wist niet dat je bang was.... Mijn nederige excuses nogmaals.” Uit het feit dat [slachtoffer01] niet benoemt of durft te benoemen waar zij is aangeraakt en verdachte zegt dat zij zijn hand weg had kunnen doen en zijn excuses maakt, maakt de rechtbank op dat hier niet wordt gedoeld op het leggen van een arm om de schouder van [slachtoffer01] , maar op het aanraken van de borst van [slachtoffer01] .
Voorts is de rechtbank van oordeel dat verdachte doelbewust de borst van [slachtoffer01] heeft aangeraakt en dat het een handeling van seksuele aard betreft, die in strijd is met de sociaal-ethische norm. In dat verband is van belang de context waarin deze gebeurtenis heeft plaatsgevonden. Verdachte heeft namelijk in de omliggende periode aan [slachtoffer01] herhaaldelijk gevraagd om seksueel getinte foto’s van haarzelf te maken en met hem te delen in ruil voor cadeautjes. Ze hadden daarover stiekem contact, buiten de moeder van [slachtoffer01] om (met wie verdachte een relatie had). De handeling kan daarom als ontuchtig worden beschouwd.
feit 2:
Gelet op de bewijsmiddelen, waaronder de bekennende verklaring van verdachte, acht de rechtbank het primair tenlastegelegde feit, de seksuele verleiding van een minderjarige, wettig en overtuigend bewezen.
Anders dan de raadsvrouw heeft betoogd kan ook het bestanddeel “misbruik van uit feitelijke verhoudingen voortvloeiend overwicht” worden bewezen. Het leeftijdsverschil tussen [slachtoffer01] (die destijds 12/13 jaar oud was) en verdachte (die destijds 37/38 jaar was) is dusdanig groot, dat er geen sprake kan zijn van een gelijkwaardige verhouding tussen hen beiden. Daarbij komt dat verdachte een relatie had met [slachtoffer01] moeder, wat de verhouding evenzeer anders maakt.
Uit de Discord-gesprekken en de verklaring van verdachte komt naar voren dat verdachte voor [slachtoffer01] daadwerkelijk cadeaus heeft gekocht en foto’s van haar in bikini heeft ontvangen, zodat het geen poging maar een voltooid delict betreft.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
feit 1:op 18 januari 2020 te Vlissingen met [slachtoffer01] , geboren op [geboortedatum02] 2007, die toen de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt, buiten echt, een ontuchtige handeling heeft gepleegd, te weten het betasten/aanraken van de borst van die [slachtoffer01] ;
feit 2 primair:in de periode van 1 januari 2020 tot en met 16 april 2020 te Vlissingen door giften en/of beloften van goed en misbruik van uit feitelijke verhoudingen voortvloeiend overwicht,
[slachtoffer01] , geboren op [geboortedatum02] 2007, die de leeftijd van achttien jaren nog niet had bereikt, opzettelijk heeft bewogen ontuchtige handelingen te plegen, door het die [slachtoffer01] laten maken van foto's waarop het deels ontblote lichaam van die [slachtoffer01] te zien is en (vervolgens) deze foto's aan hem, verdachte, toe te sturen en bestaande die beloften van goed uit de belofte (anime)kleding, althans enig goed te geven aan/te kopen voor die [slachtoffer01] als zij zou doen wat hij, verdachte vroeg en bestaande dat uit feitelijke verhoudingen voortvloeiend overwicht uit een groot leeftijdsverschil tussen hem, verdachte en die [slachtoffer01] .
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

5.De strafbaarheid

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Dit levert de in de beslissing genoemde strafbare feiten op.
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.

6.De strafoplegging

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie vordert aan verdachte op te leggen een gevangenisstraf van
12 maanden waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar met daaraan gekoppeld de bijzondere voorwaarden zoals geadviseerd door de reclassering. Met deze eis wil hij de ernst van de feiten, die mogelijk langdurige nadelige gevolgen voor het jonge slachtoffer hebben, tot uitdrukking brengen.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft verzocht verdachte te veroordelen tot een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf zonder bijzondere voorwaarden. De reclassering ziet met name gevaar in het ontbreken van een sociaal netwerk, maar deze situatie kan volgens de raadsvrouw niet door de reclassering worden veranderd. Bovendien meent verdachte dat hij inmiddels voldoende sociaal gedrag heeft aangeleerd. Indien de voorwaarden worden opgelegd, zal verdachte daaraan evenwel volledig meewerken.
Tevens heeft de raadsvrouw gevraagd bij de strafmaat rekening te houden met de omstandigheden dat verdachte een blanco strafblad heeft, dat verdachte gediagnosticeerd is met Asperger en de zaak in dit perspectief moet worden bezien, dat verdachte waarschijnlijk zijn huidige werk kwijt raakt omdat hij hiervoor een VOG moet hebben, dat er geen expliciete naaktfoto’s van [slachtoffer01] zijn gedeeld en dat [slachtoffer01] in Vlissingen ten onrechte rondvertelt dat verdachte een verkrachter is. Voorts is opgemerkt dat verdachte in de veronderstelling verkeerde dat deze kwestie was uitgepraat en afgesloten door het gesprek dat verdachte tussentijds met [slachtoffer01] en haar moeder heeft gevoerd.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Verdachte heeft op 18 januari 2020 ontucht gepleegd met [slachtoffer01] , de twaalfjarige dochter van zijn toenmalige vriendin. [slachtoffer01] moeder vertrouwde haar dochter toe aan de zorg van verdachte, toen ze een avondje uit ging. Verdachte heeft misbruik gemaakt van die situatie en van [slachtoffer01] door haar te betasten aan haar borst.
Daarnaast heeft verdachte in de periode van 1 januari 2020 tot en met 16 april 2020 [slachtoffer01] verleid om seksueel getinte foto’s van haarzelf te maken en naar hem toe te sturen. Dit in ruil voor cadeautjes, zoals computerspelletjes of kleding van personages uit een Japanse serie waarvan zij fan is. [slachtoffer01] en verdachte onderhielden hierover heimelijk contact via Discord. [slachtoffer01] moeder mocht hiervan niet weten.
Verdachte heeft volstrekt ontoelaatbaar gedrag laten zien, waarmee hij inbreuk heeft gemaakt op de lichamelijke integriteit van het slachtoffer en haar vertrouwen heeft geschaad. Verdachte heeft zich niet bekommerd om de gevoelens van [slachtoffer01] en de gevolgen van zijn handelen voor haar ontwikkeling. Verdachte heeft klaarblijkelijk uitsluitend oog gehad voor zijn eigen belangen en gevoelens en de bevrediging van zijn eigen behoeften.
In het dossier en de onderbouwing bij het verzoek tot schadevergoeding komt naar voren dat de feiten een behoorlijke impact op [slachtoffer01] hebben (gehad). Zij heeft door toedoen van verdachte onder meer psychische en emotionele schade opgelopen. Dit kan nog langdurig en diepgaand doorwerken.
Feiten als de onderhavige roepen bovendien in de samenleving gevoelens van verontwaardiging op.
Verdachte heeft zich niet gerealiseerd dat seksueel getinte afbeeldingen een minderjarige, als deze in de verkeerde handen zouden vallen, nog tot in lengte der dagen kan achtervolgen. Het internet vergeet immers niet. Ook dit risico heeft verdachte op de koop toe genomen, ondanks dat dit een minderjarige langdurig kan beschadigen.
Tevens heeft de rechtbank de persoonlijke omstandigheden van verdachte in aanmerking genomen. Zo weegt de rechtbank in zijn voordeel mee dat hij een blanco strafblad heeft.
Daarnaast heeft de rechtbank kennis genomen van het reclasseringsrapport van 2 juni 2023. De reclassering beschrijft daarin dat zij risico’s ziet op het gebied van psychosociaal functioneren en sociaal netwerk. Zij geeft aan dat verdachte niet kan differentiëren in soorten contacten, waardoor hij geen onderscheid maakt tussen contact met volwassenen en contact met kinderen. Het gebruik van alcohol zou ten tijde van het bewezenverklaarde een katalyserend effect gehad kunnen hebben op grensoverschrijdend gedrag. Tevens wordt vermeld dat de houding van verdachte afstandelijk is en dat hij weinig empathie, emotie of mimiek toont, zodat niets hem lijkt te raken of hij onverschillig lijkt te staan tegenover het bewezenverklaarde. Zijn sociale vaardigheden zijn beperkt. De reclassering concludeert dat verdachte vanuit een autismespectrumstoornis (Asperger) zich niet anders kan presenteren.
Zij adviseert een (deels) voorwaardelijke straf op te leggen met als bijzondere voorwaarden een meldplicht bij de reclassering en ambulante behandeling bij [zorgverlener01] . De behandeling zou zich moeten richten op psycho-educatie, eenzaamheid, coping, herkennen en aanleren van grenzen en het leren duiden van de aard van verschillende sociale contacten en welk gedrag daarbij passend is.
Voor het bepalen van de straf heeft de rechtbank aansluiting gezocht bij de straffen die in vergelijkbare zedenzaken zijn opgelegd.
Alles afwegend, is de rechtbank van oordeel dat een taakstraf een passende strafrechtelijke sanctie is. Daarnaast ziet de rechtbank op grond van de aard van de feiten in combinatie met zijn persoonlijke omstandigheden aanleiding om een voorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen. Ook de rechtbank acht een adequaat begeleidingstraject van essentieel belang om de kans op herhaling in de toekomst te verkleinen. Door het opleggen van een voorwaardelijke gevangenisstraf wordt het mogelijk gemaakt om de door de reclassering genoemde bijzondere voorwaarden ten uitvoer te brengen en een vinger aan de pols te houden. Dat verdachte de afgelopen tijd al nieuwe sociale vaardigheden heeft aangeleerd, juicht de rechtbank toe.
De rechtbank zal verdachte veroordelen tot een taakstraf van 100 uur en een voorwaardelijke gevangenisstraf van 2 maanden met de bijzondere voorwaarden die door de reclassering zijn geadviseerd.
Met deze straffen beoogt de rechtbank een balans te vinden tussen de belangen van het slachtoffer, de bescherming van de samenleving en de mogelijkheid van de verdachte om te werken aan zijn gedrag en toekomstige verantwoordelijkheid.

7.De benadeelde partij

De benadeelde partij [slachtoffer01] vordert een schadevergoeding van € 26.452,15 en de wettelijke rente voor de feiten 1 en 2. Dit bedrag bestaat uit € 16.452,15 aan materiële schade, te weten € 214,20 voor reis- en parkeerkosten, € 1.037,95 voor een nieuwe bank en
€ 15.200,00 voor de opgelopen studievertraging. Daarnaast is € 10.000,00 immateriële schade gevorderd.
De rechtbank heeft hiervoor overwogen dat bewezen kan worden verklaard dat verdachte deze feiten heeft gepleegd. Dit betekent dat verdachte onrechtmatig heeft gehandeld tegenover de benadeelde partij en dat hij verplicht is de schade van de benadeelde partij te vergoeden.
De door de benadeelde gevorderde schadevergoeding acht de rechtbank toewijsbaar tot een bedrag van € 214,20 aan materiële schade, voor reis- en parkeerkosten. Tevens zal een bedrag aan immateriële schade worden toegewezen, maar niet het gevraagde bedrag van
€ 10.000,00. Gelet op de bedragen die in soortgelijke zaken aan benadeelden worden toegekend, zal de rechtbank dit bedrag matigen en de immateriële schade toewijzen tot
€ 1.500,00.
De toegekende bedragen worden vermeerderd met de wettelijke rente.
Deze schade staat ook in een voldoende verband met het bewezenverklaarde handelen van verdachte, zodat ook sprake is van schade die een rechtstreeks gevolg is van de bewezenverklaarde feiten.
De rechtbank zal tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen tot betaling van het toegekende schadebedrag. Dit betekent dat het CJIB de inning zal verzorgen en dat bij niet betaling gijzeling kan worden toegepast als dwangmiddel.
Voor de overige gevorderde (materiële en immateriële) schade is de rechtbank van oordeel dat de behandeling van dit gedeelte van de vordering een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert, omdat dit gedeelte niet eenvoudig is vast te stellen. De benadeelde partij zal daarom niet-ontvankelijk worden verklaard in dit gedeelte van de vordering. De vordering kan bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.

8.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 36f, 57, 247 en 248a van het Wetboek van Strafrecht zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

9.De beslissing

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het tenlastegelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezenverklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
feit 1:met iemand beneden de leeftijd van zestien jaren buiten echt ontuchtige handelingen plegen;
feit 2 primair:door giften en misbruik van uit feitelijke verhoudingen voortvloeiend overwicht een persoon, waarvan de dader weet dat deze de leeftijd van achttien jaar nog niet heeft bereikt, opzettelijk bewegen ontuchtige handelingen te plegen;
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot een taakstraf van
100 uren;
- beveelt dat indien verdachte de taakstraf niet naar behoren verricht,
vervangende hechteniszal worden toegepast van
50 dagen;
- veroordeelt verdachte tot
een gevangenisstraf van twee maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar;
- bepaalt dat deze straf niet ten uitvoer wordt gelegd, tenzij de rechter tenuitvoerlegging gelast, omdat verdachte voor het einde van de proeftijd de hierna vermelde voorwaarden niet heeft nageleefd;
- stelt als
algemene voorwaardedat verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
- stelt als
bijzondere voorwaarden:
* dat verdachte zich binnen drie werkdagen na het onherroepelijk worden van dit vonnis zal melden bij
Reclassering Nederland, en zich daarna gedurende een door de reclassering te bepalen periode (die loopt tot maximaal het einde van de proeftijd) zal blijven melden, zo lang en zo frequent als de reclassering nodig vindt. De reclassering zal contact met verdachte opnemen voor de eerste afspraak;
* dat verdachte meewerkt aan diagnostiek en zich, indien geïndiceerd, laat behandelen door Forensische Zorg Zeeland (FZZ) of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De behandeling start na intake en een positieve indicatie. De behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Verdachte houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling;
* dat verdachte ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit, medewerking verleent aan het nemen van vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage biedt;
* dat verdachte medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen;
- geeft opdracht aan de reclassering tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde bijzondere voorwaarde(n) en verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden;
Benadeelde partij
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij
[slachtoffer01]van
€ 1.714,20(
zeventienhonderdenveertien euro en 20 cent) bestaande uit
€ 214,20(
tweehonderdenveertien euro en 20 cent) aan materiële schade en
€ 1.500,00(
vijftienhonderd euro) aan immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente, vanaf 18 januari 2020 tot aan de dag der voldoening;
- veroordeelt verdachte in de kosten van de benadeelde partij tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot nu toe begroot op nihil;
- verklaart de benadeelde partij in het overige gedeelte van de vordering niet-ontvankelijk en bepaalt dat de vordering voor dat gedeelte bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht;
- legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het [slachtoffer01]
(feit 1 en 2)
, € 1.714,20te betalen; vermeerderd met de wettelijke rente, vanaf 18 januari 2020 tot aan de dag der voldoening;
- bepaalt dat bij niet betaling
27 dagen gijzelingkan worden toegepast, met dien verstande dat toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft;
- bepaalt dat bij voldoening van de schadevergoedingsmaatregel de betalingsverplichting aan de benadeelde partij vervalt en omgekeerd.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.B. Scheltema Beduin, voorzitter, mr. J. Bergen en
mr. J.P.E. Mullers, rechters, in tegenwoordigheid van mr. D.A.C.M. Roebroeks, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 22 juni 2023.
De voorzitter, de jongste rechter en de griffier zijn niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.